NJ 2023/251
Niet zonder meer begrijpelijk oordeel dat minderjarig slachtoffer in kwetsbare positie ex art. 248 lid 3 Sr verkeerde; uitleg bestanddeel ‘kwetsbare positie’.
HR 04-04-2023, ECLI:NL:HR:2023:486, m.nt. J.M. ten Voorde
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
4 april 2023
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, Y. Buruma, C. Caminada
- Zaaknummer
21/02951
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Noot
J.M. ten Voorde
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS711254:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:486, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 04‑04‑2023
ECLI:NL:PHR:2023:109, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 31‑01‑2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 16‑11‑2021
- Wetingang
Samenvatting
Art. 248 lid 3 Sr bevat een strafverzwarende omstandigheid voor de daarin genoemde strafbare feiten, die alle zien op zedenmisdrijven gepleegd tegen minderjarigen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat met die bepaling — ter implementatie van art. 9 van Richtlijn 2011/93 — is beoogd kinderen die in een kwetsbare situatie verkeren extra bescherming te ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.