HR 14 juli 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA6508.
Rb. Oost-Brabant, 04-08-2021, nr. 20/3053
ECLI:NL:RBOBR:2021:7213
- Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
- Datum
04-08-2021
- Zaaknummer
20/3053
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOBR:2021:7213, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 04‑08‑2021; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Mondelinge uitspraak)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2022:3967, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 04‑08‑2021
Inhoudsindicatie
Naheffingsaanslag parkeerbelasting. Locatieomschrijving voldoende duidelijk. Betaald parkeren voldoende kenbaar. Geen verplichting om bij de uitspraak op bezwaar foto’s op te nemen. Beroep ongegrond.
Partij(en)
RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 20/3053
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van
4 augustus 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven, de heffingsambtenaar
(gemachtigde: mr. L.J. Boone).
Procesverloop
De heffingsambtenaar heeft aan [naam] B.V. op 13 september 2020, een naheffingsaanslag parkeerbelasting (met aanslagnummer [nummer] ) opgelegd ter hoogte van € 66,30, bestaande uit € 1,80 parkeerbelasting en € 64,50 kosten naheffing.
Bij uitspraak op bezwaar van 21 oktober 2020 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar de aanslag gehandhaafd.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft na het verweerschrift een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2021. Eiser is naar de zitting gekomen. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Overwegingen
Feiten
Op 13 september 2020 omstreeks 16:03 uur stond het voertuig van eiser met het kentekennummer [nummer] geparkeerd op een parkeerplaats in Eindhoven. De aanslag vermeldt ter zake de precieze locatie: “Alberdingk Thijmlaan”. De parkeerplaats waar de auto van eiser geparkeerd stond, is op grond van de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2020 van de gemeente Eindhoven gelezen in samenhang met het Aanwijsbesluit en uitwerkingsbesluit parkeren november 2019 van de gemeente Eindhoven, aangewezen als plaats waar parkeerbelasting wordt geheven. Een parkeercontroleur van de gemeente Eindhoven heeft op 13 september 2020 omstreeks 16:03 uur geconstateerd dat de verschuldigde parkeerbelasting niet was voldaan. Hij heeft daarop de naheffingsaanslag opgelegd.
Geschil en beoordeling
1. Tussen partijen is niet in geschil dat de plaats waar eiser feitelijk heeft geparkeerd is aangewezen als plaats waar parkeerbelasting wordt geheven. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
2. De naheffingsaanslag is opgelegd aan [naam] B.V., maar eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt. In de rechtspraak van de Hoge Raad is aanvaard dat ook de feitelijk parkeerder gerechtigd is om tegen de naheffingsaanslag bezwaar te maken.1.Niet in geschil is dat eiser de parkeerder is van het voertuig. Hij was daarom gerechtigd om bezwaar te maken tegen de naheffingsaanslag en beroep in te stellen tegen de bestreden uitspraak.
3. Eiser stelt dat de naheffingsaanslag niet terecht is opgelegd, omdat de parkeerlocatie in de naheffingsaanslag ten onrecht is omschreven als Alberdingk Thijmlaan. Dit had de Doctor Schaepmanlaan moeten zijn.
3.1.
De heffingsambtenaar zegt dat de auto van eiser feitelijk stond geparkeerd op een parkeerplaats tussen de Doctor Schaepmanlaan en het Parktheater (aan de noordkant) en de Alberdingk Thijmlaan, zoals blijkt uit de foto’s in het dossier. De parkeerplaats heeft geen eigen adres. De apparatuur van de parkeercontroleur waarmee de naheffingsaanslag is opgelegd kiest op basis van de GPS-coördinaten van de auto een straat, in dit geval de Alberdingk Thijmlaan. Ook een restaurant en ‘De Kiosk’ aan het parkeerterrein en de ter plaatse aanwezige parkeerautomaten hanteren als adres Alberdingk Thijmlaan. Deze straat is dus terecht als parkeerlocatie genoemd. Eiser had geen parkeerbelasting voldaan wat wel had gemoeten. De naheffingsaanslag is daarom volgens de heffingsambtenaar terecht opgelegd.
3.2.
De rechtbank heeft in haar uitspraak van 13 juni 2019 (SHE 18/2305)2.ten aanzien van exact dezelfde locatie overwogen dat uit de onderbouwing door de heffingsambtenaar volgt dat de naheffingsaanslag geen onjuiste locatie vermeldt. In wat eiser hiertegen in deze procedure heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Eiser heeft op de zitting ook gezegd dat hij weet waar hij feitelijk stond geparkeerd. Daarom is het hem volgens de rechtbank ook voldoende duidelijk tegen welk verwijt hij zich moest verweren. De beroepsgrond slaagt niet.
4. Eiser heeft op de zitting aangevoerd dat het hem niet bekend was dat ter plaatse op een zondag, waarop 13 september 2020 viel, de verplichting gold om parkeerbelasting te voldoen. De rechtbank begrijpt dat eiser hiermee stelt dat het voor hem niet voldoende kenbaar was dat ter plaatse betaald parkeren gold. De rechtbank heeft op de zitting de streetview-functie in Google Maps geraadpleegd waaruit blijkt dat een van de op het terrein aanwezige parkeerautomaten op steenworp afstand van de plaats staat waar eiser stond geparkeerd. Uit de informatie in het dossier blijkt dat op die parkeerautomaat staat aangegeven dat ter plaatse (ook) op zondagen betaald parkeren geldt van 07:00 uur tot 21:00 uur. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het voor eiser voldoende kenbaar was dat ter plaatse betaald parkeren gold. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Anders dan eiser stelt, bestaat er voor de heffingsambtenaar geen wettelijke verplichting om bij de bestreden uitspraak ook foto’s te voegen waaruit de parkeerovertreding blijkt. Eiser heeft in zijn bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag slechts zonder enige onderbouwing gesteld dat hij niet heeft geparkeerd op de door de heffingsambtenaar genoemde locatie. Eiser heeft daarbij niet verzocht om toezending van de foto’s. Omdat eiser evenmin heeft verzocht om een hoorzitting in bezwaar, was de heffingsambtenaar niet verplicht de op de zaak betrekking hebbende stukken tijdens de bezwaarfase ter inzage te leggen. Tot slot heeft de heffingsambtenaar de foto’s in de beroepsprocedure wel beschikbaar gesteld en heeft eiser daarop kunnen reageren. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
6. Eiser wordt ook niet gevolgd in zijn betoog dat de heffingsambtenaar ten onrechte op betaling van de naheffingsaanslag heeft gewezen. In artikel 6:16 van de Algemene wet bestuursrecht staat dat het maken van bezwaar of het instellen van beroep een besluit niet schorst, tenzij in de wet anders is bepaald. Zo’n “tenzij-bepaling” is er in deze zaak niet, wat betekent dat eiser de naheffingsaanslag gewoon moet voldoen en dat de heffingsambtenaar daar terecht op heeft gewezen.
7. Gelet op het voorgaande is de rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag parkeerbelasting van 13 september 2020 bij de bestreden uitspraak terecht heeft gehandhaafd en moet het beroep ongegrond worden verklaard.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard.
De rechter deelt mede dat van deze uitspraak een proces-verbaal wordt opgemaakt dat binnen twee weken aan partijen zal worden toegestuurd.
De rechter wijst erop dat partijen het recht hebben om tegen deze uitspraak hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Het hoger beroep moet zijn ingesteld binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van Z. Selkan, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 4 augustus 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 04‑08‑2021