Onder dit kopje wordt, voor zover niet anders vermeld, telkens verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde dossier van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, District De Markiezaten, Basisteam Bergen op Zoom, met dossiernummer PL2000-2020139442, afgesloten d.d. 22 november 2020, aantal doorgenummerde bladzijden: 18. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Hof 's-Hertogenbosch, 26-01-2022, nr. 20-000743-21
ECLI:NL:GHSHE:2022:349
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
26-01-2022
- Zaaknummer
20-000743-21
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2022:349, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 26‑01‑2022; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:222
Uitspraak 26‑01‑2022
Inhoudsindicatie
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het schuldwitwassen van de opbrengsten van zogenaamde Whatsappfraude.
Parketnummer : 20-000743-21
Uitspraak : 26 januari 2022
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 19 maart 2021, parketnummer 02-327776-20 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 20-013477-18 , in de strafzaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans uit anderen hoofde verblijvende in [penitentiaire inrichting] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van “medeplichtigheid aan oplichting” veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken. De vordering van de [benadeelde partij] van 1.875,57 euro is geheel toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2020 tot aan de dag der voldoening, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Verder is gelast dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken die bij vonnis d.d. 20 december 2018 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 20-013477-18 ten uitvoer zal worden gelegd.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof:
- -
het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, het uiterst subsidiair tenlastegelegde bewezen zal verklaren;
- -
de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken;
- -
de vordering van de benadeelde partij van 1.875,57 euro hoofdelijk zal toewijzen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- -
de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf opgelegd in de zaak onder parketnummer 20-013477-18 zal gelasten.
Door de raadsman is bepleit dat het hof de verdachte zal vrijspreken ten aanzien van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde. De medeplichtigheid aan witwassen acht de raadsman wel bewijsbaar en in dit kader heeft hij gevraagd alleen een voorwaardelijke straf op te leggen. Voorts heeft de raadsman bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren en de proeftijd die verbonden is aan de eerder opgelegde voorwaardelijke straf te verlengen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 1 juni 2020 te Bergen op Zoom en/of te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het tenietdoen van een inschuld, te weten afgifte van een geldbedrag van 1.875,57 euro, door
- zich (valselijk) via telefoonnummer: [telefoonnummer] op whatsapp uit te geven als [dochter van slachtoffer 1] of [dochter van slachtoffer 2] (dochters van aangever) en/of (vervolgens)
- via whatsapp een gesprek te starten met -zakelijk weergegeven- de volgende inhoud:
* dat ze een nieuw telefoonnummer heeft en/of
* dat haar telefoon stuk is gegaan in het water en zij niet kan bellen en/of
* dat er nog één rekening (met spoed) betaald moest worden en/of
* dat ze geen toegang heeft tot haar eigen internetbankieren en/of
* dat dit geen phishing mail is en/of
* dat zij verzocht om het geldbedrag van 1.875,57 euro over te maken op rekeningnummer: [bankrekeningnummer] ten name van Klusbedrijf [verdachte] ;
subsidiair een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 1 juni 2020 te Bergen op Zoom en/of te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het tenietdoen van een inschuld, te weten afgifte van een geldbedrag van 1.875,57 euro, door
- zich (valselijk) via telefoonnummer: [telefoonnummer] op whatsapp uit te geven als [dochter van slachtoffer 1] of [dochter van slachtoffer 2] (dochters van aangever) en/of (vervolgens)
- via whatsapp een gesprek te starten met -zakelijk weergegeven- de volgende inhoud:
* dat ze een nieuw telefoonnummer heeft en/of
* dat haar telefoon stuk is gegaan in het water en zij niet kan bellen en/of
* dat er nog één rekening (met spoed) betaald moest worden en/of
* dat ze geen toegang heeft tot haar eigen internetbankieren en/of
* dat dit geen phishing mail is en/of
* dat zij verzocht om het geldbedrag van 1.875,57 euro over te maken op rekeningnummer: [bankrekeningnummer] ten name van Klusbedrijf [verdachte] ;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 1 juni 2020 te Bergen op Zoom en/of te Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door zijn bankrekeningnummer [bankrekeningnummer] en/of daarbij behorende pinpas (en pincode) ter beschikking te stellen;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 1 juni 2020 te Bergen op Zoom en/of te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (van) een voorwerp, te weten 1.875,57 euro heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, althans gebruik heeft gemaakt, terwijl hij (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
uiterst subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 1 juni 2020 te Bergen op Zoom en/of te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (van) een voorwerp, te weten 1.875,57 euro heeft/hebben verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, althans gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl die onbekend gebleven persoon of personen wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door op of omstreeks 1 juni 2020 te Bergen op Zoom en/of te Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk aan die onbekend gebleven persoon of personen zijn bankrekeningnummer [bankrekeningnummer] en/of daarbij behorende pinpas (en pincode) ter beschikking te stellen en/of toe te staan dat voornoemd geldbedrag op dat rekeningnummer van verdachte werd gestort.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof acht op grond van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep niet wettig en overtuigend bewezen dat het de verdachte is geweest die [slachtoffer] heeft opgelicht door met bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven te roepen zoals primair is tenlastegelegd teneinde daarvan misbruik te maken, noch daaraan in nauwe samenwerking met een ander/anderen een significante bijdrage heeft geleverd. Het hof zal de verdachte aldus vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Het hof zal de verdachte ook vrijspreken van de subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid aan oplichting. Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan oplichting is vereist dat niet alleen verdachtes opzet gericht was op het behulpzaam zijn bij dan wel het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van de oplichting, doch tevens dat verdachtes opzet – al dan niet in voorwaardelijke vorm – was gericht op het misdrijf van de dader(s), in casu oplichting van [slachtoffer] via WhatsApp. Het hof is van oordeel dat op grond van het bewijsmateriaal niet kan worden vastgesteld dat de verdachte opzet heeft gehad op het door de dader(s) gepleegde gronddelict. Het feit dat de verdachte wist dat de personen aan wie hij zijn bankrekeningnummer, pinpas en pincode ter beschikking stelde iets strafbaars zouden doen, is daarvoor onvoldoende en levert niet het voor medeplichtigheid vereiste zogenoemde ‘dubbele opzet’ op.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 juni 2020 te Rotterdam een voorwerp, te weten 1.875,57 euro heeft verworven en overgedragen, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen1.
1. Een schriftelijk bescheid, te weten een afschrift van een internetaangifte d.d. 2 juni 2020, pagina’s 4 t/m 6, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van aangever [slachtoffer] :
(pagina 4 en 5)
De aangever heeft via internet aangifte gedaan van fraude gepleegd op maandag 1 juni 2020 te 20:09 uur. Hij verklaarde het volgende:
Via Whatsapp is door een persoon, die zich voordeed als mijn dochter, gevraagd een rekening te betalen. Ik heb vervolgens op 1 juni 2020 om 20:43 uur per bankoverschrijving een bedrag van l.875,57 euro overgemaakt naar het bankrekeningnummer [bankrekeningnummer] ten name van Klusbedrijf [verdachte] met de omschrijving V8HD21.
2. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 juli 2020, pagina 10, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – het relaas van verbalisant J.L. Jaquet:
(pagina 10)
Ik las dat het bankrekeningnummer [bankrekeningnummer] op naam stond van:
[verdachte] , woonachtig op [adres] . Ik zag dat het een zakelijk rekeningnummer betrof. Ik zag dat uit het systeem kwam dat het zou
gaan om: [verdachte] geboren op [geboortedatum] (36) te [geboorteplaats] en wonende op de [adres] .
3. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 2 oktober 2020, pagina’s 11 t/m 18, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van de verdachte:
(pagina 12)
Toen de relatie met mijn ex was verbroken ben ik erachter gekomen dat ik twee maanden huur niet betaald had. Ik ben toen met jongens in contact gekomen om gemakkelijk geld te verdienen zodat ik mijn huur kon betalen.
