NJB 2018/415
Het ‘onttrekken’ als bedoeld in art. 279 Sr van een minderjarige aan het opzicht van een in art. 1:254 lid 1 (oud) BW genoemde stichting: niet juist is dat een verdachte zich daaraan slechts schuldig kan maken indien die stichting een schriftelijke aanwijzing heeft gegeven als bedoeld in art. 1:258 lid 1 (oud) BW waaraan de verdachte zich niet heeft gehouden. Aantekening verdient dat hetzelfde geldt met betrekking tot de aanwijzing als bedoeld in het huidige art. 1:263 lid 1 BW
HR 06-02-2018, ECLI:NL:HR:2018:157
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
6 februari 2018
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, V. van den Brink, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
16/03610
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:157, Uitspraak, Hoge Raad, 06‑02‑2018
ECLI:NL:PHR:2017:1507, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 05‑12‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 21‑01‑2017
- Wetingang
(art. 279 Sr)
Essentie
Het ‘onttrekken’ als bedoeld in art. 279 Sr van een minderjarige aan het opzicht van een in art. 1:254 lid 1 (oud) BW genoemde stichting: niet juist is dat een verdachte zich daaraan slechts schuldig kan maken indien die stichting een schriftelijke aanwijzing heeft gegeven als bedoeld in art. 1:258 lid 1 (oud) BW waaraan de verdachte zich niet heeft gehouden. Aantekening verdient dat hetzelfde geldt met betrekking tot de aanwijzing als bedoeld in het huidige art. 1:263 lid 1 BW
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is veroordeeld omdat zij – kort gezegd – ‘in Spanje, opzettelijk minderjarigen, te weten [betrokkene 1] ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.