De volledige tenlastelegging is in bijlage I opgenomen.
Rb. Gelderland, 26-06-2019, nr. 05/780092-17
ECLI:NL:RBGEL:2019:2833, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
26-06-2019
- Zaaknummer
05/780092-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2019:2833, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 26‑06‑2019; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2021:11736, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2020:2261
Uitspraak 26‑06‑2019
Inhoudsindicatie
De rechtbank heeft in het onderzoek Bosnië - met de deelonderzoeken Brandberg, IJshamer en Maan - 6 mannen veroordeeld tot gevangenisstraffen variërend van 7 jaar tot levenslang. De mannen krijgen deze straffen voor hun aandeel in een reeks liquidaties, poging tot liquidaties en de voorbereidingen hiervan.
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zitting houdende in de extra beveiligde zittingszaal van de rechtbank Noord-Holland, Haarlemmermeer (Justitieel Complex Schiphol) te Badhoevedorp.
Parketnummer : 05/780092-17
Datum uitspraak : 26 juni 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] , [woonplaats]
thans gedetineerd te P.I. Flevoland, HvB Lelystad te Lelystad,
raadsman: mr. J. de Vries, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek gehouden op de terechtzitting van 10 april 2018, 25 april 2018, 27 juni 2018, 24 september 2018, 13 december 2018, 11 maart 2018 14 mei, 22 mei, 27 mei, 28 mei, 29 mei 2019 en 26 juni 2019.
1. De inhoud van de tenlastelegging1.
Verdachte wordt verweten dat hij op 7 november 2015 in Krommenie, samen met anderen dan wel alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd door samen met anderen met wapens te schieten op [slachtoffer] , waardoor [slachtoffer] is overleden.
Als dat niet tot een veroordeling leidt, wordt hem verweten:
dat hij daaraan medeplichtig is geweest door in de periode van 30 oktober 2015 tot en met 7 november 2015 aan zijn mededaders informatie te verschaffen over de plek waar [slachtoffer] kon worden doodgeschoten, waar de schutters zich konden opstellen, waar [slachtoffer] zich bevond, over de bewegingen van [slachtoffer] , over de kleding en over het kogelwerend vest dat [slachtoffer] droeg.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot de Ennetcom-data beroepen op het volgende.
De Ennetcom-data zijn niet controleerbaar en niet betrouwbaar, en zijn op buitenwettelijke wijze ter beschikking van de politie gekomen. Er is geen sprake van een eerlijk proces. De verdediging beschikt in tegenstelling tot het Openbaar Ministerie over onvoldoende informatie met betrekking tot de Ennetcom-gegevens. Daarnaast is tekort gedaan aan het beginsel van een eerlijk proces, omdat de rechter-commissaris een toetsing heeft uitgevoerd waar de wet niet in voorziet, maar die voortkomt uit een beslissing van een buitenlands rechter. Een en ander zou moeten leiden tot bewijsuitsluiting van de Ennetcom-gegevens.
Voor het geval de gegevens wel voor het bewijs gebruikt mogen worden, zijn deze, gelet op artikel 344 eerste lid onder 5 Sv, slechts te bezigen als bewijs wanneer deze steun vinden in ander bewijs.
Ennetcom-verweren
Met betrekking tot de authenticiteit en betrouwbaarheid van de Ennetcom-data wordt gesteld dat:
- -
voor Ennetcom B.V. meerdere werknemers werkten die toegang hadden tot de servers. Zo ook bij de door Ennetcom ingehuurde bedrijven Dahvo B.V. en RIN B.V., de resellers van de PGP-telefoons en Bitflow, de verhuurder van de server in Canada. Wie er allemaal over de wachtwoorden kon beschikken, is onduidelijk, maar alle Ennetcom-data konden worden benaderd en ontsleuteld als men de beschikking had over al de benodigde wachtwoorden. Na de ontsleuteling kunnen berichten worden gelezen, gekopieerd, verplaatst en aangepast;
- -
door het retentiebeleid op de S/MIME-server grote hoeveelheden e-mailberichten zijn bewaard terwijl deze berichten na korte tijd automatisch zouden worden verwijderd;
- -
de eigenaar en bestuurder van Ennetcom door het Openbaar Ministerie wordt verdacht van het onderhouden van nauwe relaties met bekende criminelen en criminele organisaties;
- -
er hardnekkige geruchten zijn dat Ennetcom gefinancierd is door partijen die stevig verankerd zijn in het internationale drugsmilieu en dat deze partijen een stevige vinger in de pap hebben gehouden bij het bedrijf om informatie te krijgen over anderen in het criminele milieu en om zelf een sturende rol te kunnen spelen;
- -
uit de beschikbare Ennetcom-data blijkt dat er beveiligingsproblemen waren bij Ennetcom, te weten bij de behandeling van kopieer- en wipe verzoeken, dat het “stelen” van een Ennetcom-adres mogelijk was en dat e-mails werden ontvangen die niet bestemd waren voor de ontvanger;
- -
beheer en manipulatie van versleutelde communicatie voor criminele groeperingen aantrekkelijk is, wat volgt uit het Marengo-onderzoek waar de criminele groepering over een eigen reseller (van PGP-telefoons) zou kunnen beschikken en men probeerde om de schuld van een vergismoord bij [naam 19] te leggen.
Daarom dient bij de controle van de authenticiteit van de Ennetcom-data ervan uit te worden gegaan dat (onbekende) derden toegang tot de (key)servers hadden en het oogmerk hadden om informatie te manipuleren. Door deze kwetsbaarheid en de manipuleerbaarheid van het Ennetcom-systeem moeten voorafgaand aan de interpretatie van de Ennetcom-data de volgende vragen gesteld worden:
is de inhoud van de tekst van de e-mailberichten en notities authentiek;
zijn de tijdstippen en de data van verzending en ontvangst wel correct (geregistreerd);
zijn de e-mails en notities wel afkomstig van de geregistreerde afzender en zijn deze teksten wel ontvangen door de geregistreerde ontvanger.
Artikel 344 lid 5 Sv
De informatie afkomstig van de Ennetcom-server dient juridisch gezien gekwalificeerd te worden als “andere geschriften” als bedoeld in artikel 344 lid 5 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) en kunnen slechts als bewijsmiddel gelden “in verband met den inhoud van andere bewijsmiddelen”. Voorts is de bewijskracht van de Ennetcom-data door de kwetsbaarheid en de manipuleerbaarheid zwakker dan de bewijskracht die volgens de CAG bij het arrest van de Hoge Raad van 28 september 2004, ECLI:NL:PHR:2004:AO9193 aan door verbalisanten uitgewerkte tapverslagen kan worden toegekend.
Daarbij komt dat de Ennetcom-berichten en notities regelmatig afkomstig zijn van onbekend gebleven personen en in gevolge het bepaalde in artikel 344a derde lid Sv slechts voor het bewijs mogen worden gebruikt:
- -
als het geschrift in belangrijke mate steun vindt in ander bewijsmateriaal;
- -
waarbij de rechter in gevolge het bepaalde in artikel 360 Sv het gebruik van een schriftelijk bescheid houdende de verklaring van een onbekend gebleven persoon moet motiveren.
Ook voor schriftelijke bescheiden geldt dat deze, gelet op jurisprudentie van het EHRM, slechts voor het bewijs kunnen worden gebruikt wanneer de inhoud voldoende steun vindt in andersoortige, los van deze schriftelijke bescheiden staande, bewijsmiddelen die zien op het daderschap van verdachte.
Voorts is aangesloten bij de verweren gevoerd in de zaak [naam 2] . In die strafzaak is betoogd dat:
- -
de integriteit van het Ennetcom-systeem niet is onderzocht en het dossier nauwelijks informatie bevat over de werking van, de toegang tot, de beveiliging en het beheer van de servers en de Ennetcom-data;
- -
dit nog meer klemt omdat de berichten die in april 2019 zijn gevoegd een andere opmaak kennen en de metadata ontbreken; en
- -
omdat de techniek onbekend is en niet onfeilbaar, het uitgangspunt niet kan zijn dat de Ennetcom-data authentiek en betrouwbaar zijn en dit nog te meer geldt nu informatie over bugs, spyware en backdoors ontbreekt en er door de politie ook geen onderzoek naar is gedaan.
Dit moet leiden tot uitsluiting van het bewijs van de Ennetcom-data.
Schending van het recht op een eerlijk proces, de equality of arms.
Voorts is geen sprake van een fair trial, door schending van het beginsel “equality of arms”, omdat de verdediging continue gehinderd werd door een gebrek aan informatie, waardoor zij de authenticiteit en betrouwbaarheid van het bewijs niet heeft kunnen controleren en betwisten. Daartoe is aangevoerd dat:
- -
in het onderzoek 26DeVink meer bekend is over de techniek van en de menselijke bemoeienis bij Ennetcom maar deze informatie niet in het dossier van de onderhavige zaken is gevoegd;
- -
de verdediging de belangrijkste getuigen over de technische aspecten niet heeft kunnen bevragen, en
- -
voor zover de verdediging verbalisanten en de getuigen heeft kunnen ondervragen, zij bij deze bevraging een wezenlijke informatieachterstand had.
Toestemming gebruik Ennetcom-data in strijd met artikel 1 Sv
Ook is er een inbreuk gemaakt op artikel 1 Sv omdat de rechter-commissaris naar aanleiding van de beslissing van de Canadese rechter heeft moeten toetsen of de Ennetcom-data in deze strafzaken mochten worden gebruikt, een beslissing waarin de wet niet voorziet.
Het gebruik van de Ennetcom-data raakt de eerlijkheid van het proces als geheel en het gebruik van deze data is dan ook in strijd met het recht op een eerlijk proces.
Voorts heeft de verdediging met betrekking tot het bewijs inzake de koppeling van de PGP telefoon ( [nummer 5] ) zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Het zwaartepunt van het betoog van de verdediging ligt op de vraag of de handelingen van [verdachte] als medeplegen dan wel medeplichtigheid moeten worden gekwalificeerd.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie kan zich niet verenigen met het standpunt van de verdediging over het gebrek aan integriteit en beveiliging van het Ennetcom-systeem. Het Openbaar Ministerie baseert zich daarbij op de volgende punten.
Het Ennetcom-systeem is ontwikkeld om betrouwbaar te zijn, om communicatie af te schermen en geheim te houden. Als bekend zou worden dat het systeem ondeugdelijk was, zou dat funest zijn voor de bedrijfsvoering. Voorts volgt uit het dossier dat er binnen de Ennetcom-organisatie zorg werd besteed aan het bewaken van de integriteit en dat er werd opgetreden in het geval van bedreiging daarvan.
Anders dan de verdediging suggereert, staat niet vast dat hele groepen personen van verschillende bedrijven toegang hadden tot cruciale delen van de servers. Medewerkers van Dahvo en Ennetcom hadden beheerderstoegang tot bepaalde servers, maar zij konden de versleutelde e-mails niet lezen. Verder is uit de verhoren bij de rechter-commissaris niet gebleken dat iemand voor zijn werkzaamheden toegang had tot de keyserver en de zich daarop bevindende private keys. Voor het werk van RIN B.V. was geen toegang tot de server nodig. [naam 4] (Bitflow) was de verhuurder van de servers.
