Hof Amsterdam, 14-12-2012, nr. 23-003047-11
ECLI:NL:GHAMS:2012:BY6521
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
14-12-2012
- Zaaknummer
23-003047-11
- LJN
BY6521
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2012:BY6521, Uitspraak, Hof Amsterdam, 14‑12‑2012; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:3538, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 14‑12‑2012
Inhoudsindicatie
De verdachte heeft tegen de uitdrukkelijke wens van de alleen met het gezag belaste moeder zijn kinderen in een kliniek laten besnijdenis. Het hof kwalificeert zijn handelen als mishandeling. Het hof volstaat met schuldigverklaring zonder oplegging van straf, omdat het feit is gepleegd in 2005 en de verdachte voor de tevens ten laste gelegde onttrekking aan het ouderlijk gezag reeds onherroepelijk was veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 weken. Daarbij speelt mee dat de omgang met zijn twee zonen is hersteld. De schadevergoedingsvorderingen van de kinderen worden deels toegewezen.
Partij(en)
parketnummer: 23-003047-11
datum uitspraak: 14 december 2012
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 mei 2008 in de strafzaak onder parketnummer 13-410616-06 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]1972,
adres: [adres].
Procesgang
De rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis van 6 mei 2008 de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde, voor alle varianten, vrijgesproken en hem voor het onder 2 ten laste gelegde veroordeelde tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 weken met een proeftijd van 2 jaren en niet-ontvankelijk verklaring van de vorderingen van de benadeelde partijen.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het Openbaar Ministerie hoger beroep ingesteld.
De verdachte is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 14 oktober 2009 van het onder 1 ten laste gelegde, voor alle varianten, vrijgesproken en is voor het onder 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 weken met een proeftijd van 2 jaren met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [naam moeder], met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en niet-ontvankelijk verklaring van de vorderingen van de benadeelde partijen [naam benadeelde partij 1] en [naam benadeelde partij 2].
Het Openbaar Ministerie heeft cassatie ingesteld tegen het arrest, voor zover de verdachte daarin van het onder 1 ten laste gelegde is vrijgesproken.
De Hoge Raad heeft bij arrest van 5 juli 2011 het arrest van het hof wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 ten laste gelegde, waaronder begrepen de beslissingen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen [naam benadeelde partij 1] en [naam benadeelde partij 2] vernietigd en de zaak teruggewezen naar het hof Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 november 2012, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de verdediging naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
- 1.
primair:
hij op of omstreeks 30 juli 2005 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan zijn, verdachte's kinderen genaamd [naam benadeelde partij 2] (geboren op [geboortedatum] 2001 en/of aan [naam benadeelde partij 1] (geboren op [geboortedatum]1999) opzettelijk en met voorbedachte rade zwaar lichamelijk letsel (te weten het verwijderen van de voorhuid van de penis (besnijdenis)), heeft toegebracht, door voornoemde [naam benadeelde partij 2] en/of [naam benadeelde partij 1] met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg naar een besnijdeniskliniek te brengen waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s) de voorhuid van de penis van die [naam benadeelde partij 2] en/of die [naam benadeelde partij 1] (op rituele en/of chirurgische wijze) heeft/hebben verwijderd en/of doen laten verwijderen, althans hij, de verdachte, een arts van [naam kliniek] [adres kliniek] heeft verzocht besnijdenissen uit te voeren door het verwijderen van de voorhuid van de penis van die [[naam benadeelde partij 2] en/of die [naam benadeelde partij 1];
- 1.
subsidiair:
[naam arts] (werkzaam als arts) bij de [naam kliniek] [adres kliniek] op of omstreeks 30 juli 2005 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan [naam benadeelde partij 2] (geboren op [geboortedatum] 2001) en/of aan [naam benadeelde partij 1] (geboren op [geboortedatum] 1999) opzettelijk en met voorbedachte rade zwaar lichamelijk letsel (te weten het verwijderen van de voorhuid van de penis (besnijdenis)), heeft toegebracht, door met dat opzet en na kalm beraad (in voornoemde besnijdeniskliniek) de voorhuid van de penis van voornoemde [naam benadeelde partij 2] en/of [naam benadeelde partij 1] (op rituele en/of chirurgische wijze) te verwijderen welk bovenomschreven strafbaar feit hij, verdachte (zijnde de vader van die [naam benadeelde partij 2] en/of die [naam benadeelde partij 1] ) in of omstreeks de periode van 1 juli 2005 tot en met 30 juli 2005, althans op of omstreeks 30 juli 2005 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk heeft doen plegen door toen en daar
- -
met die [naam arts] en/of diens mededader(s) een afspraak te maken voor het plegen van voornoemde feit (besnijdenis) en/of omtrent de kosten daarvan en/of
- -
(in strijd met de waarheid) aan die [naam arts] en/of diens mededader(s) mede te delen ,althans bij die [naam arts] en/of diens mededader(s) te indruk te wekken hij het wettelijk gezag over zijn kinderen uitoefende en/of dat beide ouders toestemming hadden verleend en/of hadden goedgevonden dat voornoemd strafbaar feit (besnijdenis) zou mogen plaatsvinden;
- 1.
