Einde inhoudsopgave
Regeling houders van dieren
Artikel 3b.3 Aangewezen ziekten verbod toepassen niet-levende entstof of serum
Geldend
Geldend vanaf 21-04-2021
- Bronpublicatie:
12-04-2021, Stcrt. 2021, 17794 (uitgifte: 16-04-2021, regelingnummer: WJZ/ 21072840)
- Inwerkingtreding
21-04-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-04-2021, Stcrt. 2021, 17794 (uitgifte: 16-04-2021, regelingnummer: WJZ/ 21072840)
- Vakgebied(en)
Dierenrecht / Algemeen
1.
Als ziekten als bedoeld in artikel 1.61, derde lid, van het besluit worden aangewezen:
- a.
de ziekte van Aujeszky;
- b.
brucella melitensis, b. abortus en b. suis;
- c.
mycobacterium tuberculosis complex;
- d.
enzoötische boviene leukose;
- e.
mond-en-klauwzeer;
- f.
infectie met het runderpestvirus;
- g.
infectie met het riftdalkoortsvirus (riftvalleykoortsvirus);
- h.
infectie met het nodulaire-dermatosevirus;
- i.
infectie met Mycoplasma mycoides subsp. mycoides SC (besmettelijke runderperipneumonie);
- j.
schapenpokken en geitenpokken;
- k.
infectie met het virus van de pest bij kleine herkauwers („peste des petits ruminants");
- l.
besmettelijke pleuropneumonie bij geiten;
- m.
Afrikaanse paardenpest;
- n.
infectie met Burkholderia mallei (kwade droes);
- o.
klassieke varkenspest;
- p.
Afrikaanse varkenspest;
- q.
hoogpathogene aviaire influenza;
- r.
epizoötische hematopoëtische necrose;
- s.
virale hemorragische septikemie;
- t.
infectieuze hematopoëtische necrose;
- u.
een infectie met zalmanemievirus met HPR-deletie;
- v.
koiherpesvirusziekte;
- w.
een infectie met mikrocytis mackini;
- x.
een infectie met perkinsus marinus;
- y.
een infectie met bonamia exitiosa;
- z.
een infectie met bonamia ostreae;
- aa.
een infectie met marteilia refringens;
- bb.
een infectie met het taurasyndroomvirus;
- cc.
een infectie met het yellowheadvirus;
- dd.
een infectie met het wittevlekkensyndroomvirus.
2.
Het verbod, bedoeld in artikel 1.61, derde lid, van het besluit, is niet van toepassing op de toepassing van niet-levende entstoffen of sera tegen één van de ziekten, genoemd in het eerste lid, onderdelen r tot en met dd, bij aquacultuurdieren in het kader van wetenschappelijk onderzoek ten behoeve van de ontwikkeling en het testen van vaccins tegen de ziekten, bedoeld in die onderdelen, indien:
- a.
de ontwikkeling en het testen plaatsvinden onder gecontroleerde omstandigheden; en
- b.
adequate maatregelen zijn en worden genomen ter bescherming van andere aquacultuurdieren tegen de schadelijke gevolgen van de in het kader van het onderzoek gebruikte niet-levende entstoffen of sera.