Om de data te kunnen veranderen is naast toegang tot de servers middels de wachtwoorden ook (algemene) kennis nodig over Microsoft Exchange en de BlackBerry Enterprise Servers en specialistische kennis over de wijze waarop de sleutels opgeslagen waren op de S/MIME server, omdat hiervoor niet was gekozen voor een standaard IT-oplossing.
Hoewel het onderzoek van de server niet gericht was op het vinden van sporen die er op duiden dat de Ennetcom-servers gehackt of gemanipuleerd waren, zijn er geen aanwijzingen gevonden dat hiervan sprake was.
Op basis van de voorgaande argumenten mag de rechter ervan uit gaan dat bestanden die zijn aangetroffen in een digitale omgeving, daar geplaatst zijn door de gebruiker van die digitale omgeving. Een bewezenverklaring op basis van de data is mogelijk, zelfs als deskundigen in het algemeen of theoretisch niet kunnen uitsluiten dat er is gehackt. Dit is pas anders als aannemelijk is dat de integriteit van de data is aangetast.
Overige onderzoeksresultaten valideren de integriteit van de Ennetcom-data.
Context-informatie uit andere onderzoeksresultaten valideren de integriteit en authenticiteit van de Ennetcom-data, bijvoorbeeld als via een Ennetcom-account wordt gemaild over een afspraak bij de reclassering en de gebruiker van dat account een afspraak met de reclassering heeft.
De communicatie tussen de Ennetcom-accounts verloopt adequaat.
Het Openbaar Ministerie kan zich niet verenigen met het standpunt van de verdediging over de bewijswaarde van de Ennetcom-berichten en volgt de vergelijking met de unus testis rechtspraak niet omdat:
- -
uit het arrest van de Hoge Raad uit 2004 volgt dat “andere geschriften”, inhoudende de weergave van telefoontaps, kunnen worden bevestigd door de weergave van andere telefoontaps, ook zijnde “andere geschriften” in de zin van artikel 344 Sv. Dit geldt ook voor de weergave van Ennetcom-berichten;
- -
de Ennetcom-berichten zijn middels processen-verbaal van bevindingen in het dossier gevoegd, en de inhoud van deze berichten wordt in deze processen-verbaal wordt bevestigd door andere bewijsmiddelen;
- -
er daarom geen sprake is van een situatie waarin het unus-testis beginsel geldt, het gaat immers niet om het aannemen van een gebeurtenis op basis van één getuigenverklaring;
- -
ook uit de unus-testis jurisprudentie niet volgt dat sprake moet zijn van twee bewijsmiddelen die de verdachte als dader aanwijzen.
Geen schending van het recht op een eerlijk proces, de equality of arms
Het Openbaar Ministerie stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van schending van artikel 6 van het EVRM omdat:
- -
de verdediging wel stukken uit het onderzoek 26DeVink heeft ontvangen;
- -
de verdediging in de gelegenheid is gesteld om de verbalisanten van 26DeVink onbeperkt te bevragen, en
- -
de verdediging in de gelegenheid is gesteld om zelf onderzoek te doen in de datasets van Bosnië en Brandberg.
Hierdoor was de verdediging in de gelegenheid om een adequate verdediging te voeren ook zonder dat de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] konden worden gehoord.
Toestemming gebruik Ennetcom-data niet in strijd met artikel 1 Sv
Voorts is er geen sprake van een onrechtmatige/buitenwettelijke toetsing door de rechter-commissaris nu de Canadese rechter het speelveld heeft bepaald en de Nederlandse opsporingspraktijk dit heeft gerespecteerd in het kader van de beginselen van internationaal recht door te toetsen aan artikel 126ng Sv, de zwaarste toets binnen de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden, een toetsing die in de lijn is van het smartphone-arrest van de Hoge Raad (net als in de zaak Tandem, r.o. 6.4.1).
Het Openbaar Ministerie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van moord.
Beoordeling door de rechtbank
Ennetcom
De verdediging bepleit bewijsuitsluiting van de Ennetcom-data. De gronden die zij daarvoor aanvoert komen er in essentie op neer dat:
- -
de betrouwbaarheid en authenticiteit van het Ennetcom-systeem en de Ennetcom-data worden betwist;
- -
het recht op een eerlijk proces, in het bijzonder de equality of arms, zou zijn geschonden;
- -
het recht op een eerlijk proces zou zijn geschonden, omdat de rechter-commissaris in strijd met artikel 1 Sv toestemming heeft verleend voor het gebruik van Ennetcom-data in de onderhavige stafzaken door middel van een procedure waarin de wet niet voorziet.
Voordat de rechtbank de verweren zal behandelen, zal zij in het algemeen ingaan op de Ennetcom-data en het gebruik daarvan in de onderzoeken Bosnië en Brandberg.
De Ennetcom-data
Het Nederlandse bedrijf Ennetcom B.V. verkocht “Pretty Good Privacy telefoons” (verder PGP-telefoons) waarmee alleen versleutelde e-mails konden worden verstuurd en ontvangen en waarmee notities konden worden opgeslagen. De e-mailadressen bestonden uit een willekeurige, niet tot een persoon te herleiden, combinatie van cijfers en letters. De e-mailadressen werden door de gebruikers op de “telefoons” opgeslagen onder door hen gebruikte en bij hen bekende bijnamen. Door de versleuteling konden derden de e-mailberichten niet lezen en door het gebruik van bijnamen bleven de verzender en de ontvanger van de berichten voor derden anoniem. Ennetcom maakte gebruik van BlackBerry Enterprice Servers (verder: BES) gehuurd bij het bedrijf Bitflow in Toronto, Canada. Ongeveer 19.000 mensen maakten gebruik van deze dienst van het bedrijf Ennetcom B.V.
[naam 5] werd op 31 december 2015 te Kerkdriel geliquideerd. [naam 6] en [naam 7] raakten gewond maar overleefden de aanslag. Uit de historische verkeersgegevens van een zendmast in de directe omgeving van de plaats delict, bleek dat deze mast in de periode van deze aanslag en in de dagen daarvoor werd aangestraald door een PGP-toestel voorzien van het telefoonnummer eindigend op [nummer 1] met het bijbehorende IMEl-nummer [nummer 2] . Uit gegevens gevorderd van BlackBerry Nederland bleek dat het toestel gebruik maakte van het e-mailadres beginnende met [e-mailadres 1] . Naar aanleiding van deze liquidatie werd een strafrechtelijk onderzoek opgestart onder de naam Bosnië. Uit dit onderzoek kwamen de volgende deelonderzoeken voort:
- -
Brandberg, naar de liquidatie van [slachtoffer] op 7 november 2015 te Krommenie;
- -
IJshamer, naar een poging tot liquidatie van [naam 8] op 3 april 2016 te Amsterdam;
- -
Maan, naar voorbereidingshandelingen voor de liquidatie van [naam 5] en [naam 6] op 20/21 november 2015 te Utrecht.
Toestemming gebruik Ennetcom-data in strijd met artikel 1 Sv
In het strafrechtelijk onderzoek 26DeVink, naar de verdenking van deelneming aan een criminele organisatie en witwassen door het Nederlandse bedrijf Ennetcom en zijn directeur [getuige 2] , is op 8 april 2016 een rechtshulpverzoek gedaan aan de bevoegde autoriteiten in Canada om forensische kopieën te maken van de data op de BES-server(s) in Toronto, Canada. Aan dit verzoek is mede ten grondslag gelegd dat in drie andere Nederlandse strafrechtelijke onderzoeken het ernstige vermoeden is gerezen dat personen die betrokken zijn bij liquidaties gebruik maakten van PGP-telefoons die geleverd zijn door Ennetcom B.V.
Op 19 september 2016 heeft het Superior Court of Justice in Toronto een zogenoemde “sending order” uitgegeven, waarbij is bepaald dat alle in beslag genomen data aan Nederland worden overgedragen. Dit onder de voorwaarden dat de Ennetcom-data alleen mogen worden gebruikt voor onderzoek en vervolging van strafbare feiten als deelneming aan criminele organisatie, moord, doodslag, witwassen, brand /ontploffing, alsmede pogingen en voorbereidingshandelingen daartoe, die direct verband houden met de onderzoeken 26KOPER, 13Rooibos, 13Rendlia en 26DeVink, tenzij hiervoor van tevoren een gerechtelijke machtiging door het Koninkrijk der Nederlanden is afgegeven. De Canadese rechter heeft dus geen toestemming verleend voor het gebruik van de Ennetcom-data in de strafrechtelijke onderzoeken Bosnië, IJshamer, Brandberg en Maan, maar heeft deze beslissing overgelaten aan een Nederlandse rechter.
Om te voldoen aan de voorwaarden van de Canadese rechter, moest een Nederlandse rechter toestemming geven voor het gebruik van de Ennetcom-data in de onderhavige opsporingsonderzoeken. Met de verdediging en de officieren van justitie stelt de rechtbank vast dat het Wetboek van Strafvordering, noch enige andere wet, een procedure kent tot het afgeven van een machtiging, zoals door de Canadese rechter wordt geëist. Daarom heeft het Openbaar Ministerie voor de vorm waarin het onderzoek plaatsvindt, gekozen voor een vordering aan de rechter-commissaris tot het verrichten van onderzoekshandelingen aan de Ennetcom-data, onderzoekshandelingen die rechter-commissaris heeft gedelegeerd aan verbalisanten (artikel 181 jo. artikel 179 Sv). Voor de inhoudelijke toetsing van de vordering heeft de rechter-commissaris aansluiting gezocht bij artikel 126ng Sv, de bepaling die vordering van digitale gegevens van Nederlandse telecommunicatie-aanbieders mogelijk maakt. Dit artikel bepaalt dat de rechter-commissaris aan de volgende drie vereisten moet toetsen:
- -
het moet gaan om een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan en dat een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert;
- -
het belang van het onderzoek moet dringend vorderen dat toegang tot de gegevens wordt verkregen, en
- -
het moet gaan om gegevens die klaarblijkelijk van de verdachte afkomstig zijn, voor hem bestemd zijn, op hem betrekking hebben of tot het begaan van het strafbare feit hebben gediend, of met betrekking tot welke gegevens klaarblijkelijk het strafbare feit is gepleegd.