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 30 juli 2005 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade zijn, verdachte's kinderen genaamd [naam benadeelde partij 2] (geboren op [geboortedatum] 2001) en/of aan [naam benadeelde partij 1] (geboren op [geboortedatum] 1999) heeft mishandeld door opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, die [naam benadeelde partij 2] en/of die [naam benadeelde partij 1] naar een besnijdeniskliniek te brengen waarna hij verdachte en/of zijn mededader(s) de voorhuid van de penis van die [naam benadeelde partij 2] en/of die [naam benadeelde partij 1] (op rituele en/of chirurgische wijze) heeft (doen) laten verwijderen, althans hij, de verdachte, een arts van de [naam kliniek] te Amsterdam heeft verzocht besnijdenissen uit te voeren door het verwijderen van de voorhuid van de penis van die [naam benadeelde partij 2] en/of die [naam benadeelde partij 1], tengevolge waarvan voornoemde [naam benadeelde partij 2] en/of [naam benadeelde partij 1] letsel heeft/ hebben bekomen en/of pijn heeft/ hebben ondervonden;
- 1.
meest subsidiair:
[naam arts] (werkzaam (als arts) bij de [naam kliniek] te Amsterdam) op of omstreeks 30 juli 2005 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [naam benadeelde partij 2] (geboren op [geboortedatum] 2001) en/of aan [naam benadeelde partij 1] (geboren op [geboortedatum] 1999) heeft mishandeld door opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, (in voornoemde besnijdeniskliniek) (op rituele en/of chirurgische wijze) de voorhuid van de penis van die [naam benadeelde partij 2] en/of die [naam benadeelde partij 1] te verwijderen (besnijdenis), tengevolge waarvan voornoemde [naam benadeelde partij 2] en/of [naam benadeelde partij 1] letsel heeft/ hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden, welk bovenomschreven strafbaar feit hij, verdachte (zijnde de vader van die [benadeelde partij 2] en/of die [benadeelde partij 1]) in of omstreeks de periode van 1 juli 2005 tot en met 30 juli 2005, althans op of omstreeks 30 juli 2005 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk heeft doen plegen door toen en daar
- -
met die [naam arts] en/of diens mededader(s) een afspraak te maken voor het plegen van voornoemde feit (besnijdenis) en/of omtrent de kosten daarvan en/of
- -
(in strijd met de waarheid) aan die [naam arts] en/of diens mededader(s) mede te delen, althans bij die [naam arts] en/of diens mededader(s) te
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep - voorzover na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden aan het oordeel van het hof onderworpen - kan niet in stand blijven omdat het hof tot andere beslissingen komt.
Bewijsoverweging
Door de verdediging is verweer gevoerd zoals weergegeven in de pleitnotities welke als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.
De advocaat-generaal heeft reeds bij de aanvang van de behandeling medegedeeld dat vrijspraak zal worden gevorderd van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. Aangezien het hof evenals de verdediging zich hierin kan vinden, zal het hof zich in het vervolg richten op het onder 1 meer subsidiair en meest subsidiair ten laste gelegde; de verdediging heeft de pleitnotities ook in die zin beperkt.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep blijkt het volgende.
De verdachte en [naam moeder], de moeder van [naam benadeelde partij 2] en [naam benadeelde partij 1], hebben een relatie gehad die in 2003 is verbroken. Het samenwonen is toen beëindigd en de beide kinderen zijn bij de moeder blijven wonen, waarbij de moeder de (dagelijkse) verzorging en opvoeding op zich nam. Het contact van de kinderen met de vader is wel gehandhaafd. De verdachte en [naam moeder] zijn niet getrouwd geweest en evenmin is sprake geweest van een geregistreerd partnerschap. Wel heeft de verdachte zijn zoons bij de geboorte erkend en dragen zij zijn achternaam. Aangezien er nooit een wijziging van het gezag heeft plaatsgevonden berust het ouderlijk gezag over de kinderen uitsluitend bij de moeder, [naam moeder].
