HR, 24-01-2023, nr. 21/02250
ECLI:NL:HR:2023:83
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24-01-2023
- Zaaknummer
21/02250
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:83, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑01‑2023; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:1253
ECLI:NL:PHR:2022:1253, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑11‑2022
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2023:83
- Vindplaatsen
Uitspraak 24‑01‑2023
Inhoudsindicatie
Art. 416.2 Sv na veroordeling t.z.v. bedreiging (art. 285.1 Sr), wederspannigheid (art. 180 Sr), lokaalvredebreuk (art. 139.1 Sr) en belediging van ambtenaar (art. 266.1 jo. 267.2 Sr). Ontvankelijkheid hoger beroep, bijzondere schriftelijke volmacht tot instellen h.b. per niet ondertekende e-mail van advocaat. Hof heeft verdachte n-o verklaard in zijn h.b. op de grond dat advocaat niet op rechtsgeldige wijze h.b. heeft ingesteld en omdat het te laat is ingesteld (art. 408.1.a Sv). Kon hof verdachte n-o verklaren in zijn h.b.? HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 21/02249 en 21/02452.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/02250
Datum 24 januari 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 mei 2021, nummer 21-000005-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 januari 2023.
Conclusie 29‑11‑2022
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Samenhang met 21/02249 en 21/02452. Middel richt zich tegen het oordeel van het hof dat de verdachte niet ontvankelijk is in het hoger beroep op grond dat onder de schriftelijke bijzondere volmacht een handtekening ontbreekt. Middel faalt: rechtsmiddel is te laat ingesteld. Conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer21/02250
Zitting 29 november 2022
CONCLUSIE
D.J.C. Aben
In de zaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
hierna: de verdachte
Inleiding
1. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, heeft bij arrest van 12 mei 2021 de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.
2. Er bestaat samenhang met de zaken 21/02249 en 21/02452. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
3. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
4. Het middel richt zich tegen het oordeel van het hof dat de verdachte niet ontvankelijk is in het hoger beroep.
5. Voordat ik tot een bespreking van het middel overga, zal ik eerst het procesverloop en de overwegingen van het hof met betrekking tot de ontvankelijkheid van het ingestelde hoger beroep weergeven.
Het procesverloop
6. Uit de stukken van het geding blijkt, voor zover relevant, het volgende procesverloop:
(i) De politierechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, heeft op 11 december 2019 vonnis gewezen in de onderhavige zaak.
(ii) De akte hoger beroep vermeldt dat namens de verdachte op 30 december beroep is ingesteld tegen het vonnis van 11 december 2019 door een griffiemedewerker bij voormelde rechtbank. De akte houdt tevens in dat deze griffiemedewerker daartoe gemachtigd is “blijkens de aan deze akte gehechte volmacht”.
(iii) Aan de akte is gehecht een e-mailbericht van T.R. Oude Veldhuis, advocaat te Hengelo, waarin zij de griffier verzoekt hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van 11 december 2019. Een handtekening onderaan het e-mailbericht is niet zichtbaar.
“SCHRIFTELIJKE VOLMACHT INSTELLEN HOGER BEROEP
Edelachtbare griffier,
Hierbij machtig ik, als bepaaldelijk door na te noemen persoon daartoe te zijn gevolmachtigd advocaat, u tot het instellen van hoger beroep namens [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats], wonende aan de [a-straat 1] te [plaats], tegen het eindvonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo d.d. 11 december 2019 met parketnummer 08-251221-19 en 08-226975-19. Beide zaken zijn gevoegd behandeld.
Voornoemde verdachte stemt in met het door de medewerker van de griffie aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep.
Een afschrift van de appeldagvaarding kan worden toegestuurd naar het genoemde adres van verdachte.
Ik verzoek u vriendelijk mij de ontvangst van dit e-mailbericht per omgaande te bevestigen en mij te berichten of het hoger beroep (tijdig) is ingesteld.
Tevens verzoek ik u vriendelijk mij een afschrift te doen toekomen van het volledige procesdossier in eerste aanleg.