Artikel 1 Sv luidt: “Strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij de wet voorzien”. In deze bepaling is het legaliteitsbeginsel voor het strafprocesrecht vastgelegd. De overheid wordt bij het maken van inbreuk op vrijheden of rechten van haar burgers gebonden aan de wet. De uitvoerende macht, politie en het Openbaar Ministerie, en de rechterlijke macht mogen geen nieuwe opsporingsbevoegdheden scheppen, waardoor inbreuken op rechten en vrijheden van burgers mogelijk worden. Hieronder valt ook de inbreuk op het recht op privacy. Zoals hiervoor reeds is vermeld, kent de Nederlandse wet geen bepaling die is geschreven voor de toetsing die de Canadese rechter als voorwaarde stelt aan het gebruik van Ennetcom-data in andere strafzaken. Voor de beantwoording van de vraag of artikel 1 Sv zo strikt moet worden uitgelegd dat daarom het gebruik van de Ennetcom-data in deze strafzaken onrechtmatig is, vindt de rechtbank het volgende van belang:
- -
De Canadese rechter heeft nadrukkelijk de mogelijkheid opengelaten dat ook in andere strafrechtelijke onderzoeken naar ernstige misdrijven gebruik werd gemaakt van de Ennetcom-data, en waarbij de toetsing daarvan wordt overgelaten aan een Nederlandse rechter.
- -
Als de Ennetcom-servers in Nederland hadden gestaan, dan was de inbeslagneming van de Ennetcom-data in de opsporingsonderzoeken 26Koper, 13Rooibos, 13Rendlia en 26DeVink volgens artikel 126ng Sv mogelijk geweest en had de officier van justitie toestemming kunnen verlenen om deze informatie ook in andere opsporingsonderzoeken te gebruiken.
- -
Ook als de Canadese rechter voorafgaand aan het gebruik van de Ennetcom-data in andere strafzaken geen toets door een rechter had geëist, had de officier van justitie toestemming kunnen verlenen om deze informatie ook in andere strafzaken te gebruiken.
- -
Uit het stelsel van de wet volgt dat bij een inbreuk op de vrijheden of rechten van burgers de autoriteit die toestemming moet verlenen, hoger moet zijn als de ernst van de inbreuk toeneemt (bij een beperkte inbreuk is de bevoegdheid verleend aan alle verbalisanten en naar mate de ernst van de inbreuk toeneemt, is de bevoegdheid verleend aan respectievelijk een hulpofficier van justitie, een officier van justitie of een rechter-commissaris). Toestemming voor ernstige inbreuken op vrijheden of rechten kan alleen worden verleend voor de opsporing van zware misdrijven (het proportionaliteitsbeginsel). Ook wordt alleen toestemming verleend als het doel niet op andere wijze kan worden bereikt (het subsidiariteitsbeginsel).
- -
Onder andere door de snelle technische ontwikkelingen in de afgelopen decennia is in de rechtspraktijk het bewustzijn ontstaan dat niet elk strafvorderlijk handelen van een functionaris gebaseerd kan zijn op een expliciet in de wet geformuleerde bevoegdheid. Zo bepaalde de Hoge Raad in het Zwolsman-arrest dat opsporingsmethoden alleen bij ernstige of stelselmatige inbreuken op grondrechten een expliciete wettelijke basis in de zin van artikel 1 Sv nodig hebben. Lichtere inbreuken op grondrechten vallen onder de algemene bevoegdheidstoewijzing van artikel 3 van de Politiewet. Ook heeft de wetgever het in de rechtspraktijk ontwikkelde toetsingskader voor de inbreuk op grondrechten gelegaliseerd. Een deel van de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden (Verder: Wet BOB) is hier een voorbeeld van.
Ennetcom B.V. is een Nederlands bedrijf met deels Nederlandse klanten. De PGP-telefoons van Ennetcom B.V. maakten gebruik van mobiele telecommunicatie via het internet. In de praktijk betekent dat de servers, de hardware benodigd voor deze vorm van communicatie, zich overal ter wereld konden bevinden, zolang men ter plaatse maar beschikte over elektriciteit en een snelle internetverbinding. Ook onderhouds- en beheersactiviteiten op de servers door Ennetcom B.V. waren vanaf elke plaats ter wereld mogelijk.
Dit is een technische ontwikkeling waarvan de juridische implicaties bij de totstandkoming van de Wet Bob niet zijn voorzien. Ook kon niet worden voorzien dat een buitenlandse rechter toetsing door een Nederlandse rechter zou eisen voorafgaand aan het verdere gebruik van in het buitenland in het kader van een Nederlands rechtshulpverzoek in beslaggenomen data. De rechtbank vindt dat het ontbreken van een expliciet juridisch kader a priori niet in de weg mag staan aan opsporing en vervolging van ernstige misdrijven als moord, poging tot moord of de voorbereiding van moord. De volgende vraag die de rechtbank dan moet beantwoorden is of andere feiten of omstandigheden in de weg staan aan het gebruik van de Ennetcom-data in de onderhavige strafzaken.
Voor de inhoudelijke toetsing van de beschikbaarstelling van de Ennetcom-data heeft de rechter-commissaris gekozen voor artikel 126ng Sv. De toets in dit artikel ligt bij de rechter-commissaris, de hoogste toetsingsfunctionaris binnen de Wet BOB. De rechter-commissaris heeft zijn toestemming verleend op basis van een plan van aanpak waarin de zoektermen zijn opgenomen waarmee de Ennetcom-data zullen worden doorzocht.
De strafbare feiten die onderzocht werden in de opsporingsonderzoeken Bosnië, Brandberg en IJshamer vallen binnen de voorwaarden die door de Canadese rechter en artikel 126ng Sv worden gesteld. Uit het omvangrijke dossier volgt dat er weinig ander bewijs is dat kon leiden tot de identificatie van de daders.
Daarom vindt de rechtbank dat de gekozen werkwijze en het toetsingskader passen in het stelsel van de Nederlandse wet, maximale waarborgen bieden om een onnodige inbreuk op de privacy van andere Ennetcom-gebruikers te voorkomen zonder dat dit strijd oplevert met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat toetsing ex de artikelen 181 jo. 177 Sv en artikel 126ng Sv niet in strijd is met artikel 1 Sv. Het enkele feit dat voor deze unieke situatie geen expliciete wettelijke bepaling is, maakt dus niet dat het gebruik van de Ennetcom-data onrechtmatig is. De rechtbank verwerpt het verweer.
Schending van het recht op een eerlijk proces, de equality of arms
Voorts is gesteld dat sprake is van schendig van het recht op een eerlijk proces omdat de verdediging:
- -
niet alle informatie uit het onderzoek 26DeVink over de techniek van en de menselijke bemoeienis bij Ennetcom B.V. en de Ennetcom-data heeft ontvangen.
- -
de verdediging de belangrijkste getuige over de technische aspecten niet heeft kunnen bevragen; en,
- -
een wezenlijke informatieachterstand had bij het horen van verbalisanten en getuigen.
De rechtbank stelt voorop dat de verdediging geen onbeperkt recht heeft op het ontvangen van alle informatie waarom zij verzoekt. Slechts die informatie die relevant is voor enige in de strafzaak te nemen beslissing moet in het dossier worden gevoegd. De rechtbank stelt vervolgens vast dat de officieren van justitie de verdediging, naast het strafdossier:
- -
wel relevante stukken uit het onderzoek 26DeVink hebben verstrekt;
- -
alle beschikbare Ennetcom-data over de door de politie aan verdachte toegeschreven e‑mailaccounts op cd-rom hebben verstrekt;
- -
in de gelegenheid hebben gesteld om zelf onderzoek te doen in de datasets van Bosnië, IJshamer en Brandberg en eventuele aanvullende stukken die uit dit onderzoek voortkwamen in het dossier te voegen.
Met de verdediging en de officieren van justitie betreurt de rechtbank dat de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] ondanks herhaalde pogingen niet konden worden gehoord. De rechtbank heeft echter de conclusie moeten trekken dat het onaannemelijk was dat deze getuigen binnen aanvaardbare termijn konden worden gehoord en heeft om die reden afgezien van hernieuwde oproeping van deze getuigen.
De rechtbank is van oordeel dat het strafdossier zodanig is samengesteld dat de verdediging in de gelegenheid was om een adequate verdediging te voeren. Dit geldt te meer nu de verdediging in de gelegenheid is gesteld om zelf onderzoek te doen in de datasets van Bosnië en Brandberg, en naast het dossier alle beschikbare informatie over de aan verdachte toegeschreven e-mailaccounts op Cd-rom heeft ontvangen. Er is geen sprake van schending van het recht op een eerlijk proces. Daarom verwerpt de rechtbank het verweer.
De betrouwbaarheid en authenticiteit van de Ennetcom-data
De rechtbank stelt voorop dat Ennetcom B.V. de communicatie met PGP-telefoons heeft ontwikkeld om anonieme en versleutelde communicatie tussen de gebruikers mogelijk te maken.
Ten aanzien van de stelling dat niet is onderzocht of Ennetcom-accounts zijn gehackt, merkt de rechtbank op dat als sprake is van “hacking” daarvan niet altijd ook (traceerbare) digitale sporen achterblijven. Zelfs bij vergaand en deskundig onderzoek van de Ennetcom-servers zal nooit kunnen worden uitgesloten dat een account of accounts zijn gehackt. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat een zeer groot aantal computers en servers in aanraking komt met malware en daarom ook (veelal door beveiligingssoftware geneutraliseerde) sporen van malware bevat. Zelfs als op de Ennetcom-servers sporen zouden zijn aangetroffen van malware betekent dat nog niet noodzakelijkerwijs dat hiermee een aannemelijke verklaring is gegeven voor de bestreden inhoud van de Ennetcom-berichten of het linken van de accounts aan de gebruiker.
Ten aanzien van de technische problemen van het “zoekprogramma” Hansken, overweegt de rechtbank dat deze enkel zien op de laatste dataset van 1 april 2019, dus op de Ennetcom-data opgenomen in de aanvullende processen-verbaal van 18 april 2019 en 8 mei 2019. De rechtbank heeft geconstateerd dat alleen de datum, tijd, zender en ontvanger bij de berichten ontbreken. Feitelijk gaat het dus – ten aanzien van de dataset van 1 april 2019 – enkel om de compleetheid van de gegevens en niet om de integriteit hiervan. De incompleetheid van de gegevens, veroorzaakt door een update van “Hansken”, kan mogelijk vragen oproepen over de bruikbaarheid van de Ennetcom-datasets van 18 april en 8 mei 2019, maar heeft geen invloed op de integriteit van deze data en zeker niet van alle voorgaande Ennetcom-datasets.
De rechtbank merkt op dat de verdediging, als zij spreekt over de betrouwbaarheid en authenticiteit van de Ennetcom-data vaak de woorden “het valt niet uit te sluiten” en “het is niet ondenkbaar” gebruikt of woorden met een soortgelijke betekenis.
Met de verdediging en de officieren van justitie is de rechtbank van oordeel dat kan worden gesteld dat van geen enkel ICT-systeem dat verbinding heeft met het internet “valt uit te sluiten” dat het systeem kan worden gehackt of dat data op andere wijze door technische omstandigheden zouden kunnen zijn aangetast of menselijk ingrijpen zouden kunnen zijn vervalst. Iedereen die het nieuws volgt, weet dat bijvoorbeeld dat zelfs computers van het Amerikaanse ministerie van defensie zijn gehackt en dat een containeroverslagbedrijf in de Rotterdamse haven is lamgelegd door een computervirus.
