BNB 2018/57
Fiscale eenheid tussen in Nederland gevestigde dochtermaatschappijen van in Israël gevestigde moedermaatschappijen. Geen schending discriminatieverbod verdrag met Israël
HR 15-12-2017, ECLI:NL:HR:2017:3128, m.nt. S.C.W. Douma
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15 december 2017
- Magistraten
Mrs. Overgaauw, Punt, Van Loon, Van Kalmthout, Faase
- Zaaknummer
16/02919
- Conclusie
A-G Wattel
- Noot
S.C.W. Douma
- JCDI
JCDI:ADS928332:1
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Fiscale eenheid
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
Internationaal belastingrecht / Discriminatieverbod
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:3128, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑12‑2017
ECLI:NL:PHR:2016:1240, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 30‑11‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑07‑2016
- Wetingang
Art. 15 Wet VPB 1969; art. 27 lid 4 Overeenkomst Nederland-Israël t.v.v.d.b.
Essentie
Fiscale eenheid tussen in Nederland gevestigde dochtermaatschappijen van in Israël gevestigde moedermaatschappijen. Geen schending discriminatieverbod verdrag met Israël
Samenvatting
Drie naar Israëlisch recht en in Israël gevestigde vennootschappen (hierna: de Israëlische belanghebbenden) houden gezamenlijk, direct en indirect, alle aandelen in een viertal in Nederland gevestigde BV’s (hierna: de Nederlandse belanghebbenden). Geen van de Israëlische belanghebbenden heeft een vaste inrichting of een vaste vertegenwoordiger in Nederland. Belanghebbenden hebben de Inspecteur verzocht om met ingang van 1 januari 2013 de Nederlandse belanghebbenden te voegen in een fiscale eenheid voor zover nodig tezamen met de Israëlische belanghebbenden. De Inspecteur heeft dit ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.