Regeling mechanische middelen in penitentiaire inrichtingen
Artikel 5
Geldend
Geldend vanaf 31-05-2001
- Bronpublicatie:
26-06-2000, Stcrt. 2001, 101 (uitgifte: 29-05-2001, regelingnummer: 5034475/00/DJI)
- Inwerkingtreding
31-05-2001
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-06-2000, Stcrt. 2001, 101 (uitgifte: 29-05-2001, regelingnummer: 5034475/00/DJI)
- Vakgebied(en)
Penitentiair recht / Algemeen
1.
De directeur stelt voor de toepassing van mechanische middelen een protocol vast.
2.
Het protocol omvat in elk geval:
- a.
welke mechanische middelen in de inrichting aanwezig zijn en op welke wijze zij worden toegepast;
- b.
de voorschriften voor de toepassing van de mechanische middelen;
- c.
de aanwijzing van de ambtenaar of medewerker, bedoeld in artikel 6, belast met de verzorging van en het toezicht op de gedetineerde ten aanzien van wie een mechanisch middel is toegepast;
- d.
de wijze van verslaglegging inzake de toestand van de gedetineerde;
- e.
de wijze waarop de besluitvorming tot stand komt en wordt vastgelegd ten aanzien van de aanvang, de continuering en de beëindiging van de toepassing van de mechanische middelen;
- f.
de wijze waarop betrokken ambtenaren of medewerkers periodiek worden getraind in de toepassing van mechanische middelen;
- g.
de wijze van bekendmaking van het protocol.