Echter, voor een bewezenverklaring die mede gebaseerd is op de Ennetcom-data hoeft de rechtbank geen “bewijsmiddelen” op te nemen waaruit volgt dat de theoretische mogelijkheid is uitgesloten dat de Ennetcom-data zijn aangetast of vervalst. De rechtbank moet beoordelen of de verweren van de verdediging hierover voldoende aannemelijk zijn geworden. Het is aan de verdediging om aannemelijk te maken dat de Ennetcom-data zijn aangetast of vervalst door deze stelling met feiten en omstandigheden te onderbouwen. Bij de beoordeling van de verweren mag de rechter volgens vaste jurisprudentie, naast de weerlegging in de bewijsmotivering, ook de onwaarschijnlijkheid, onaannemelijkheid en/of de ongeloofwaardigheid van alternatieve scenario’s in zijn oordeelsvorming betrekken.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank -behoudens aanwijzingen van het tegendeel- als uitgangspunt neemt dat Ennetcom-berichten of notities aangetroffen in het account van een gebruiker, afkomstig zijn van deze gebruiker of aan hem zijn verzonden en dat deze berichten of notities niet zijn aangetast of vervalst.
Met betrekking tot de aangevoerde verweren overweegt de rechtbank als volgt:
Het enkele feit dat het bedrijf Ennetcom en de eigenaar zijn vervolgd wegens witwassen en deelneming aan een criminele organisatie of dat er volgens de verdediging “hardnekkige geruchten” zijn dat Ennetcom is gefinancierd door een partij die stevig verankerd is in het internationale drugsmilieu, is onvoldoende onderbouwing voor de stelling dat het Ennetcom-systeem zo was ingericht dat de Ennetcom-data konden worden aangetast of vervalst, en zeker niet voor de verweren dat dit daadwerkelijk is gebeurd in de onderhavige strafzaken.
Ennetcom B.V. had ongeveer 19.000 gebruikers. Dit betekent dat er accounts moesten worden geactiveerd en verwijderd, dat er onderhoud aan het systeem moest worden verricht en service aan de gebruikers moest worden verleend. Daarvoor moesten helpdesk- en onderhoudsmedewerkers van Ennetcom (beperkte) toegang hebben tot de Ennetcom-servers. Ook medewerkers van de serververhuurder Bitflow zullen werkzaamheden op de servers hebben moeten verrichten en daartoe (beperkt) toegang hebben gehad tot de servers. Dat deze medewerkers ook toegang hadden tot de keyserver en de kennis hadden om (metadata van) de Ennetcom-berichten en notities aan te passen, is onvoldoende onderbouwd. Dit volgt ook niet uit de verhoren van verbalisanten, noch uit de verhoren van andere getuigen en de deskundige Van Eijk. De theoretische mogelijkheid dat één of meer personen beschikten over de benodigde wachtwoorden en daarbij ook de kennis hadden om daarmee de Ennetcom-data te vervalsen, betekent nog niet dat aannemelijk is dat dit ook daadwerkelijk is gebeurd. Dit geldt te meer nu op de Ennetcom-servers de personalia van de gebruikers niet aan hun accounts zijn gekoppeld.
- -
De verdediging heeft gesteld dat uit het Marengo-onderzoek is af te leiden dat een criminele organisatie [naam 19] de schuld probeerde te geven van een vergismoord. Als deze stelling al waar is, volgt uit hetgeen de verdediging ter onderbouwing heeft aangevoerd enkel dat hierover is gecommuniceerd met PGP-telefoons, niet dat de valse beschuldiging tot stand is gekomen door het vervalsen van PGP-berichten.
- -
De verdediging heeft gewezen op communicatie tussen gebruikers en helpdeskmedewerkers van Ennetcom, waaruit zou volgen dat data van het ene naar het andere account konden worden gekopieerd, er fouten zijn gemaakt bij de uitvoering van wipe-verzoeken en een gebruiker e-mails heeft ontvangen die niet voor hem bestemd waren. Dit is onvoldoende onderbouwing voor de stelling dat het gehele Ennetcom-systeem onbetrouwbaar is. Ten eerste kende Ennetcom ongeveer 19.000 gebruikers en het gaat slechts om enkele voorbeelden. Ten tweede kan sprake zijn van menselijke fouten van een of meer gebruikers en een of meer helpdeskmedewerkers.
- -
De PGP-communicatie die via de S/MIME-server verliep, kende een retentiebeleid waarbij berichten automatisch na één dag werden verwijderd. Als berichten werden verplaatst naar een andere map op de server, was dit retentiebeleid niet meer van kracht. Door een bericht handmatig te wissen, werd dit bericht naar de map “prullenbak” verplaatst. Ook door de “verplaatsing naar de prullenbak” werd het bericht niet meer automatisch en definitief gewist. Anders dan de verdediging gaat de rechtbank uit van een systeemfout en niet van boze opzet om berichten tegen de zin van de gebruiker te bewaren. Dit omdat:
o dit retentiebeleid gold voor alle gebruikers van PGP-toestellen die via de S/MIME-server communiceerden, niet voor slechts enkele accounts;
o de informatie hierdoor slechts gefragmenteerd beschikbaar kwam, immers alleen handmatig “gewiste” informatie bleef op de server achter;
o en de informatie versleuteld werd bewaard.
Het dossier bevat daarnaast informatie, die de betrouwbaarheid en authenticiteit van de Ennetcom-data bevestigt. De rechtbank wijst hiervoor op de volgende punten die bij het linken van de PGP-accounts aan de verschillende gebruikers verder zullen worden uitgewerkt:
Onderzoeksgegevens uit andere bronnen valideren de integriteit en authenticiteit van de Ennetcom-data. Het gaat hier bijvoorbeeld om:
o reizen van de gebruiker van de PGP-telefoon waarbij de PGP-telefoon lijkt mee te reizen met een gewone telefoon of de auto van de gebruiker;
o het aanstralen van telefoonmasten in de directe omgeving van Schiphol door de PGP-telefoon, op de momenten dat de gebruiker aankomt in Nederland of vanaf Schiphol vertrekt;
o afspraken en gebeurtenissen waarover wordt gemaild en waarvan uit andere onderzoeksgegevens blijkt dat die daadwerkelijk hebben plaatsgevonden;
o berichten over en notities van telefoonnummers van familie en/of de vriendin van de gebruikers.
- -
De berichtenuitwisseling tussen de verschillende gebruikers van de PGP-telefoons verloopt adequaat. Ondanks dat e-mailberichten slechts gedeeltelijk zijn bewaard, valt uit de bewaarde data te concluderen dat men weet met wie men mailt en (een deel) van de berichten sluit op elkaar aan.
- -
Zoals hiervoor reeds is opgemerkt, wordt een deel van de berichten gerelateerd aan gebeurtenissen die bevestigd worden door andere onderzoeksresultaten. Hierdoor wordt het account niet alleen gelinkt aan een gebruiker, maar wordt ook het tijdstip en de datum van verzending bevestigd.
Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank dat de Ennetcom-data voldoende betrouwbaar zijn en hoeft hier niet terughoudend mee om te worden gegaan. Daarmee wordt het beroep op bewijsuitsluiting verworpen.
Het beroep op artikel 344 lid 5 Sv
Het beroep op artikel 344 lid 5 Sv wordt verworpen. Uit de hieronder opgenomen bewijsmiddelen volgt dat naast de PGP-berichten ook andere bewijsmiddelen worden gebruikt zoals getuigenverklaringen, sectieverslagen, processen-verbaal van bevindingen en zendmastgegevens. Dit geldt te meer nu “het andere bewijsmiddel” die het gebruik van “andere geschriften” voor het bewijs mogelijk maken, ook “een ander geschrift” kan zijn.
Het bewijs
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van moord.
De standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat sprake is van medeplichtigheid en niet van medeplegen.
Beoordeling door de rechtbank
Plaats delict 1, Krommenie
Op 7 november 2015 omstreeks 01.49 uur wordt aan de politie gemeld dat er schoten zijn gehoord op de [straatnaam 1] in Krommenie, gemeente Zaanstad. Ter hoogte van perceel nr. [nummer 3] lag een man op de grond. In de jas van het slachtoffer was een gat zichtbaar bij de buik/borst. Onder zijn jas droeg de man een kogelwerend vest. Ter hoogte van de borst zat een gat in het vest.3.Het slachtoffer is geïdentificeerd als [slachtoffer] .4.Zijn dood is het gevolg van functiestoornissen van vitale organen (primair het [getuige 1] , de longen) en algehele weefselschade door doorgemaakt bloedverlies, opgelopen door een doorschot aan de borstkas.5.
Getuige [getuige 4] ( [straatnaam 2] Krommenie) hoorde op straat een zestal schoten, keek meteen naar buiten en zag een zwarte Golf met hoge snelheid wegrijden.6.Op de plaats delict zijn hulzen veilig gesteld.7.Diverse voertuigen van omwonenden zijn beschadigd als gevolg van rondvliegende kogels.8.
Plaats delict 2, [straatnaam 3] Amsterdam
Op 7 november 2015 omstreeks 1.59 uur werd bij de politie melding gedaan van een autobrand op de [straatnaam 3] in Amsterdam.9.De brand is aangestoken. De auto was van oorsprong zwart van kleur.10.De brandende auto is een op een Volkswagen Golf gelijkende auto.11.
In de nacht van 6 op 7 november 2015 stonden vier vrienden onder het viaduct op de [straatnaam 3] in Amsterdam te chillen.12.Er komt een auto aan gescheurd met piepende banden, een Volkswagen Golf, zwart, type 5, GTI vrij nieuw. Die auto werd geparkeerd en er stapten 2 jongens uit. (…). Een van hen riep: “he jongens ga alsjeblieft weg. Ik smeek jullie om weg te gaan. Ik wil dat jullie geen problemen krijgen.13.Hij had een vuurwapen in zijn hand.14.
Forensisch onderzoek
Op de plaats delict in Krommenie en in de omgeving daarvan zijn hulzen aangetroffen van het kaliber 9x19mm en 7.62x39mm.15.
Het op de [straatnaam 3] aangetroffen uitgebrande voertuig betrof een Volkswagen Golf, kleur zwart. In het voertuig werden een machinegeweer en een vuistvuurwapen aangetroffen.16.De restanten van het vuistvuurwapen passen bij een semiautomatisch pistool merk Grand Power. Kaliber 9mm Parabellum. Het geweer heeft de uiterlijke kenmerken van een semiautomatisch geweer merk Ceska Zbrojovka, kaliber 7.62x39mm.
De bevindingen van het door het NFI uitgevoerde vergelijkend hulsonderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker (>1.000.000) wanneer de hulzen zijn verschoten met de Ceska Zbrojovka dan dat ze verschoten zijn met vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als de Ceska Zbrojovka.17.
