NJB 2018/508
Bestanddeel ‘dat hij anders dan door misdrijf onder zich heeft’, art. 321 Sr: dit moet aldus worden uitgelegd dat niet enig door de verdachte begaan misdrijf ertoe heeft geleid dat hij het desbetreffende goed onder zich heeft gekregen. Het hof kon in casu oordelen dat daarvan sprake is. A-G: anders
HR 20-02-2018, ECLI:NL:HR:2018:246
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20 februari 2018
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, V. van den Brink, M.J. Borgers, J.C.A.M. Claassens, M.T. Boerlage
- Zaaknummer
16/04717
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:246, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑02‑2018
ECLI:NL:PHR:2017:1543, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑12‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑02‑2017
- Wetingang
(art. 321 Sr)
Essentie
Bestanddeel ‘dat hij anders dan door misdrijf onder zich heeft’, art. 321 Sr: dit moet aldus worden uitgelegd dat niet enig door de verdachte begaan misdrijf ertoe heeft geleid dat hij het desbetreffende goed onder zich heeft gekregen. Het hof kon in casu oordelen dat daarvan sprake is. A-G: anders
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is o.a. veroordeeld omdat hij – kort gezegd – (feit 2) ‘telkens opzettelijk geldbedragen toebehorende aan voetbalclub [C], welke geldbedragen hij, verdachte, als penningmeester van voornoemde sportvereniging anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.’
Door de raadsman is – blijkens ’s hofs arrest – ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.