Met vriendelijke groet,
T.R. (Tess) Oude Veldhuis
Haafkes Nijkamp & Van Gurp Advocaten
Enschedesestraat 60, 7551 EN Hengelo
Postbus 171, 7550 AD Hengelo
T: 074 -242 18 32
F: 074 - 291 57 75”
(iv) In hoger beroep is C.T. Pittau, advocaat te Amsterdam, verschenen. Hij heeft verklaard uitdrukkelijk door verdachte te zijn gemachtigd de verdediging te voeren. Blijkens het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting heeft hij medegedeeld: “Cliënt is van zijn stuk gebracht door zijn mogelijke niet-ontvankelijkheid in het hoger beroep” en “Cliënt werd plotseling staande gehouden vanwege een omgezette taakstraf. Op 21 december 2019 is hij vastgezet. Waarschijnlijk hebben de feestdagen ertoe bijgedragen dat cliënt niet tijdig hoger beroep heeft ingesteld. Ik ben daar niet bij betrokken geweest. Cliënt vindt het zuur, want zijn belang als het gaat om het behoud van zijn werk en woning is groot.” Na het requisitoir van de advocaat-generaal en het door de advocaat-generaal overleggen van de vordering aan het hof, voerde de raadsman het woord tot verdediging als volgt: “Ik vind het heel vervelend, maar ik ben daar niet bij betrokken geweest. Ik wil mijn collega niet afvallen.”
Het bestreden arrest
7. Het hof heeft met betrekking tot de ontvankelijkheid van het ingestelde hoger beroep het volgende overwogen – met weglating van voetnoten:
“Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Op 30 december 2019 heeft de toenmalige raadsvrouw van verdachte per e-mailbericht de strafgriffie van de rechtbank Overijssel verzocht hoger beroep in te stellen tegen het vonnis waarvan beroep.
Het hof stelt vast dat het op 30 december 2019 ingekomen e-mailbericht kennelijk bedoeld was als bijzondere volmacht in de zin van artikel 450, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het e-mailbericht - en daarmee de kennelijk als bijzondere volmacht bedoelde verklaring - was (in het geheel) niet ondertekend. Het e-mailbericht bevatte ook geen verwijzing naar een bijlage met een afzonderlijke, ondertekende volmacht.
De vraag voor het hof is of de handtekening van de raadsvrouw (dan wel een daarmee gelijk te stellen persoon) in die zin een constitutief vereiste is dat het ontbreken daarvan leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van de appellant in het rechtsmiddel dat deze kennelijk, zoals uit andere omstandigheden kan worden afgeleid, heeft willen instellen.
Naar het oordeel van het hof dient te worden vooropgesteld dat een handtekening strekt tot waarborging van de authenticiteit van een (proces)stuk, in het bijzonder in verband met de herkomst.
Het hof leidt uit de rechtspraak van de Hoge Raad af dat:
- een (kaal/niet-ondertekend) e-mailbericht niet is aan te merken als een bijzondere volmacht als bedoeld in artikel 450, derde lid, Sv;
- een als bijlage bij een e-mailbericht gevoegde (en daarmee binnen de appeltermijn ingekomen) brief, die voldoet aan de eisen gesteld in HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7810 en naar een voor het instellen van rechtsmiddelen aangewezen e-mailadres is gestuurd, wel geldt als bijzondere volmacht;
- indien de schriftelijke volmacht van de advocaat niet door deze zelf maar door een ander, zoals de secretaresse van de raadsman, is ondertekend, het verzuim van de raadsman zelf te ondertekenen voor gedekt kan worden gehouden ingeval verdachte of een door hem op de voet van art. 279 Sv gemachtigd raadsman ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen en deze aldaar - zo nodig daarnaar uitdrukkelijk gevraagd - heeft verklaard dat aan de verlening van de niet door de advocaat zelf ondertekende volmacht de wens van verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) hoger beroep te doen instellen.
In dit geval is echter in het geheel geen sprake van een handtekening.
Het hof is van oordeel dat andere omstandigheden - zoals de gegevens in de ‘footer’ van een e-mailbericht - niet kunnen worden gelijk gesteld met een handtekening. Er bestaat geen duidelijkheid over de vraag aan welke eisen dergelijke andere omstandigheden zouden moeten voldoen. Om dezelfde reden kan het verzuim niet voor gedekt worden gehouden.