Voorts zijn de bevindingen van het door het NFI uitgevoerde vergelijkend schotrestenonderzoek extreem veel waarschijnlijker (>1.000.000) wanneer de inschotbeschadiging in het midden van de achterzijde van de jas van het slachtoffer is veroorzaakt door het verschieten van de munitie van het kaliber 7.62x39mm (Ceska Zbrojovka) dan dat de inschotbeschadiging is veroorzaakt door munitie van het kaliber 9mm Parabellum.18.
Vluchtauto Skoda Fabia plaats delict 2
Een van de jongens die onder het viaduct van de [straatnaam 3] aan het chillen waren, zag een zilverkleurige of grijze auto met hoge snelheid langsrijden.19.
Voor het kenteken [kenteken 1] is voor de periode 11 oktober 2015 – 7 november 2015 een blokbevraging gedaan teneinde zicht te krijgen op min of meer gelijktijdig met het kenteken [kenteken 1] meereizende voertuigen.
Op 23 oktober 2015 om 21.48 uur en om 22.31 uur is het kenteken [kenteken 2] op hetzelfde moment geregistreerd als het kenteken [kenteken 1] op respectievelijk de [straatnaam 4] en de [straatnaam 5] . Op 1 november 2015 worden beide kentekens geregistreerd op de [straatnaam 6] om respectievelijk 1.24 uur ( [kenteken 1] ) en 1.27 uur ( [kenteken 2] ).
Het voertuig met kenteken [kenteken 2] , een grijze personenauto, merk Skoda Fabia, stond tussen 6 augustus 2015 en 11 november 2015 op naam van [naam 9] .20.
[naam 9] heeft verklaard dat iemand anders de zilveren Skoda Fabia heeft opgehaald en dat hij de auto kreeg met papieren en sleutels.21.Hij reed zelf af en toe in de auto. Aan [naam 2] heeft hij de auto een aantal keren uitgeleend. Op respectievelijk 5 en 28 september 2015 is de Skoda Fabia gecontroleerd door de politie. Bestuurder van de auto betrof telkens [naam 2] .22.De auto is op 11 november 2015 weggedaan, maar niet door [naam 9] .23.Op 11 november 2015 werd de wettelijke aansprakelijkheid van de Skoda Fabia op naam gesteld van [naam 10] .
Op 8 november 2015 tussen 21.44 uur en 22.07 uur vond er een berichtenwisseling plaats tussen de accounts [e-mailadres 4] en [e-mailadres 1] (Hieronder geïdentificeerd respectievelijk als [naam 11] en [naam 2] ):
- -
[naam 11] aan [naam 2] : “Ja tog e samsa dat autotje van je al naar de sloop?”
- -
[naam 2] aan [naam 11] : “Nee man kijk shie koper.”
- -
[naam 11] aan [naam 2] : “Fik ze KK moer”
- -
[naam 2] aan [naam 11] : “Dan maak je die honde wakker”24.
Relatie tussen [verdachte] met [slachtoffer]
Op de plaats delict is op het lichaam van [slachtoffer] een telefoon gevonden met het telefoonnummer eindigend op [nummer 4] . In die telefoon komt als contactpersoon tweemaal de naam [verdachte] voor met de telefoonnummers eindigend op [nummer 5] en 6610.25.De vriendin van [slachtoffer] heeft verklaard dat [slachtoffer] op vrijdag 6 november 2015 om half acht in de avond wegging. Hij had met een vriend afgesproken en zij hoorde de naam [verdachte] vallen. Hij ging lopend naar het station in Krommenie en zou naar Amsterdam gaan. Vlak voor [slachtoffer] wegging, werd hij gebeld. Zij zag op het display dat er [verdachte] stond. [slachtoffer] zei tegen [verdachte] dat hij over een paar minuutjes de deur uit zou gaan.26.
[verdachte] heeft verklaard dat hij dagelijks contact had met [slachtoffer] , sms’en en bellen, dat de telefoonnummers eindigend op [nummer 5] en [nummer 7] zijn nummers zijn en dat het klopt dat hij met die nummers in de telefoon van [slachtoffer] staat onder “ [verdachte] ”. [verdachte] herkent zichzelf op de foto met [slachtoffer] op Amsterdam CS op 7 november 2015 om 00.01.16 uur.27.
De identificatie van de Ennetcom-accounts
Uit het onderzoek zijn de volgende voor dit vonnis relevante e-mailadressen naar voren gekomen:
- -
[e-mailadres 1] (hierna te noemen: [e-mailadres 1] );
- -
[e-mailadres 2] (hierna te noemen: [e-mailadres 2] );
- -
[e-mailadres 3] (hierna te noemen [e-mailadres 3] );
- -
[e-mailadres 4] (hierna te noemen [e-mailadres 4] );
- -
[e-mailadres 5] (hierna te noemen [e-mailadres 5] ).
Gelet op de onderlinge contacten en de inhoud van de berichten tussen (onder andere) deze accounts is het vermoeden ontstaan dat de gebruikers ervan zich schuldig hebben gemaakt aan het plegen van een strafbaar feit of strafbare feiten. De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of en zo ja welke accounts aan verdachte kunnen worden toegeschreven.
Ennetcom-account [e-mailadres 1] identificatie [naam 2]
erkent dat hij de telefoons met de nummers eindigend op [nummer 8] , [nummer 9] en [nummer 1] in gebruik had.28.Aan het telefoonnummer [nummer 1] is een Ennetcom-account gekoppeld met bijbehorend e-mailadres [e-mailadres 1] (hierna te noemen: [e-mailadres 1] ).29.De rechtbank concludeert dat [naam 2] de gebruiker was van Ennetcom account [e-mailadres 1] en dat alle e-mailberichten met betrekking tot dit account aan [naam 2] zijn toe te schrijven. Hierna zal de rechtbank de gebruiker van [e-mailadres 1] aanduiden als [naam 2] .
Ennetcom-account [e-mailadres 2] identificatie [naam 1]
Uit onderzoek naar de e-mailadressen van [naam 2] en [naam 12] zijn, zoals later zal blijken, ook de volgende voor dit vonnis relevante e-mailadressen naar voren gekomen:
- -
[e-mailadres 2] (hierna te noemen: [e-mailadres 2] );
- -
[e-mailadres 6] (hierna te noemen: [e-mailadres 6] ).
Van deze accounts werden het daarbij behorende IMEI- en IMSI-nummer en Sim-ID verkregen.
Dit betreffen bij [e-mailadres 2] IMEI [nummer 10] (hierna te noemen: IMEI [nummer 10] ), IMSI [nummer 11] en Sim-ID [nummer 12] .
Voor [e-mailadres 6] waren dit IMEI [nummer 13] , IMSI [nummer 11] en Sim-ID [nummer 12] .30.
De rechtbank stelt vast dat de gebruiker van de genoemde accounts gebruik maakt van twee verschillende telefoons (IMEI-nummers), maar van dezelfde SIM-kaart (IMSI en Sim-ID).
Bij beide accounts:
- -
zijn 61 unieke e-mailaccounts opgeslagen als contact door zowel [e-mailadres 2] als [e-mailadres 6] ;
- -
zijn van deze 61 unieke e-mailaccounts er 53 e-mailaccounts die onder een identieke contactnaam zijn opgeslagen door zowel [e-mailadres 2] als [e-mailadres 6] ;
en
- -
zijn er in totaal 39 unieke e-mailaccounts waarvan de gebruikers zowel [e-mailadres 2] als [e-mailadres 6] hebben opgeslagen;
- -
zijn er van deze 39 unieke e-mailaccounts 10 e-mailaccounts waarvan de gebruikers een identieke contactnaam hebben gegeven aan zowel account [e-mailadres 2] als [e-mailadres 6] ;
- -
zijn er van deze 39 unieke e-mailaccounts 14 e-mailaccounts waarvan de gebruikers een zeer gelijkende contactnaam hebben gegeven aan zowel account [e-mailadres 2] als [e-mailadres 6] .31.
De rechtbank concludeert op grond hiervan dat door de [e-mailadres 2] en [e-mailadres 6] dezelfde e-mailaccounts grotendeels zijn opgeslagen onder een identieke, dan wel gelijkende contactnaam. Bovendien worden [e-mailadres 2] en [e-mailadres 6] ook door 39 andere e-mailaccounts onder identieke, dan wel zeer gelijkende contactnamen opgeslagen. De rechtbank stelt dan ook vast dat de gebruikers van [e-mailadres 2] en [e-mailadres 6] bekend zijn met veelal dezelfde contacten.
In de contactenlijst van [e-mailadres 2] is op 15 november 2015 het account [e-mailadres 6] opgeslagen onder de accountnaam ‘nieuwe’.32.De laatste opgeslagen verzonden berichten van [e-mailadres 2] zijn van 17 november 2015.33.
Op 1 januari 2016 vindt de volgende berichtenwisseling tussen [naam 2] en [e-mailadres 7] plaats.
13:41:18 [naam 2] : Die andere zegt dat hij niks van mij ontvangt heb hem 6x gemald maar er komt niks aan bij hem ben die gozer die net tel bij je heeft gehaald.
13:47:22 2229 : Ooo wacht. Ik heb je denk ik die oude mail van hem gegeven. Zie onderaan.
T12:07:18 2229 : [e-mailadres 6]
[e-mailadres 2]
Ik denk dat je de bovenste moet hebben. Probeer ze allebei maar. Ik mail hem altijd met die tweede.34.
Tussenconclusie [e-mailadres 2] en [e-mailadres 6] zijn van dezelfde gebruiker
Gelet op het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat de e-mailaccounts [e-mailadres 2] en [e-mailadres 6] dezelfde gebruiker hebben. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld wie als de gebruiker van deze e-mailaccounts kan worden geïdentificeerd en overweegt hierover het volgende.
Het artikel in Het Parool
Naar aanleiding van de liquidatie van [slachtoffer] verschijnt op 7 november 2015 een bericht op de internetwebsite van de krant ‘Het Parool’. In dit artikel worden de namen genoemd van de volgende personen:
- -
[naam 19] ;
- -
[slachtoffer] : vermoord op 7 november 2015;
- -
[naam 13] : vermoord op 13 juli 2014;
- -
[naam 1] : vermoord op 29 december 2012;
- -
[naam 14] : vermoord op 3 september 2014;
- -
[naam 15] : vermoord op 18 oktober 2012;
- -
[naam 16] : vermoord op 25 mei 2013;
- -
[naam 17] .35.
Op 8 november 2015 vindt de volgende berichtenwisseling plaats tussen [e-mailadres 2] en [e-mailadres 4] (hierna te noemen: [e-mailadres 4] ).
[e-mailadres 4] : Je naam staat kk heet op parol wtf
[e-mailadres 2] : Hahahahaha ja man die denken natuurlijk dat ik erachter zit
[e-mailadres 2] : Ja lekker belangrijk ahahah. Praten mensen op straat?
[e-mailadres 4] : Nee parol praat madefackers.36.
[naam 17] is naar aanleiding van de moord op [naam 15] veroordeeld en zat ten tijde van de liquidatie van [slachtoffer] gedetineerd.37.Gelet op de door middel van de historische verkeersgegevens verkregen locatiebepalingen van [e-mailadres 2] in relatie tot de detentie van [naam 17] kan hij niet de gebruiker zijn van [e-mailadres 2] . Immers, de PGP-telefoon voorzien van IMEI-nummer [nummer 10] waarmee de berichten van [e-mailadres 2] werden verstuurd, heeft in de periode na 2 november 2015 geen verbindingen afgewikkeld in het Nederlands Radionetwerk. Indien er met deze telefoon in deze periode gecommuniceerd zou zijn vanuit de penitentiaire inrichting zou dit in de historische verkeersgegevens zichtbaar zijn geweest.38.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat enkel [naam 19] en [naam 17] nog in leven zijn van de personen van wie de namen worden genoemd in het artikel in Het Parool. De opmerking van [e-mailadres 4] “je naam staat kk heet op parol wtf” moet dus op één van deze personen betrekking hebben. Gelet op zijn detentie kan [naam 17] niet degene zijn die heeft gecommuniceerd met account [e-mailadres 2] . Dit wijst er dan ook op dat [naam 19] de gebruiker was van e-mailaccount [e-mailadres 2] .
Contacten [e-mailadres 2] en [e-mailadres 6]
Op 24 september 2014 is op het account [e-mailadres 2] het volgende bericht opgeslagen:
‘ [naam 20] [telefoonnummer 1] ’.
Op 23 januari 2016 werd eveneens een opmerking aangemaakt door de gebruiker van account [e-mailadres 6] . Ook daar werd het telefoonnummer [telefoonnummer 1] genoemd. Daarnaast werd het telefoonnummer [telefoonnummer 2] genoemd.39.
Het telefoonnummer [telefoonnummer 1] staat op naam van [naam 20] , met als aansluitingsadres [adres 2] in Amsterdam.40.In de Gemeentelijke Basis Administratie staat op dit adres [naam 20] ingeschreven, een zus van [naam 1] .41.[naam 1] heeft hierover verklaard dat hij zijn zus [naam 20] opslaat als ‘ [naam 20] ’, ‘Zus’ of ‘zusje’. Geen van zijn broers heeft een PGP. De ouders van [naam 1] wonen aan de [straatnaam 7] .42.
Het telefoonnummer [telefoonnummer 2] staat op naam van [naam 21] , wonende op de [adres 3] in Zaandam.43.[naam 21] is de broer van [naam 19] , [naam 21] , die aan de [adres 3] woont.44.
De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat in de accounts [e-mailadres 2] en [e-mailadres 6] telefoonnummers van een broer en zus van [naam 1] zijn opgeslagen. Deze telefoonnummers staan ook geregistreerd op adressen van deze broer en de ouders van [naam 1] .
Reisgegevens van en naar Marokko
Door de Marokkaanse autoriteiten is een overzicht verstrekt van de in- en uitreisgegevens van [naam 19] over de periode van 9 augustus 2007 tot en met 22 juni 2017.45.Ook zijn de historische gegevens van IMEI-nummer [nummer 10] (hierna te noemen: de telefoon van [e-mailadres 2] ) verstrekt over de periode van 23 september 2015 tot en met 2 november 2015.46.Deze gegevens zijn samengevat in onderstaande tabel.47.
In- en uitreisgegevens Marokko/Thailand [naam 1] | Verblijf in Nederland [naam 1] | Telefoon van [e-mailadres 2] | Berichtenverkeer vanaf accounts [e-mailadres 2] en [e-mailadres 6] |
Vanaf 23 juni 2015 tot en met 23 september 2015 in Marokko | Eerste contact 23 september 2015 op zendmast nabij luchthaven Schiphol | 6 augustus 2015 [e-mailadres 2] : ‘Ik ga morgen naar tanger (…)’ 7 augustus 2015 [e-mailadres 2] : ‘Ok rij rustig ik rij nu kech (de rechtbank begrijpt: Marrakech) uit’ | |
Van 23 september 2015 tot en met 27 september 2015 | Registraties binnen Nederland, voornamelijk in Amsterdam | ||
27 september 2015 aankomst in Marokko | Twee registraties op 27 september 2015 op zendmasten op Schiphol | ||
Vanaf 27 september 2015 tot en met 30 oktober 2015 in Marokko, met korte onderbreking naar Verenigde Arabische Emiraten volgens paspoort | Geen registraties in Nederland, op 30 oktober 2015 weer registraties op twee zendmasten op (luchthaven) Schiphol | 10 oktober 2015 [e-mailadres 2] : ´Ok ben zelf in het buitenland’ | |
30 oktober 2015 tot en met 2 november 2015 | Registraties binnen Nederland, voornamelijk in Amsterdam | ||
Vanaf 2 november 2015 tot en met 23 januari 2016 in Marokko | Na laatste registratie op zendmast in Amsterdam, na 2 november 2015 geen registraties meer in Nederland, ondanks verzonden berichten van 6 tot en met 11 november 2015 en 17 november 2015. | 1 november 2015 [e-mailadres 2] : ´gewoon thuis heb je hajar gesproken? (…) avond rond 22.30 ik ga daarna ochtendvlucht pakken naar mocro’ (de rechtbank begrijpt: Marokko) 1 januari 2016 [e-mailadres 6] : ‘heel marokko praat erover. (…) iedereen is hier toch met nieuwjaar’ | |
Vanaf 26 januari 2016 tot en met 14 april 2016 in Marokko | 17 februari 2016 [e-mailadres 6] : ‘Heeft gesneeuwd in de bergen daardoor is kech koud, en daar? (…) Hier was hele winter top tot afgelopen dagen’ | ||
15 april 2016 tot en met 25 april 2016 in Thailand | 17 april 2016 [e-mailadres 6] : ‘Ahahaha nee man ben ver ver man bro sorry’ 18 april 2016 [e-mailadres 6] : ‘Ja rustig is warm man’ |
De rechtbank overweegt dat uit voornoemde gegevens, in- en uitreisgegevens Marokko en Thailand, zendmastregistraties van de telefoon van [e-mailadres 2] en de berichten die door zowel [e-mailadres 2] als [e-mailadres 6] zijn verstuurd, blijkt dat [naam 1] op exact dezelfde momenten in Marokko was als de gebruiker van [e-mailadres 2] en [e-mailadres 6] . Bovendien reist de gebruiker van [e-mailadres 2] op exact dezelfde dagen als [naam 1] van en naar Marokko. Dat blijkt uit het feit dat de [e-mailadres 2] telkens zendmasten aanstraalt op en rondom luchthaven Schiphol op het moment dat [naam 1] een reisbeweging maakt naar of vanuit Marokko. Tenslotte volgt uit de berichten van [e-mailadres 2] en [e-mailadres 6] ook dat de gebruiker van deze e-mailadressen in Marokko verblijft. Dit geldt ook voor het verblijf van [naam 1] in Thailand, nu de berichten dat de gebruiker ‘ver is’ en dat het daar ‘warm is’ passen bij een verblijf in Thailand. Naar het oordeel van de rechtbank duidt dit er dan ook op dat [naam 1] de gebruiker van zowel [e-mailadres 2] als [e-mailadres 6] is.
Conclusie [naam 1] is de gebruiker van [e-mailadres 2] en [e-mailadres 6]
Gelet op al het voorgaande en in het bijzonder dat:
- -
is vastgesteld dat [e-mailadres 2] en [e-mailadres 6] dezelfde gebruiker hebben;
- -
[naam 1] de enige persoon is die bedoeld kan worden met het bericht aan [e-mailadres 2] over het artikel in Het Parool inzake de moord op [slachtoffer] ;
- -
telefoonnummers van de zus en broer van [naam 1] opgeslagen staan in zowel [e-mailadres 2] als [e-mailadres 6] ;
- -
[naam 1] van en naar Marokko reist op exact dezelfde momenten dat [e-mailadres 2] en [e-mailadres 6] zendmasten op en rondom luchthaven Schiphol registreren, en
- -
e-mailberichten, verzonden met [e-mailadres 2] en [e-mailadres 6] , er op wijzen dat de gebruiker in Marokko is, net als [naam 1] op dat moment,
acht de rechtbank bewezen dat [naam 1] de gebruiker is van zowel het Ennetcom-account [e-mailadres 2] als [e-mailadres 6] , dat de bijbehorende telefoons ook in zijn bezit waren en dat alle e-mailberichten met betrekking tot deze accounts aan hem zijn toe te schrijven. Hierna zal de rechtbank de gebruiker van [e-mailadres 2] en [e-mailadres 6] aanduiden als [naam 1] .
Ennetcom-account [e-mailadres 3] identificatie [verdachte]
Op 6 november 2015 was [slachtoffer] in de loop van de avond op het adres [adres 4] in Amsterdam. Daar was toen ook aanwezig ene [naam 22] .48.
Op 6 november 2015 was in de periode tussen 20.30 en 23.30 uur rond de woning [adres 4] in Amsterdam het mobiele nummer [telefoonnummer 3] (hierna te noemen [telefoonnummer 3] ) actief. Dit nummer werd gebruikt van 30 oktober 2015 tot en met de ochtend van 7 november 2015.49.Aan het telefoonnummer [telefoonnummer 3] is het Ennetcom-account [e-mailadres 3] gekoppeld.50.
[verdachte] wordt [verdachte] en [verdachte] genoemd.51.Ennetcom-account [e-mailadres 3] wordt door andere Ennetcom-accounts opgeslagen onder de naam [verdachte] en [verdachte] .52.
Op 30 oktober 2015 stuurt [slachtoffer] een bericht naar het telefoon nummer [nummer 5] van [verdachte] . Het bericht bevat de volgende tekst: “Ben met vrouwtje kan der niet alleen laten gaan”.53.
Op 30 oktober 2015 wordt met de camera van [e-mailadres 3] een scherm van een ander toestel gefotografeerd met de tekst : “Ben met vrouwtje kan der niet alleen laten gaan”.54.
Op 6 november 2015 om 19.51 uur bericht van de telefoon van [slachtoffer] aan de telefoon van [verdachte] “vertraging en shit ben in de trein zie je zo cap? Toch” Een minuut later bericht van [e-mailadres 3] naar [telefoonnummer 4] “Zijn trein heeft vertraging, hij is wel onderweg”.55.
Op 7 november om 00.01 uur is [verdachte] samen met [slachtoffer] op het centraal station in Amsterdam (zie hiervoor). Om 00.04 uur bericht van [e-mailadres 3] aan [telefoonnummer 4] “Hij gaat zo de trein pakken”.
Op 7 november 2015 om 01.44 uur bericht van GSM [slachtoffer] aan GSM van [verdachte] “Ben bijna thuis”.
Op 7 november 2015 om 01.44.53 uur bericht van [e-mailadres 3] naar [telefoonnummer 4] “Waar ben je? Hij is er bijna.”56.
Naar het oordeel van de rechtbank staat hiermee vast dat [verdachte] de gebruiker was van Ennetcom account [e-mailadres 3] .
Ennetcom-account [e-mailadres 4] identificatie [naam 11]
maakte gebruik van een PGP telefoon.57.
In de geautomatiseerde datasystemen van de politie heeft [naam 11] de bijnaam [bijnaam 1] / [bijnaam 1] . [naam 11] was ongeveer 1.95m lang.58.Op 7 november 2015 stuurt [e-mailadres 2] naar [e-mailadres 4] “Nog even [bijnaam 1] a.u.b. Na deze actie kom je bij me op vakantie” en “ [bijnaam 1] en [bijnaam 2] geen genade aub!!!” En op 9 november 2015 “gooi die shit weg a [bijnaam 1] luister naar me aub”59.
In het Ennetcom-account [e-mailadres 4] zijn onder andere de nummers Ma work= [telefoonnummer 5] en Pa work= [telefoonnummer 6] opgeslagen. Het eerste nummer is in gebruik bij [naam 23] . Zij is de moeder van [naam 11] . Het tweede nummer is in gebruik bij [naam 24] , de vader van [naam 11] .60.
Naar het oordeel van de rechtbank staat hiermee voldoende vast dat [naam 11] de gebruiker was van Ennetcom-account [e-mailadres 4] .
Ennetcom-account [e-mailadres 5] identificatie [naam 25]
In het Ennetcom-onderzoek is onder andere het e-mailadres [e-mailadres 5] naar voren gekomen (hierna te noemen [e-mailadres 5] ). Van dat adres zijn zowel de contacten als berichten onderzocht. [naam 25] was in het bezit van een BlackBerry.61.
In het Ennetcom-account [e-mailadres 5] zijn onder andere als contacten de voornaam en als tweede contact de voor- en achternaam van de vriendin van [naam 25] , [naam 26] , opgeslagen.
De voornaam van [naam 25] is [naam 25] . In een berichtenwisseling waarbij betrokken zijn [naam 11] , [naam 2] en [e-mailadres 5] , noemt [naam 11] met betrekking tot account [e-mailadres 5] de naam [naam 25] .62.
Op 8 april 2016 is door [e-mailadres 5] een e-mail verzonden met de tekst “Oke bro is bijna man moest ook voorkomen voor witwas zogenaamd moest komen ben vet niet gegaan. En die recla lult ook miss gaan ze me op singa gooie”.63.
Op het uittreksel justitiële documentatie ten name van [naam 25] is vermeld: Datum beslissing 10 september 2015, feit 420 bis/420 ter pleegperiode 1 januari 2012 tot en met 31 maart 2015 Amsterdam. Status gedagvaard.64.
Op 17 april 2016 bericht de gebruiker van [e-mailadres 5] aan [e-mailadres 8] : “Bro ik kan niet vliegen snap je dat niet denkje ik wil met de kk waggi na daar gaan alleen maar problemen voor niks man”.
De [e-mailadres 8] bericht aan [e-mailadres 5] : “Ik bel nu sander voor je op ze persoonlijke mobiel zondag thuis op de bank vraagg ik gwn kann hij vliegen jah of nee”.
De [e-mailadres 5] antwoord aan [e-mailadres 8] : “Ja vraag voor me dan ben alleen niet na recla gegaan dus. Heb over 26 taakstraf dus moet wel terug gaan ook”.65.
Op het uittreksel justitiële documentatie ten name van [naam 25] is vermeld: beslissing gerechtshof Amsterdam 23 april 2015 (...) 100 uren taakstraf subsidiair 50 dagen hechtenis. Tussen 9 februari 2016 en 19 september 2016 zijn meerdere uitnodigingen en oproepen door de reclassering naar [naam 25] gestuurd. De taakstraf is uitgevoerd van 10 oktober 2016 tot 16 november 2016.66.
Naar het oordeel van de rechtbank staat hiermee vast dat [naam 25] de gebruiker was van Ennetcom-account [e-mailadres 5] .
Ennetcom-berichten67.
Op 31 oktober vindt de volgende berichtenwisseling plaats tussen [verdachte] en de gebruiker van Ennetcom-account [e-mailadres 9] .
- -
[verdachte] aan [e-mailadres 9] : “Vorige keer hadden we hem gevolgd naar zn huis???? Of ongeveer”
- -
(...) [verdachte] aan [e-mailadres 9] : “Ja, want volgens hem zelf wordt hij gevolgd [naam 27] door skoda”.
- -
[e-mailadres 9] aan [verdachte] : “zal ik die man weer op Sloterdijk zetten en hun krmmenie. kijk als ze hem nu zien sloterdijk is hij zeker dood in kromenie”.
- -
[verdachte] aan [e-mailadres 9] : “Ja perfect. Vind ook vervelend voor die gasten dat ze voor niks staan. Ik voel ze. Maar we moeten blijven proberen, tot het voldaan is”.
- -
[e-mailadres 9] aan [verdachte] : “ja ik heb die man al gestuurt sloterdijk en de auto met hitters is niet ver weg als ze hem zien zeggen ze hitters en gaan ze rijden naar daar bosjes in direct”.68.
Berichtenwisseling op 31 oktober 2015 tussen [e-mailadres 9] en [verdachte] :
- -
[e-mailadres 9] aan [verdachte] : “Dit sturen de hitters … Broer we waren daar, op een gegeven moment reed hondenbrigade en touran langs bro. Daarna nog een keer en toen zeiden we tegen elkaar weg weg. Ze hebben ons denk ik gezien, maar wollah broer zo is het gegaan. Ik wil die man smooth nakken broer. Sorry bro”.
- -
[verdachte] aan [e-mailadres 9] : “Damn man hij is nu thuis we kunne niks meer”.
- -
[verdachte] aan [e-mailadres 9] : “Ik zag die mannen. Ik dacht klaar. Maja die man heeft de train gepakt en is thuis”.69.
Op 3 november 2015 vindt de volgende berichtenwisseling plaats tussen [e-mailadres 3] ( [verdachte] ) en onbekend gebleven derden [e-mailadres 10] ( [naam 28] ) en [e-mailadres 11] ( [naam 29] ).
- -
[e-mailadres 10] aan [verdachte] : “luister ik ga je mail aan [naam 29] geven ok. Want ik ben veel niet bereikbaar ik reis veel snap je. Hij regeld het met je die torie van die eneas. Ok”.
- -
[e-mailadres 10] aan [verdachte] [e-mailadres 12] : “ [naam 29] ze mail”.
- -
[verdachte] aan [e-mailadres 10] : “En ik moet spionen hebben vanaf Amsterdam centraal”. (…)
- -
[verdachte] aan [e-mailadres 11] : “Ben je klaar vo alles?? Die bitch is thuis. Door de weeks is ie meestal oso. [naam 27] gamen, maar donderdag is t aan”.
- -
[e-mailadres 11] aan [verdachte] : “Je weet ik ben altijd klaar zeg. In noord toch”.
- -
[verdachte] aan [e-mailadres 11] : “Nee krommenie. Vorige stonden de leeuwen in Noord ma wist niet precies de nummer meer maar wel ongeveer , en zaterdag was er een mis communicatie. anders was t al klaar”.
- -
[verdachte] aan [e-mailadres 10] : “Ja hij slaapt daar elke dag daar. Ik ga weekendhem zien . Met drinken ... En dan pakt hij de trein en daar moet t gebeuren”.
- -
[verdachte] aan [e-mailadres 11] : “Ik zet hem zelf op de trein. En daar moeten ze klaar staan zoals de andere keer. Zaterdag”.70.
Op 4 november 2015 vindt de volgende berichtenwisseling plaats tussen [verdachte] aan [e-mailadres 11] ( [naam 29] ).
- -
“Die andere zou morgen doekoe sturen , zodat ik goed kan bewegen voor weekend. Laat je t voor me brengen??”
- -
[e-mailadres 11] aan [verdachte] : “Bro ik ga je 10 kop sturen”.71.
Berichtenwisselingen op 6 november 2015 tussen [verdachte] en [e-mailadres 10] ( [naam 28] ).
- -
[e-mailadres 10] aan [verdachte] : (...) “Ik ga nu die hitters mailen ook”.
- -
[verdachte] aan [e-mailadres 10] : “Hun zijn wel ready. Dat weet ik wel”.
- -
[e-mailadres 10] aan [verdachte] : “Ja bro ik ga mailen nu. Ga je die teringlijer straks zien bro?”
- -
[verdachte] aan [e-mailadres 10] : “Ja vanavond, als ie maar niet afzegt”.
- -
[verdachte] aan [e-mailadres 10] : “Ik zet hem op de trein, en die leeuwen wachten hem op bij station krommenie”.
- -
[e-mailadres 10] aan [verdachte] : “Ja bro is goed je weet niet hoe laat?”72.
Op 6 november 2015 tussen [naam 1] enerzijds en [naam 2] , [naam 25] en [naam 11] anderzijds. En tussen [verdachte] en [e-mailadres 10] .
- -
[naam 1] aan [naam 2] , [naam 25] en [naam 11] : “We staan klaar voor vanavond. Gaan die Krommenie geven”.
- -
[verdachte] aan [e-mailadres 10] : “Nee weet nie precies, ieder geval voor twaalf”.
- -
[e-mailadres 10] aan [verdachte] : “Voor 12 uur ga je hem zien.? Of ga je hem af zetten bij station”.
- -
[verdachte] aan [e-mailadres 10] : “Zeg maar wat zuipen en zo rond 7 en voor twaalf pakt die altijd de trein .... Maar dat hoor wel van me”.
- -
[e-mailadres 10] aan [verdachte] : “Ok broer is goed we staan klaar mail mij gewoon”.
- -
[naam 1] aan [naam 2] , [naam 25] en [naam 11] : “Dit is wat mn gabber zegt: Ja bro dat is bedoeling hij ziet hem rond 19.00 uur. En dan gaat die wat zuipen met hem en daarna op trein afzetten dus ze moeten klaar staan 20.00 of 21.00 22.00 00.00 of later snap je weet geen exacte tijd wanneer die teruggaat snap je. Maar hij gaat mailen van tevoren maar moeten klaar staan aub?”?73.
Op 6 november 2015 tussen Ennetcom-account [e-mailadres 13] ( [naam 30] ) en [verdachte] .
[e-mailadres 13] aan [verdachte] : “Ja broer. Je gaat me zeker zien broeder. Heb doekoe voor je”.74.
Op 6 november 2015 vanaf 17.52 uur tussen [naam 11] , [naam 2] en [naam 25] .
- -
[naam 25] aan [naam 11] : “Gaan we alvast het ene en ander klaarzetten”.
- -
[naam 11] aan [naam 2] : “Gaan w het een en ander klaarzetten?”
- -
[naam 25] aan [naam 11] : “Zoals wat dan bro”.
- -
[naam 2] aan [naam 11] : “Ja bro gaa me wakkie daar zetten op die plek dan komt kleine me halen”.
- -
[naam 11] aan [naam 25] : “Die ganies en zo”. (Rechtbank: straattaal voor geweer)
- -
[naam 11] aan [naam 2] : “Oke en dan die ganies in die wagie”.
