NJ 2016/7
Beklag verschoningsgerechtigde. Overgangsrecht na inwerkingtreding van de wet tot wijziging van de art. 98, 552a en 552d Sv op 1 maart 2015.
HR 15-09-2015, ECLI:NL:HR:2015:2636, m.nt. F. Vellinga-Schootstra
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15 september 2015
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin Lohman, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
14/05189
- Conclusie
A-G mr. G. Knigge
- Noot
F. Vellinga-Schootstra
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS110678:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:2636, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑09‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:1213, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑05‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑02‑2015
- Wetingang
Essentie
1. Bij de wet van 19 november 2014 (Stb. 2014, 445), zijn de art. 98, 552a en 552d Sv gewijzigd. Deze bepalingen zijn op 1 maart 2015 in werking getreden. De wet bevat geen bepalingen inzake het overgangsrecht. Wat het beroep in cassatie betreft moet worden aangenomen dat art. 552d lid 3 Sv zich leent voor toepassing op ten tijde van de inwerkingtreding van deze bepaling bij de HR aanhangige strafzaken waarin een verschoningsgerechtigde zich beklaagt over inbeslagneming. In aanmerking genomen dat uit art. 447 lid 4 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.