Verder biedt artikel 450, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering wel(iswaar) de mogelijkheid om een volmacht per elektronische voorziening over te dragen maar uit het Besluit digitale stukken Strafvordering blijkt de grote waarde die wordt gehecht aan de authenticiteit van (digitale) processtukken. In artikel 5 en 6 van dat besluit zijn immers zeer strikte eisen gesteld aan de elektronische voorziening en de elektronische handtekening.
Acceptatie van een niet op een of andere wijze ondertekend e-mailbericht als (geldige) volmacht zou voornoemde elektronische voorziening overbodig maken.
Het hof is voorts van oordeel dat er geen sprake is van een geval waarin de griffie van het gerecht de raadsvrouw erover diende te informeren dat een handtekening ontbrak. Daarbij is van belang dat de raadsvrouw niet ter griffie is verschenen om het rechtsmiddel in te stellen.
Ten slotte ziet het hof zich voor de vraag gesteld of met de eis van een handtekening dan wel met het niet gedekt houden van het verzuim van een handtekening door andere omstandigheden sprake is van onnodig formalisme, waardoor een inbreuk wordt gemaakt op de door artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) gewaarborgde rechten. Het hof is van oordeel dat daarvan geen sprake is. De authenticiteit van processtukken hangt direct samen met het belang van rechtszekerheid. Dat belang zet het hof af tegen de eenvoudige mogelijkheid om met behulp van een als bijlage bij een e-mailbericht gevoegde en ondertekende volmacht hoger beroep in te stellen. Van schending van verdachtes recht op een eerlijk proces zoals neergelegd in artikel 6 EVRM is dan ook geen sprake.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat niet kan worden gezegd dat (geldig) hoger beroep is ingesteld. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep.
Het hof stelt voorts vast dat de dagvaarding met parketnummer 08/251221-19 aan verdachte in persoon is betekend op 20 oktober 2019 en dat de dagvaarding met parketnummer 08/226975-19 aan verdachte op 21 september 2019 in persoon is betekend. Dat betekent dat uiterlijk binnen 14 dagen na het wijzen van het vonnis op 11 december 2019 ingesteld had moeten worden. Vanwege de feestdagen had verdachte derhalve uiterlijk op 27 december 2019 hoger beroep moeten instellen. Dat betekent dat het op 30 december 2019 ingestelde hoger beroep niet alleen niet geldig, maar ook te laat is ingesteld. Ook om deze reden is verdachte niet-ontvankelijk in het ingestelde hoger beroep.”
Het middel
8. Het middel klaagt dat het oordeel van het hof, het niet-ontvankelijk verklaren van de verdachte in het hoger beroep op de grond dat onder de schriftelijke bijzondere volmacht een handtekening ontbreekt, onjuist dan wel onbegrijpelijk is.
9. Het middel valt uiteen in drie deelklachten. De eerste deelklacht stelt aan de orde dat het hof het verzuim van het plaatsen van een handtekening voor gedekt had kunnen houden, nu een gemachtigd raadsman ter terechtzitting in hoger beroep (wel) is verschenen en heeft verklaard dat aan de verlening van de gebrekkige volmacht de wens van verdachte ten grondslag lag om op rechtsgeldige wijze hoger beroep te doen instellen. De tweede deelklacht stelt aan de orde dat de strafgriffie van de rechtbank Overijssel heeft nagelaten de toenmalige raadsvrouw van de verdachte te wijzen op het ontbreken van een handtekening teneinde het verzuim te laten herstellen. De derde deelklacht stelt aan de orde dat een handtekening in het kader van digitaal procederen niet langer vereist is en dat in dat licht in het onderhavige geval een eenvoudig te herstellen omissie niet tot niet-ontvankelijkheid in het hoger beroep zou moeten leiden.
De beoordeling van het middel
10. Op de gronden die ik heb uiteengezet in mijn conclusie van heden in de zaak met het nummer 21/02249 is het middel op zichzelf terecht voorgesteld.
11. Tot cassatie hoeft dit echter niet te leiden, aangezien het hof – in cassatie onbestreden – heeft geoordeeld dat de verdachte in het hoger beroep ook niet-ontvankelijk moet worden verklaard op de grond dat het rechtsmiddel te laat is ingesteld.
Slotsom
12. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan artikel 81 lid 1 RO te ontlenen overweging.
13. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
14. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG