NJB 2013/1795:Bestuursprocesrecht; beroep tegen niet tijdig beslissen. (i) interpretatie overgangsrecht Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen, (ii) oordeel dat na eerdere dagvaarding van de Staat in een civiele procedure redelijkerwijs niet van belanghebbende kon worden gevergd dat zij het bestuursorgaan in gebreke stelde in de zin van artikel 6:12 Awb, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting (iii) reikwijdte verplichting tot ambtshalve beoordeling door Hof van ontvankelijkheid van beroep bij de Rechtbank (‘taakverdeling’ tussen Rechtbank en Hof?): (a) Hof is gehouden ambtshalve te beoordelen of tegen het uitblijven van een besluit beroep openstaat, en/maar (b) indien in hoger beroep geen geschil bestaat over de feitelijke grondslag van de beslissing van de Rechtbank dat het beroep ontvankelijk is, het Hof zelf geen feiten heeft vastgesteld waarmee die beslissing onverenigbaar zou zijn, en de beslissing van de Rechtbank geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting, heeft het Hof niet de vrijheid om tot een ander oordeel te komen