(pagina 13)
Het contact ontstond via Telegram op 31 mei 2020 en ik ben op 1 juni 2020 naar de jongens toegegaan. Wij ontmoetten elkaar op Rotterdam Centraal Station. Een jongen bleef bij mij en de andere jongen ging even weg om geld te storten op mijn rekening. Ik heb toen mijn pinpas en pincode gegeven. In eerste instantie lukte het niet. Toen het vervolgens wel lukte, hebben ze het geld gestort en er gelijk weer afgehaald. Mijn rekeningnummer is [bankrekeningnummer] . Het klopt dat er op 1 juni 2020, om 20:43 uur, een bedrag van 1.875,57 euro is overgemaakt naar mijn rekeningnummer met kenmerk V8HD21. (Verbalisant: verdachte laat mij via de ING app zien dat er 1.875,75 euro is overgemaakt en dat er toen vervolgens drie keer 500 euro en een keer 400 euro is opgenomen.)
(pagina 15 t/m 18)
De als bijlagen toegevoegde screenshots van de ING app van de bankrekening van de verdachte tonen dat er op 1 juni 2020 om 20:49 uur, 20:50 uur, 20:51 en 20:57 uur geldbedragen zijn gepind bij Geldmaat Rotterdam NLD en de Goudse Rijweg 707.
4. De verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting in eerste aanleg van 19 maart 2021, inhoudende – zakelijk weergegeven – :
Om toch aan geld te komen om de huur te betalen heb ik via Telegram contact
opgenomen met twee jongens, genaamd Samir en Brian. (…) Ik vermoedde dat zij geld wilden witwassen. (…) De politierechter houdt mij voor dat er een bedrag van 1.875,57 euro op mijn rekening is overgemaakt en dat er vervolgens 3x 500 euro en 1 x 400 euro van die rekening is opgenomen. Dat maakt dat ik schuldig ben aan fraude, want het bedrag is op mijn rekening gestort. De bankrekening stond ten name van mijn klusbedrijf.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdediging heeft aangevoerd dat medeplegen van witwassen niet bewezen kan worden, nu de intenties van de verdachte en de door de verdachte genoemde jongens Samir en Brian uit elkaar lopen. Verder is er van een voldoende intelligente bijdrage geen sprake.
Het hof overweegt als volgt.
Op basis van de bovenstaande bewijsmiddelen is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat er op 1 juni 2020 op het zakelijk bankrekeningnummer van de verdachte een geldbedrag van 1.875,57 euro is gestort door [slachtoffer] , die het slachtoffer was geworden van Whatsappfraude. Het bedrag is daarna binnen vijftien minuten in vier pintransacties opgenomen van de bank. De verdachte heeft hierover verklaard dat hij op 1 juni 2020 aan twee jongens genaamd Samir en Brian, tegen een vergoeding, zijn pinpas en pincode heeft gegeven. Er zou geld gestort worden op zijn rekening en het geld zou er meteen weer afgehaald worden. Hij vermoedde dat er sprake was van een witwasconstructie en/of frauduleuze praktijken.
Het hof is gelet op die feiten en omstandigheden van oordeel dat de verdachte moest vermoeden dat er transacties plaatsvonden op zijn bankrekening en dat hij ook redelijkerwijs moest vermoeden dat het geld dat daarmee gemoeid was, afkomstig was uit een misdrijf. Door het afgeven van zijn pinpas en pincode heeft de verdachte aldus het bedrag van 1.875,57 euro op zijn bankrekening verworven en overgedragen.
Het hof zal de verdachte vrijspreken van medeplegen, nu zich voor de vereiste nauwe en bewuste samenwerking onvoldoende bewijs bevindt in het procesdossier.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het meer subsidiair bewezenverklaarde levert op:
schuldwitwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De advocaat-generaal heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van drie weken.