In oktober 2004 had de verdachte bij een kliniek een afspraak gemaakt om hun zoons te laten besnijden. [naam moeder] heeft in haar aangifte (dossier pagina 5 e.v.) verklaard dat zij daar toen op tegen was omdat zij daarmee wilde wachten tot de kinderen tenminste twaalf jaar zouden zijn en daarover ook zelf een mening konden hebben. Zij heeft bij brief de betrokken kliniek verboden de besnijdenis uit te voeren. Nadien is er een gesprek gevolgd op het Marokkaanse consulaat waarbij volgens [naam moeder] onder meer dit standpunt van [naam moeder] uitdrukkelijk aan de orde is geweest. De verdachte heeft –ook ter terechtzitting in hoger beroep- bevestigd dat hij vanaf het gesprek op het consulaat wist dat [naam moeder], de moeder van de kinderen, er zo over dacht en niet instemde met besnijdenis op jonge leeftijd. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat de opvoeding van hun zoons zijns insziens –los van de juridische vraag naar het wettig gezag- een taak is die door beide ouders dient te worden gedragen en dat ouders gelijk aan elkaar zijn.
Op 30 juli 2005 waren de kinderen [naam benadeelde partij 2] en [naam benadeelde partij 1] destijds resp. 3 en 6 jaar oud - voor een periode van meer dan een week bij de verdachte. De verdachte heeft hen toen naar een besnijdeniskliniek gebracht, alwaar hij enkele dagen tevoren een afspraak had gemaakt. Hij heeft zich aldaar gedragen als een vader die bevoegd was toestemming te geven voor deze ingreep, althans geen gewag gemaakt van het standpunt van de moeder, en heeft door een arts, onder plaatselijke verdoving de voorhuid van hun penis laten verwijderen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij -ook uit eigen ervaring- wist dat een besnijdenis ook als deze medisch correct is verricht (en er zijn geen aanwijzingen dat dit niet het geval is geweest) pijn doet en letsel in de vorm van een wond veroorzaakt.
Gelet op bovenstaande heeft de verdachte zijn zoons opzettelijk en met voorbedachten rade pijn en letsel toegebracht. Dit is mishandeling in de zin van de wet, tenzij het wederrechtelijke aan zijn handelen heeft ontbroken wegens het bestaan van een rechtvaardigingsgrond.
Daartoe heeft de verdediging –kort samengevat- aangevoerd dat de verdachte, zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep ook heeft verklaard, gehandeld heeft uit culturele en religieuze overwegingen en dat de verdachte van mening was dat dit op jonge leeftijd, uiterlijk in het zesde jaar, hoort te gebeuren. De verdediging heeft uiteengezet dat besnijdenis een "van oudsher aanvaard karakter" zou hebben en dat de verdachte er derhalve –zeker in 2005- van uit mocht gaan dat het toebrengen van pijn en letsel door een besnijdenis geen mishandeling zou opleveren, temeer daar een besnijdenis ook als behandeling (uit hygiënisch oogpunt) kon worden gezien.
Het hof acht een antwoord op de vraag of de verdachte een besnijdenis in 2005 ook mocht beschouwen als een niet nadelige behandeling die daarom niet als mishandeling kan worden beschouwd, in de onderhavige zaak niet van belang omdat de verdachte gelet op het bovenstaande de besnijdenis bewust heeft laten uitvoeren zonder toestemming van de moeder van zijn zoons, terwijl hij wist dat de moeder- de andere ouder- daarvoor (op dat moment) geen toestemming zou geven en hij tegelijkertijd de innerlijke overtuiging had – ook in 2005- dat ouders samen verantwoordelijk zijn voor hun kinderen. Van feitelijke dwaling zoals de verdediging heeft gesteld, is naar het oordeel van het hof dan ook geen sprake. Het voorgaande leidt tot de conclusie dan dat de verdachte opzettelijk wederrechtelijk heeft gehandeld en dat geen rechtvaardigingsgrond bestaat.
Dat zoals de verdediging heeft gesteld, mogelijk sprake is geweest van rechtsdwaling omdat de verdachte stelt dat hij niet wist dat de moeder het ouderlijk gezag uitoefende en reeds om die reden als enige bevoegd was toestemming te geven tot de medische ingreep/ besnijdenis, doet daar niet aan af, reeds omdat de verdachte bewust de toestemming van de moeder niet heeft gevraagd en haar voor een fait accompli heeft gesteld. Daarnevens geldt dat de verdachte die vanaf zijn 21ste in Nederland woonde, zich net als ieder ander op de hoogte diende te stellen van de geldende regelgeving nog daargelaten dat het hof het niet aannemelijk acht dat de kwestie van het juridisch gezag in het gesprek op het consulaat niet aan de orde zou zijn geweest gelet op de aanleiding voor dat gesprek.
