Hof 's-Hertogenbosch, 16-11-2022, nr. 21/01120
ECLI:NL:GHSHE:2022:3967
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
16-11-2022
- Zaaknummer
21/01120
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2022:3967, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 16‑11‑2022; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2021:7213, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
Belastingblad 2023/257 met annotatie van Redactie
Uitspraak 16‑11‑2022
Inhoudsindicatie
Naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen. In geschil is of de naheffingsaanslag moet worden vernietigd omdat de parkeerlocatie niet correct op de aanslag zou zijn omschreven. Het hof is van oordeel dat de gekozen parkeerlocatie op de naheffingsaanslag de meest logische en geen onjuiste locatie was om bij aan te sluiten op de naheffingsaanslag, maar ook wanneer die locatie niet correct zou zijn, moet de naheffingsaanslag in stand blijven. Het hoger beroep is ongegrond.
Partij(en)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer
Nummer: 21/01120
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant (hierna: de rechtbank) van 4 augustus 2021, nummer SHE 20/3053, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven,
hierna: de heffingsambtenaar.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.
De heffingsambtenaar heeft een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen (hierna: de naheffingsaanslag) opgelegd.
1.2.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Belanghebbende heeft in reactie op het verweerschrift een conclusie van repliek ingediend.
1.6.
De zitting heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar 1] en [heffingsambtenaar 2] .
1.7.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2. Feiten
2.1.
Aan [A BV] is op 13 september 2020 omstreeks 16:03 uur een naheffingsaanslag parkeerbelastingen (hierna: de naheffingsaanslag) opgelegd wegens het parkeren met een auto met kenteken [kenteken] (hierna: de auto), zonder dat de verschuldigde parkeerbelasting was voldaan. De auto stond geparkeerd op het tussen het Parktheater Eindhoven en het Stadspaviljoen Eindhoven gelegen parkeerterrein (hierna: de parkeerplaats). Voor dat parkeren is geen parkeerbelasting voldaan. Belanghebbende was de feitelijke parkeerder.
2.2.
In de parkeerverordening en het daarbij horende aanwijzingsbesluit van de gemeente Eindhoven is de parkeerplaats aangewezen als een plaats waar alleen tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd. In het door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven bekendgemaakte Aanwijsbesluit en uitwerkingsbesluit parkeren oktober 2019, dat van kracht was ten tijde van het parkeren, is de parkeerplaats als volgt aangeduid:
“Lid 18. 217 Terrein Parktheater
a. Betaald parkeren is ingevoerd op het terrein:
Straat Details Tariefcode Betaaltijden
Terrein Parktheater Tussen Dr.Schaepmanlaan en (…) (…)
Le sage ten broeklaan
b. Voor een bedrijfsvergunning op het onder a. genoemde parkeerterrein komen in aanmerking
de bedrijven gevestigd op:
Straat Details
AlberdingkThijmlaan huisnummer 1
Elzentlaan huisnummer 50
Le sage ten Broeklaan huisnummer 1 en huisnummer 11
Theaterpad huisnummer 1 en 3”
2.3.
De naheffingsaanslag vermeldt als locatie “Alberdingk Thijmlaan te Eindhoven”.
3. Geschil en conclusies van partijen
3.1.
In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
3.2.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en van de naheffingsaanslag. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
4. Gronden
Ten aanzien van het geschil
4.1.
Het geschil spitst zich in hoger beroep toe op de vraag of de naheffingsaanslag moet worden vernietigd vanwege de locatie (de Alberdingk Thijmlaan) die op de naheffingsaanslag vermeld staat. Niet in geschil is dat het belanghebbende duidelijk was dat de naheffingsaanslag betrekking had op het parkeren van de auto op de parkeerplaats op de hiervoor vermelde datum en tijd en dat de verschuldigdheid van parkeerbelasting voor dat parkeren ook ter plaatse voldoende duidelijk vermeld stond.
4.2.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag moet worden vernietigd omdat de parkeerlocatie op die naheffingsaanslag niet correct is omschreven. In plaats van de Alberdingk Thijmlaan had de parkeerlocatie (gelet op een plattegrond van Google Maps uit 2021 en gelet op de GPS-coördinaten op het mini proces-verbaal die belanghebbende op privé-elektronica heeft ingevuld) de Doctor Schaepmanlaan moeten zijn, aldus belanghebbende.
