NJB 2018/758
Een werknemer wordt op staande voet ontslagen. De mondelinge behandeling in hoger beroep geschiedt ten overstaan van een raadsheer-commissaris. Het hof kent geen transitievergoeding toe. Hoge Raad: 1. Raadsheer-commissaris. Meervoudige kamer. Er dient een nieuwe mondelinge behandeling plaats te vinden. 2. Ontslag op staande voet. Transitievergoeding. Ernstig verwijtbaar handelen of nalaten kan niet worden aangenomen op de enkele grond dat sprake is van een dringende reden voor onverwijlde opzegging. Indien de rechter van oordeel is dat sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet, zal hij de aanspraak op een transitievergoeding afzonderlijk moeten beoordelen
HR 30-03-2018, ECLI:NL:HR:2018:484
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
30 maart 2018
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
17/01642
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:484, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 30‑03‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:46, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑01‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 02‑06‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 03‑03‑2017
- Wetingang
(art. 7:673 lid 1 aanhef en onder a, lid 7 aanhef en onder c, lid 8, art. 7:677 lid 1 BW)
Essentie
Een werknemer wordt op staande voet ontslagen. De mondelinge behandeling in hoger beroep geschiedt ten overstaan van een raadsheer-commissaris. Het hof kent geen transitievergoeding toe. Hoge Raad: 1. Raadsheer-commissaris. Meervoudige kamer. Er dient een nieuwe mondelinge behandeling plaats te vinden. 2. Ontslag op staande voet. Transitievergoeding. Ernstig verwijtbaar handelen of nalaten kan niet worden aangenomen op de enkele grond dat sprake is van een dringende reden voor onverwijlde opzegging. Indien de rechter van oordeel is dat sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet, zal hij de aanspraak op een transitievergoeding afzonderlijk moeten beoordelen