NJB 2013/203:Onrechtmatige overheidsdaad. Redelijke termijn. Vreemdelingenprocedure. Immateriële schadevergoeding. HR: 1. Rechtszekerheidsbeginsel. Een overschrijding van de redelijke termijn in een vreemdelingenprocedure kan aangemerkt worden als onrechtmatig handelen wegens strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Op die grond is toewijzing van immateriële schadevergoeding mogelijk. 2. Bezwaarfase. Weliswaar dient rekening te worden gehouden met de duur van de behandeling van het bezwaar indien een rechterlijke procedure is gevolgd, maar een overeenkomstige toepassing van art. 6 EVRM gaat niet zo ver dat deze ook het geval omvat waarin alleen wordt geklaagd over de duur van de bezwaarprocedure zonder dat een behandeling door de rechter is gevolgd. 3. Aanvraagfase. De in art. 6 EVRM genoemde ‘behandeling van zijn zaak door een (...) gerecht’ omvat niet tevens de aanvraagfase, ook niet indien een behandeling door de rechter is gevolgd. 4. Stelplicht en bewijslast. In geval van een onaanvaardbaar lange duur van enkel de aanvraagfase of de bezwaarfase, zal de belanghebbende die immateriële schadevergoeding vordert, moeten stellen en zo nodig bewijzen dat hij door de onaanvaardbaar lange duur van de behandeling van zijn aanvraag of bezwaar daadwerkelijk immateriële schade wegens spanning en frustratie heeft geleden