Nu een andere rechtvaardigingsgrond niet is gesteld noch aannemelijk geworden komt het hof tot de conclusie dat hetgeen de verdachte onder 1 meer subsidiair is ten laste gelegd, wettig en overtuigend kan worden bewezen en dat de verdachte strafbaar is.
De verweren van de verdediging worden –behoudens hetgeen hierna wordt opgemerkt- verworpen.
Het hof is met de verdediging en de advocaat-generaal van oordeel dat ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde niet kan worden bewezen verklaard dat de verdachte tezamen en in vereniging met een ander, te weten de arts, heeft gehandeld. Daarvoor bieden de stukken onvoldoende aanknopingspunten.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
- 1.
meer subsidiair:
hij op 30 juli 2005 te Amsterdam opzettelijk en met voorbedachten rade zijn kinderen genaamd [benadeelde partij 2], geboren op [geboortedatum] 2001, en [naam benadeelde partij 1], geboren op [geboortedatum] 1999, heeft mishandeld door opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, die [naam benadeelde partij 2] en die [naam benadeelde partij 1] naar een besnijdenis¬kliniek te brengen waarna hij de voorhuid van de penis van die [naam benadeelde partij 2] en die [naam benadeelde partij 1] heeft laten verwijderen, tengevolge waarvan voornoemde [naam benadeelde partij 2] en [naam benadeelde partij 1] letsel en pijn hebben ondervonden.
Hetgeen meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het meer subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het meer subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, waarvan 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [naam benadeelde partij 2] en [naam benadeelde partij 1].
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan –kort gezegd- mishandeling van zijn twee zoontjes door hen opzettelijk naar een besnijdeniskliniek te brengen en hen aldaar laten besnijden zonder de toestemming van de moeder, waarvan hij wist dat zij die niet zou geven. Verdachte heeft zijn nadrukkelijke wens om de kinderen op jonge leeftijd te laten besnijden voorop gesteld en heeft de bezwaren van de moeder genegeerd. De kinderen hebben door het handelen van de verdachte pijn en letsel ondervonden. Hij heeft daardoor inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Bovendien heeft hij de besnijdenis die in het algemeen binnen de islamitische cultuur een feestelijk karakter draagt en binnen de kring van de familie wordt gevierd, voor de kinderen door zijn handelen tot een nare ervaring gemaakt. Ook dat aspect rekent het hof de verdachte aan.
Het arrest van het hof van 14 oktober 2009 is met betrekking tot het onder 2 bewezen verklaarde -kort weergegeven: het onttrekken van de kinderen aan het ouderlijk gezag van de moeder- onherroepelijk geworden. Voor dat feit is de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 weken met een proeftijd van 2 jaren veroordeeld. Gelet op de grote verwevenheid van dit feit en het bewezen verklaarde feit –door de verdediging omschreven als meerdaadse samenloop- zal het hof met die veroordeling bij de strafoplegging voor het bewezen verklaarde ten voordele van de verdachte rekening houden.
Het hof realiseert zich dat de besnijdenis in 2005 heeft plaatsgevonden en dat thans, zo heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard, na de nodige strubbelingen de verstandhouding met de moeder stabiel is en dat de omgangsregeling met de kinderen goed wordt nageleefd. Het hof laat dit ten voordele van de verdachte meewegen.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 13 november 2012 is de verdachte niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Gelet op de vorenbeschreven feiten en omstandigheden bestaat ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde reden om geen straf of maatregel aan de verdachte op te leggen, als bedoeld in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Dit brengt mee dat de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, ook voldoende is gecompenseerd.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.000,-. De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep in de vordering niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering. Het hof begrijpt de stellingen van de verdachte en zijn raadsvrouw aldus dat de verdachte de vordering betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige zou behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren, omdat voor de beoordeling van de hoogte van de als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit veroorzaakte schade nadere instructie, gevolgd door hoor en wederhoor, zou zijn vereist. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.000,-. De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep in de vordering niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering. Het hof begrijpt de stellingen van de verdachte en zijn raadsvrouw aldus dat de verdachte de vordering betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde handelen van de verdachte schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige zou behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren, omdat voor de beoordeling van de hoogte van de als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit veroorzaakte schade nadere instructie, gevolgd door hoor en wederhoor, zou zijn vereist. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zo verre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.500,- (duizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.500,- (duizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit arrest is gewezen door de negende meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Gonggrijp-van Mourik, mr. P.C. Römer en mr. H.A. Marquart Scholtz, in tegenwoordigheid van mr. R. van Leusden, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 december 2012.
Mr. H.A. Marquart Scholtz is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.