De raadsman heeft primair verzocht om rekening te houden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte zit in het kader van een andere veroordeling een gevangenisstraf uit van vier jaren. In het geval dat de onderhavige zaak zou zijn meegenomen bij die veroordeling, dan had dit niet geleid tot een hogere straf. Subsidiair heeft hij verzocht om oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf, als stok achter de deur als verdachte vrijkomt. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou de verdachte niet voelen nu hij deze meteen zal uitzitten na zijn gevangenisstraf van vier jaren.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het schuldwitwassen van de opbrengsten van zogenaamde Whatsappfraude. Met zijn handelen heeft hij een vorm van fraude gefaciliteerd en lonend gemaakt waarmee grof misbruik wordt gemaakt van het vertrouwen en de hulpvaardigheid van anderen, zoals in het onderhavige geval dat van dhr. Hommen die zijn dochter wilde helpen met het betalen van een factuur. Daarnaast heeft de verdachte ervoor gezorgd dat de opbrengst aan het zicht werd onttrokken en niet meer kon worden teruggehaald. Verder tast witwassen in zijn algemeenheid de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Het hof rekent dit verdachte ernstig aan. Bij het bepalen van de strafmaat ziet het hof verder als strafverzwarende omstandigheid dat de verdachte zelf actief heeft gezocht naar een manier om snel, op een illegale wijze, geld te kunnen verdienen en aldus moest vermoeden dat daarbij slachtoffers zouden worden gemaakt.
Het hof heeft bij de straftoemeting acht geslagen op de inhoud van het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 november 2021, waaruit volgt dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte op dit moment langere tijd gedetineerd zit in het kader van een andere zaak. Hij hoopt zijn leven weer op de rit te kunnen krijgen na zijn detentieperiode en te kunnen profiteren van de begeleiding door de reclassering. Het hof stelt echter tegelijkertijd vast dat die veroordeling, waarop de raadsman doelt, nog niet onherroepelijk is, nu de verdachte in hoger beroep is gegaan van die uitspraak.
In het licht van al het bovenstaande en gelet op de ernst van het strafbare feit kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof acht een gevangenisstraf voor de duur van zes weken passend en geboden en zal deze aan de verdachte opleggen. Nu het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de advocaat-generaal, gaat het hof uit boven de door de advocaat-generaal gevorderde straf.
Vordering van de [benadeelde partij]
De [benadeelde partij] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van 1.875,57 euro aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep het bedrag van 1.875,57 euro toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
De verdediging heeft aangevoerd dat de gevorderde schade door de benadeelde partij niet is ontstaan door het bewezenverklaarde witwassen. Nu er geen sprake is van een voldoende verband tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de schade, moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
Het hof overweegt als volgt.
Een benadeelde partij kan in het strafproces vergoeding vorderen van de schade die zij door een strafbaar feit heeft geleden indien voldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden. De concrete omstandigheden van het geval zijn bepalend voor de beantwoording van de vraag of voldoende verband bestaat tussen de witwashandeling en de door de benadeelde geleden.
Het hof stelt de volgende omstandigheden vast. De benadeelde partij Hommen heeft als slachtoffer van WhatsAppfraude een geldbedrag van 1.875,57 euro overgemaakt op de bankrekening van de verdachte. Vervolgens is dit geldbedrag binnen enkele minuten weer van de bankrekening van de verdachte afgehaald zodat dit geldbedrag aan het zicht werd onttrokken, contant werd gemaakt en werd overgedragen aan twee onbekend gebleven personen en mitsdien niet meer teruggehaald kon worden. Dit maakt naar het oordeel van het hof dat er sprake is van een zodanig verband tussen het bewezenverklaarde witwassen en de door de benadeelde partij gevorderde schade dat aannemelijk is dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreekse schade is toegebracht. Het hof zal zodoende het gevorderde bedrag van 1.875,57 euro in zijn geheel toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente van 1 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer] is toegebracht tot een bedrag van 1.875,57 euro. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen tot een bedrag van 1.875,57 euro, vermeerderd met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 28 dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Zeeland-West-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, opgelegd bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 20 december 2018 onder parketnummer 20-013477-18 . Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dient te worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 63 en 420quater van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het meer subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) weken;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij] ter zake van het meer subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van 1.875,57 euro (duizend achthonderdvijfenzeventig euro en zevenenvijftig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2020 tot aan de dag der voldoening.
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het meer subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van 1.875,57 euro (duizend achthonderdvijfenzeventig euro en zevenenvijftig cent), bestaande uit materiële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2020 tot aan de dag der voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 28 (achtentwintig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 20 december 2018, parketnummer 20-013477-18 , te weten van: gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Schiffers, voorzitter,
mr. A.J. Henzen en mr. R. Lonterman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.K. Klompe, griffier,
en op 26 januari 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. R. Lonterman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 26‑01‑2022