4.3.
De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag in stand moet blijven omdat de Alberdingk Thijmlaan terecht als parkeerlocatie is genoemd. Wanneer het hof van oordeel is dat de parkeerlocatie op de naheffingsaanslag niet juist is, dan stelt de heffingsambtenaar zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag evengoed terecht is opgelegd.
4.4.
Het hof oordeelt als volgt. De Alberdingk Thijmlaan was de meest logische en geen onjuiste locatie om bij aan te sluiten op de naheffingsaanslag. Het hof vindt daarvoor met name steun in de omstandigheid dat de heffingsambtenaar onweersproken heeft gesteld dat de parkeerplaats in de Basisregistratie adressen en gebouwen geen eigen adres heeft en dat voor de beide gebouwen waarvan de entree is gelegen aan de parkeerplaats (Stadspaviljoen Eindhoven en een kiosk) als adres de Alberdingk Thijmlaan wordt gehanteerd. Bovendien is de Alberdingk Thijmlaan één van de vier straten waar de parkeerplaats tussenin ligt. Dat uit de GPS-coördinaten die in het mini-procesverbaal staan vermeld als locatie de Doctor Schaepmanlaan zou volgen doet aan dit oordeel niet af. Het zou weliswaar zo kunnen zijn dat sommige delen van de parkeerplaats via het invullen van de GPS-coördinaten in een navigatiesysteem een andere adresaanduiding opleveren of zelfs op een andere straatnaam dan de Alberdingk Thijmlaan zouden uitkomen, maar dat maakt de door de heffingsambtenaar gekozen parkeerlocatie – gelet op de hierboven genoemde punten – niet minder logisch of onjuist. Wanneer de redenering van belanghebbende gevolgd zou worden, zou de parkeerplaats op basis van de GPS-coördinaten opgedeeld moeten worden in verschillende delen met ieder een eigen locatie; dit zou de duidelijkheid van de parkeerlocatie op de naheffingsaanslag eerder ten slechte dan ten goede komen. Dat de plattegrond van Google Maps in 2021 de straat waaraan Stadspaviljoen Eindhoven is gelegen (en daarmee de dichtstbijzijnde straat waar de auto geparkeerd stond) zou hebben aangeduid als Doctor Schaepmanlaan doet ook niet aan het oordeel van het hof af. De heffingsambtenaar heeft ter zitting geloofwaardig verklaard dat er de afgelopen jaren geen adreswijziging heeft plaatsgevonden ten aanzien van deze straat. Diverse plattegronden (waaronder een recente plattegrond van Google Maps) geven als adres van die straat de Alberdingk Thijmlaan. Het hof ziet in de door belanghebbende overgelegde plattegrond dus geen reden om anders te oordelen, nog daargelaten dat Google een commerciële derde partij is die niet verantwoordelijk is voor de daadwerkelijke vastlegging van straatnamen.
4.5.
Wanneer het hof overigens tot het oordeel zou komen dat de parkeerlocatie op de naheffingsaanslag niet correct zou zijn, dan moet de naheffingsaanslag ook in dat geval in stand blijven. Het was belanghebbende namelijk voldoende duidelijk op welk parkeren de naheffingsaanslag betrekking had. Op deze betreffende locatie was op grond van de parkeerverordening en het aanwijzingsbesluit parkeerbelasting verschuldigd en het was ter plaatse voldoende duidelijk dat die parkeerbelasting verschuldigd was.
4.6.
Gelet op het bovenstaande is het hof van oordeel dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
Tussenconclusie
4.7.
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is.
Ten aanzien van het griffierecht
4.8.
Het hof ziet geen aanleiding om het griffierecht te laten vergoeden.
Ten aanzien van de proceskosten
4.9.
Het hof oordeelt dat er geen redenen zijn voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 Awb.
5. Beslissing
Het hof:
- -
verklaart het hoger beroep ongegrond;
- -
bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door W.A.P. van Roij, raadsheer, in tegenwoordigheid van N.A. de Grave, als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 november 2022 en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
De griffier, De raadsheer,
N.A. de Grave W.A.P. van Roij
Het aanwenden van een rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
(Alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
de dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
e gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de andere partij te veroordelen in de proceskosten.