Het deskundigenadvies in de civiele procedure
Einde inhoudsopgave
Het deskundigenadvies in de civiele procedure (R&P nr. 165) 2008/8.2:8.2 Drie uitgangspunten bij de verdere beantwoording van de vraagstelling
Het deskundigenadvies in de civiele procedure (R&P nr. 165) 2008/8.2
8.2 Drie uitgangspunten bij de verdere beantwoording van de vraagstelling
Documentgegevens:
G. de Groot, datum 20-10-2008
- Datum
20-10-2008
- Auteur
G. de Groot
- JCDI
JCDI:ADS445005:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Zoals aangeduid in hoofdstuk 1, loopt als een rode draad door dit boek heen dat het antwoord op de vraag wie in welke mate bepaalt en zou moeten bepalen welk onderzoek naar welke feiten wordt gedaan, afhankelijk is van de balans in de zeggenschap van een partij over haar burgerlijke rechten en de taak van de rechter in de civiele procedure. Ik heb die vraag in de vorige hoofdstukken beschouwd tegen de achtergrond dat een deskundigenadvies een optimale bijdrage behoort te leveren aan een zo waarheidsgetrouw mogelijke beslissing. De mate waarin een deskundigenadvies daaraan kan bijdragen, hangt in belangrijke mate af van de wijze waarop partijen, rechter en deskundige invulling geven aan hun taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden in de civiele procedure. Bij de beantwoording van de vraagstelling neem ik in dit hoofdstuk drie elementen tot uitgangspunt: de zeggenschap van een partij over haar burgerlijke rechten, de taak van de rechter in de civiele procedure en de verantwoordelijkheid van partijen, rechter en deskundige voor een deskundigenadvies dat een optimale bijdrage levert aan een zo waarheidsgetrouw mogelijke beslissing.
Eerste uitgangspunt: de zeggenschap van een partij over haar burgerlijke rechten
Het eerste uitgangspunt betreft de zeggenschap van een partij over haar burgerlijke rechten. Een partij bepaalt zelf of zij haar burgerlijke rechten door middel van een civiele procedure wil verwezenlijken. De eisende partij kiest welke vordering zij instelt, wat het onderwerp is van de vordering en welke feiten aan de vordering ten grondslag worden gelegd. De verwerende partij kiest of zij verweer voert, welke verweren zij voert en welke feiten zij aan het verweer ten grondslag legt. Uit de rechtsstrijd van partijen vloeit voort welke feiten in de waarheidsvinding door middel van een deskundigenadvies kunnen worden betrokken. Dat heeft gevolgen voor de taken van de rechter en de deskundige in de civiele procedure. De zeggenschap van een partij over haar burgerlijke rechten is als zodanig besproken in hoofdstuk 2 over de procesrechtelijke verhouding tussen partijen en de rechter, en speelde daarna in de hoofdstukken over deskundigenonderzoek herhaaldelijk een rol. In hoofdstuk 4 bijvoorbeeld kwam ter sprake of een partij aanspraak kan maken op bewijslevering door deskundigen, in hoofdstuk 6 of een partij de opdracht aan de deskundige kan uitbreiden door middel van opmerkingen en verzoeken, en in hoofdstuk 7 of een partij aan de deskundige vragen ter opheldering van een deskundigenadvies kan voorleggen.
Tweede uitgangspunt: de taak van de rechter in de civiele procedure
Het tweede uitgangspunt heeft betrekking op de taak van de rechter in de civiele procedure, die in alle voorgaande hoofdstukken op enigerlei wijze aan de orde is gekomen. Kort gezegd heeft de rechter tot taak om een beslissing te geven in het geschil van partijen. De beslissing is het sluitstuk van een civiele procedure waarin aan partijen gelijke kansen dienen te worden geboden om de onpartijdige en onafhankelijke rechter te overtuigen van de juistheid van het partijstandpunt. De beslissing van de rechter in het geschil van partijen dient zo waarheidsgetrouw mogelijk te zijn. Zoals vermeld in par. 1.4.4 en 2.5, bedoel ik hiermee dat in de waarheidsvinding in een civiele procedure de waarheid moet worden gezocht en gevonden die zo veel mogelijk overeen komt met de voor menselijke waarneming vatbare werkelijkheid. De beslissing dient verder binnen een redelijke termijn te worden gegeven en vatbaar te zijn voor tenuitvoerlegging, terwijl de kosten van de procedure de toegang tot de rechter niet mogen beletten. De taak van de rechter stelt grenzen aan de zeggenschap van een partij die een civiele procedure voert om burgerlijke rechten te verwezenlijken, bijvoorbeeld doordat de beslissing zo waarheidsgetrouw mogelijk moet zijn. Ook de vrijheid van de deskundige bij de inrichting van het onderzoek en het deskundigenadvies wordt begrensd door de taak van de rechter.
Derde uitgangspunt: verantwoordelijkheid van partijen, rechter en deskundige Met het gedrag van partijen, rechter en deskundige wordt vorm en inhoud gegeven aan de mogelijkheden tot verwezenlijking van burgerlijke rechten van een persoon door middel van een civiele procedure. Partijen, rechter en deskundige dragen in zaken waarin een deskundigenadvies wordt ingewonnen, verantwoordelijkheid om te waarborgen dat een partij de zeggenschap over haar burgerlijke rechten kan effectueren, de rechter zijn taak in de civiele procedure kan verrichten en de deskundige de opdracht kan uitvoeren. Een essentieel onderdeel van hun verantwoordelijkheden is dat een deskundigenadvies een optimale bijdrage behoort te leveren aan een zo waarheidsgetrouw mogelijke beslissing. Daarmee wordt een doel gediend dat het belang van de individuele civiele procedure ontstijgt, namelijk dat civiele procedures er duurzaam toe dienen dat personen hun burgerlijke rechten door de overheidsrechter kunnen doen vaststellen en verwezenlijken. Mijn derde uitgangspunt bij de verdere beantwoording van de vraagstelling is dan ook dat partijen, rechter en deskundige ieder een eigen verantwoordelijkheid hebben voor een deskundigenadvies dat een optimale bijdrage levert aan een zo waarheidsgetrouw mogelijke beslissing, en daarmee rekening behoren te houden bij de keuze van hun gedrag.