Rb. Breda, 18-04-2011, nr. 10/4074
ECLI:NL:RBBRE:2011:BQ6091, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Breda
- Datum
18-04-2011
- Zaaknummer
10/4074
- LJN
BQ6091
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBBRE:2011:BQ6091, Uitspraak, Rechtbank Breda, 18‑04‑2011; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2012:BW2252, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2015:817, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
Uitspraak 18‑04‑2011
Inhoudsindicatie
Betreft uitspraak in vier zaken Legesheffing. Belanghebbende stelt dat de gemeente het vertrouwen heeft gewekt dat bouwvergunningen zouden worden verleend en dat de gemeente geen leges mag heffen nu zij, in strijd daarmee, de vergunningen heeft geweigerd. Volgens de rechtbank is geen sprake van ten aanzien van de legesheffing opgewekt vertrouwen. Heffing stuit ook niet af op de ouderdom van het bestemmingsplan omdat de vernieuwde Wet op de ruimtelijke ordening pas in werking is getreden nadat belanghebbende de vergunningen had aangevraagd.
Partij(en)
RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummers: AWB 10/4074, AWB 10/4075, AWB 10/4076 en AWB 10/4077
Uitspraakdatum: 18 april 2011
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende] B.V., gevestigd te [woonplaats],
eiseres,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Zundert,
verweerder.
Eiseres wordt hierna belanghebbende genoemd.
De bestreden uitspraken op bezwaar
De uitspraken van verweerder van 5 augustus 2010 op de bezwaren van belanghebbende tegen de aan haar in rekening gebrachte leges voor het in behandeling nemen van aanvragen van bouwvergunningen.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 april 2011 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende, haar directeur [directeur] en [gemachtigde], alsmede namens verweerder, [gemachtigden]. De zaken met procedurenummers 10/4026 en 10/4073 tot en met 10/4077 zijn gezamenlijk behandeld.
1.Beslissing
De rechtbank:
- -
verklaart de beroepen in de zaken met procedurenummers 10/4074, 10/4076 en 10/4077 gegrond;
- -
vernietigt de uitspraken op bezwaar die zien op de nota’s 2008/[nummer], 2008/[nummer] en 2008/[nummer]);
- -
vermindert de leges tot:
€ 28.406,49 (notanummer 2008/[nummer]);
€ 6.219,27 (notanummer 2008/[nummer]);
€ 6.515,25 (notanummer 2008/[nummer]);
- -
verklaart het beroep in de zaak met procedurenummer 10/4075 ongegrond;
- -
gelast dat verweerder het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 298 aan deze vergoedt.
2.Gronden
2.1.Met dagtekening 15 maart 2010 heeft verweerder wegens het in behandeling nemen van een viertal bouwaanvragen door belanghebbende, leges voor het in behandeling nemen daarvan in rekening gebracht. Na bezwaar zijn de legesnota’s verminderd zoals vermeld in onderstaande tabel:
datum aanvraag
bouwverg Doel grondslag nr nota leges bedrag leges leges na bezwaar
[datum]-08 oprichten kassencomplex € 1.526.000 2008/[nummer] € 33.419,40 € 31.122,81
[datum]-08 vergroten bedrijfshal € 371.900 2008/[nummer] € 3.309,91 € 2.750,24
[datum]-08 vergroten tuinbouwkas € 334.100 2008/[nummer] € 7.316,79 € 6.814,00
[datum]-08 vergroten tuinbouwkas € 350.000 2008/[nummer] € 7.665,00 € 7.138,25
2.2.Verweerder heeft in zijn verweerschriften aangevoerd dat ook de in bezwaar vastgestelde leges voor wat betreft de eerste, derde en vierde van de in 2.1 genoemde legesnota’s niet juist zijn en verminderd dienen te worden tot de bedragen zoals ondervermeld:
datum aanvraag
bouwverg Doel grondslag nr nota leges bedrag leges
[datum]-08 oprichten kassencomplex € 1.526.000 2008/[nummer] € 28.406,49
[datum]-08 vergroten tuinbouwkas € 334.100 2008/[nummer] € 6.219,27
[datum]-08 vergroten tuinbouwkas € 350.000 2008/[nummer] € 6.515,25
2.3.In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder leges in rekening had mogen brengen. Belanghebbende beantwoordt de vraag ontkennend, verweerder is de tegenovergestelde mening toegedaan.
2.4.Belanghebbende betrekt de volgende stellingen:
1.legesheffing is in strijd met de wet vanwege de ouderdom van het bestemmingsplan;
2.legesheffing is niet mogelijk omdat de bouwvergunningen zijn geweigerd;
3.legesheffing is niet mogelijk vanwege het door verweerder opgewekte vertrouwen dat vergunningen verleend zouden worden;
4.de legesverordening is onverbindend omdat verweerder niet heeft aangetoond dat de geraamde baten de geraamde lasten niet overstijgen.
2.5.Ter zitting is vast komen te staan dat de bedragen zoals door verweerder bepleit in zijn verweerschriften als zodanig niet meer in geschil zijn. De rechtbank is bij de beoordeling van het geschil daarvan uitgegaan.
Ouderdom bestemmingsplan
2.6.Belanghebbende beroept zich, naar de rechtbank begrijpt, op de bepaling van artikel 3.1, vierde lid van de Wet op de ruimtelijke ordening. Dit artikel bepaalt dat bij een bestemmingsplan van meer dan 10 jaar oud geen leges geheven mogen worden ter zake van na dat tijdstip door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. De (vernieuwde) Wet op de ruimtelijke ordening, waarvan dit wetsartikel deel uitmaakt, is op 1 juli 2008 in werking getreden, dus na het indienen van de bouwaanvragen. Niet in geschil is dat de gemeente de vergunningaanvragen vóór 1 juli 2008 in behandeling heeft genomen. Belanghebbende kan dan naar het oordeel van de rechtbank niet met succes een beroep doen op voornoemd wetsartikel. De eerste stelling van belanghebbende slaagt dus niet.
Weigering bouwvergunningen
2.7.In hoofdstuk 5 van de Tarieventabel van de Verordening op de heffing en de invordering van leges Zundert 2008 zijn de tarieven bepaald voor het in behandeling nemen van aanvragen van bouwvergunningen. De uitdrukking ‘in behandeling nemen’ in de tarieventabel moet worden uitgelegd tegen de achtergrond van artikel 229, eerste lid, aanhef en onder letter b, van de Gemeentewet, in welk artikel de bevoegdheid is gegeven rechten te heffen ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten (vgl. Hoge Raad 21 december 2007, nr. 41 303, onder meer gepubliceerd op rechtspraak.nl onder nummer LJN BC0652). Vaststaat dat belanghebbende aanvragen voor bouwvergunningen heeft ingediend en dat de gemeente deze in behandeling heeft genomen. Het belastbare feit heeft zich dus voorgedaan. Dat de vergunningen geweigerd zijn maakt dit niet anders. De rechtbank is van oordeel dat de leges terecht in rekening zijn gebracht.
Vertrouwensbeginsel
2.8.Belanghebbende beroept zich verder op opgewekt vertrouwen doordat verweerder expliciet heeft gezegd dat de bouwvergunningen verleend zouden worden. Belanghebbende stelt dat hij, gelet op bedoelde uitlatingen van verweerder, op de afgifte van de vergunningen mocht vertrouwen en om die reden de vergunningaanvragen heeft ingediend. Het weigeren van de vergunningen leidt er toe, aldus belanghebbende, dat verweerder vanwege de schending van het vertrouwensbeginsel geen leges had mogen heffen.
2.8.1De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 22 juli 1982, nummer 21 112, onder andere gepubliceerd in BNB 1983/20, bepaald dat de belastingrechter weliswaar aandacht dient te schenken aan mogelijke strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, maar dat de toepassing van die beginselen beperkt dient te worden tot gedragingen van de overheid met betrekking tot de belastingheffing.
2.8.2.Partijen strijden over de vraag of de bouwvergunningen terecht zijn geweigerd en of verweerder zich daarover expliciet had uitgelaten. Daarover lopen bij de bestuursrechter nog procedures. Gesteld noch gebleken is dat verweerder zich ook expliciet uitgelaten heeft in die zin dat geen bouwleges geheven zouden worden. In deze belastingprocedure kan van strijd met het vertrouwensbeginsel dan geen sprake zijn. Immers, de afgifte van de vergunningen enerzijds en het in rekening brengen van leges voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een vergunning anderzijds dienen als afzonderlijke gedragingen van de overheid bezien te worden. Belanghebbendes stelling dat verweerder wat betreft het heffen van de leges in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft gehandeld slaagt dan ook niet.
(On)verbindendheid verordening
2.9.Verweerder heeft ter zitting gesteld dat wat betreft de legesverordening sprake is van een kostendekkingspercentage van 74,3% en dus van een substantiële onderdekking. Nu belanghebbende deze stelling niet meer heeft betwist en overigens gesteld noch gebleken is dat het door verweerder aangevoerde cijfer onjuist is, is de rechtbank van oordeel dat van onverbindendheid van de Verordening wegens te hoge tarifering niet gesproken kan worden. Ook deze stelling van belanghebbende kan haar niet baten.
Conclusie
2.10.Gelet op al wat hiervoor is overwogen zijn de beroepen met procedurenummers 10/4074, 10/4076 en 10/1077 gegrond verklaard omdat het bedrag van de leges te hoog is. Het beroep met procedurenummer 10/4075 is ongegrond verklaard.
2.11.De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling omdat gesteld noch gebleken is dat kosten gemaakt zijn die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Aldus gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en door deze en mr. M.J.M. Mies, griffier, ondertekend.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 18 april 2011.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 26 april 2011.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
- 5201.
CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
- a.
de naam en het adres van de indiener;
- b.
een dagtekening;
- c.
een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
- d.
de gronden van het hoger beroep.