Einde inhoudsopgave
Beleidsregel trillinghinder spoor
Bijlage
Geldend
Geldend vanaf 27-03-2014
- Bronpublicatie:
24-03-2014, Stcrt. 2014, 8251 (uitgifte: 26-03-2014, regelingnummer: IenM/BSK-2014/63235)
- Inwerkingtreding
27-03-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-03-2014, Stcrt. 2014, 8251 (uitgifte: 26-03-2014, regelingnummer: IenM/BSK-2014/63235)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Railvervoer
Milieurecht / Geluid en trillingen
behorend bij artikel 1 van de Beleidsregel trillinghinder spoor
Voor de meettechnische bepaling van de waarde van Vmax wordt de volgende procedure gevolgd:
- —
Bij keuze, gebruik en toepassing van meetapparatuur wordt toepassing gegeven aan hoofdstuk 7 en de paragrafen 8.1 en 8.2 van de SBR-richtlijn B. In aanvulling op paragraaf 8.2.4. kan ook de fundering van het pand, conform de indicatieve methode van SBR richtlijn A, als positie voor een meetpunt in overweging worden genomen.
- —
De meetduur T (paragraaf 8.4.3.) bedraagt ten minste een week.
- —
De meetresultaten worden uitgewerkt conform paragraaf 9.1 tot en met 9.4 van de SBR-richtlijn B.
- —
Alle resultaten voor intervallen waarin geen spoorverkeer aanwezig was, worden uit de set verwijderd.
- —
Uit de dan verkregen dataset wordt het weekmaximum bepaald alsmede de onzekerheid van dat resultaat uitgedrukt in een percentage. Indien de onzekerheid 10% of minder bedraagt komt de toetswaarde overeen met het weekmaximum. Indien de onzekerheid meer dan 10% bedraagt wordt bij bepaling van de toetswaarde rekening gehouden met die onzekerheid.
- —
De waarde per dataset (voor dag en nachtperiode) die vervolgens de hoogste is, is de toetswaarde.
- —
De toetswaarde wordt vergeleken met de streef- en grenswaarde voor de dag- en avondperiode en die voor de nachtperiode.