- -
[naam 25] aan [naam 11] : “Ja die zijn in de box. Wil je ze alvast in de waggi zette”.
- -
[naam 2] aan [naam 11] : “Ja dan vertrekken we gelijk. Van [getuige 4] als we die mail krijgen”.75.
Op 6 november 2015 tussen Ennetcom-account [e-mailadres 14] en [verdachte] .
- -
18.19 uur [verdachte] naar [e-mailadres 14] : “De bitch ga nu uit de deur”.
- -
18.23 uur [e-mailadres 14] naar [verdachte] : “Ok nu gaayt die naar jou komen?”.
- -
18.22 uur [verdachte] naar [telefoonnummer 4] : “Hij gaat nu komen naar Amsterdam, naar mij”.76.
Bericht van de telefoon van [slachtoffer] naar de telefoon van [verdachte] : “Ben thuis zou net de deur uit gaan je tel stond uit”.77.
Op 6 november 2015 tussen ongeveer 18.30 een 20.00 uur tussen [telefoonnummer 4] en [verdachte] .
- -
[telefoonnummer 4] aan [verdachte] : “Ok bro laat hem zuipen zodat ze bloed dun word door alcohol dan bloed die kankerrat sneller dood ze kanker moer”.
- -
[verdachte] aan [telefoonnummer 4] : “Jazeker!!! Ga wodka voor z'n moeder halen. Uurtje ongeveer is ie bij me”.
- -
[telefoonnummer 4] aan [verdachte] : “Bro waar is die ouwe telefoon van je? Heb je die kapotgemaakt?”
- -
[telefoonnummer 4] aan [verdachte] : “Ok bro kijk als dit lukt moet je eerst verkeerde codes doen tot hij blokkeerd snap je en dan doe je in pan met kokend water zonder de batterij dat al de chips binnen smelten. Laat 20 minuten in kokend water”.
- -
[telefoonnummer 4] aan [verdachte] : “en in stukken en weggooien in sloot ergens bro. Of gewoon breken en in sloot gooien als geen tijd is. Maar wel verkeerde codes doen tot die alles heb gewist en als we nieuwe telefoon nemen niet over deze actie praten snap je. Als je wat hoort over zo kan je gewoon zeggen natuurlijk wat je hoort . Maar niet dat we die gedaan hebben. Snap je bro”.
- -
[verdachte] aan [telefoonnummer 4] : “zijn trein heeft vertraging. Hij is wel onderweg”.
- -
[naam 1] aan [naam 2] , [naam 25] en [bijnaam 1] : “Die man is buiten. Zorg dat jullie samen zijn”.78.
Op 6 november 2015 om 19.56 uur bericht van de telefoon van [slachtoffer] naar de telefoon van [verdachte] : “Vertraaging en shit ben in de trein zie je zo cap? Toch”.79.
Op 6 november 2015 tussen 20.28 en 21.28 uur tussen [verdachte] en [telefoonnummer 4] ( [naam 31] ).
- -
[telefoonnummer 4] aan [verdachte] : “We staan klaar bro”.
- -
[telefoonnummer 4] aan [verdachte] : “Stuur me wat hij aan heb aub kleur schoenen broek jas aub??”
- -
[verdachte] aan [telefoonnummer 4] : “Helemaal in zwart en hij heeft zn vest aan” (rechtbank: kogelwerend vest).
- -
[verdachte] aan [telefoonnummer 4] : “Hij is met zn gab. Ik zeg hem zo kom we gaan naar Zeedijk hoeren neuken. En voor twaalf uur pak hij de trein”.80.
Op 6 november 2015 om 21.33 uur tussen [verdachte] en [telefoonnummer 4] .
- “ “Laat ze alvast staan bij de station in de buurt van krom. Ik kan zo niet smsn... Je hoort zo van me??”81.
Op 6 november 2015 tussen 22.41 en 23.12 uur tussen [verdachte] en [e-mailadres 14] .
- -
[verdachte] aan [e-mailadres 14] : “Ben met hem. Laat me zo afzetten bij. Amsterdam CS”.
- -
[naam 1] aan [naam 25] , [naam 11] en [naam 2] : “Hij gaat de trein in!!! Ga alvast daar staan”.
- -
[verdachte] aan [telefoonnummer 4] : “Staan klaar in Krom”.
- -
[telefoonnummer 4] aan [verdachte] : “Ja broo is hij alleen? Is die al op station centraal”.
- -
[verdachte] aan [telefoonnummer 4] : “Nee, ik laat je zo weten als ie in de trein’.82.
Op 6 november 2015 tussen 23.11 en 23.12 uur tussen [naam 1] en [naam 11] .
- -
[naam 1] aan [naam 11] : “Yoo al daar?”
- -
[naam 11] aan [naam 1] : “Ja in dd bosjes”.
- -
[naam 1] aan [naam 11] : “Top”.83.
Op 6 november 2015 tussen 23.14 en 7 november 2015 00.04 uur grotendeels tussen [naam 1] en [naam 11] .
- -
[naam 1] aan [naam 11] : “Hij is er pas met 20minuten”.
- -
[naam 1] aan [naam 11] : “Trein komt pas 23.40 aan”.
- -
[naam 1] aan [naam 11] : “Hij is niet op Krommenie gestopt. Ga maar in de waggie zitten tot ik je tekst”.
- -
[naam 1] aan [naam 2] [naam 25] en [naam 11] : “Eerst volgende trein komt pas 10 over 1 uit adam. Dat is onze kans”.
- -
[naam 1] aan [naam 11] : “Ik heb iemand op het station staan”.
- -
[naam 11] aan [naam 25] : “Rij die. Wagie naar die paqrkeerplaats waar we net stonden”.
- -
[verdachte] aan [telefoonnummer 4] : “Hij gaat zo de trein pakken”.84.
Berichten op 7 november 2015:
- -
Om 00.09 bericht [naam 1] aan [naam 2] , [naam 25] en [naam 11] : “Krijg net door dat ie nu pas trein gaat pakken”.
- -
Om 00.09 bericht [naam 1] aan [naam 11] : “Zorg dat jullie 00.55 daar staan weer”.
- -
Om 00.17 bericht [verdachte] aan [telefoonnummer 4] :“Hij zit in de trein, dus …”
- -
Om 00.18 bericht [naam 1] aan [naam 2] , [naam 25] en [naam 11] : “Hij zit nu echt in de trein !!!!”
- -
Om 00.24 uur bericht [verdachte] aan [telefoonnummer 4] : “Hij is onderweg daar naar toe …Krom”.85.
- Om 00.28 uur bericht [telefoonnummer 4] naar [verdachte] : “Wis alle berichten bro. Ze staan in bosjes te wachten hij gaat ze vangen die kankkerrat??”
Om 00.21 uur bericht [naam 1] aan [naam 11] : “00.50 is ie daar”.
Om 00.23 uur bericht [naam 1] aan [naam 11] : Lees onder
Van: [naam 31] Aan:
Eigen/own Onderwerp:
Verzonden: 6 Nov 2015 23:26 Hij is alleen broo aub zeg ze helemaal leeg magazijnen en door hoofd ballen nek armen benen tenen nagels zelfs als kan. Alles bloed en hij heb vest! (Rechtbank: kogelwerend vest)86.
Tussen 00.29 uur en 00.35 uur berichten tussen [verdachte] en [telefoonnummer 4] :
- -
[verdachte] aan [telefoonnummer 4] : “Hij is er zo.... Nu is de kans”.
- -
[telefoonnummer 4] aan [verdachte] : “Ja bro ik laat je zo weten zitten uren in bosjes en heb iemand op het station ook bro die gaat hem zoiezo zien die ziet exact hoe die loopt”.
- -
Om 00.49 uur bericht [verdachte] aan [telefoonnummer 4] : “Hij is nog in Amsterdam”.
- -
Om 00.55 bericht [telefoonnummer 4] aan [verdachte] : “Maar zit hij in trein of is uitgestapt of niet ingestapt snap niet?”
Om 00.51 uur bericht [naam 1] aan [naam 11] en [naam 25] :
- -
“Die hond moest overstappen op sloterdijk, hij wacht daar nu op de trein”.
- -
En om 01.08: “Die gast was bij sloterdijk uistgestapt om op zn vriendin te wachten. Hij komt met half uur”.
Om 00.52.35 belt [slachtoffer] [verdachte] . Gespreksduur 56 seconden.87.
Om 01.13 uur bericht [naam 11] aan [naam 1] : “Met ze chika?”
Om 01.19 uur bericht [naam 1] aan [naam 25] en [naam 11] : Denkt wel, maar pop zn kk moer. Deze kans krijg ik niet meer”.
Om 01.20 uur bericht [naam 1] aan [naam 11] : “ [bijnaam 1] en [bijnaam 2] geen genade aub !!!”
Tussen 00.32 en 00.40 uur berichtenwisseling tussen [verdachte] en [telefoonnummer 4] .
- -
[verdachte] aan [telefoonnummer 4] : “Hij zit in de trein ….”.
- -
[naam 11] aan [naam 25] : “Ja dat is die snel trein die echte trein komt over 5min”.
- -
[verdachte] aan [telefoonnummer 4] : “Ja... ik ga hem zo bellen”.
- -
7553 aan [verdachte] “Niet te opvallend doen bro teveel bellen of bel je hem altijd veel?”
- -
[naam 1] aan [naam 25] en [naam 11] :”5min“.
- -
[verdachte] aan [telefoonnummer 4] : “Waar ben je? Hij is er bijna”.
- -
[telefoonnummer 4] aan [verdachte] : “Ja bro paar minuten vertraging trein we zien alles. We staan klaar!”.88.
Om 01.44.11 uur bericht GSM van [slachtoffer] naar GSM [verdachte] : “Ben bijna thuis”.
Bericht van [telefoonnummer 4] aan [verdachte] : “Hij is uitgestapt!!!! Je hoord zo”.89.
Berichten op 7 november 2015 na het tijdstip van overlijden van [slachtoffer]
Tussen 01.58 uur en 02.06 uur tussen [naam 1] en [naam 11]
- -
[naam 11] aan [naam 1] : “gefixt”
- -
[naam 1] aan [naam 11] : “Is ie dood?”
- -
[naam 11] aan [naam 1] : “Broer ik heb me 9 op hemm geleegd [bijnaam 2] rende achter me aan met kalash”.
- -
[naam 11] aan [naam 1] : “We rende wel een hele stuk achter em aan bro laaste shot was ie gevallen”.
- -
[naam 1] aan [naam 11] : “Door zn hoofd gegeven??”
- -
[naam 11] aan [naam 1] : “Die man is overhoop”.
- -
[naam 1] aan [naam 11] : “Is ie dood”.
- -
[naam 11] aan [naam 1] : “Niet hoofd kunnen raken broer whoellaa hij rende weg en scheeuwd”.
- -
[naam 11] aan [naam 1] : “Hij lag op de grond in een tuin van mensen”.
- -
[naam 1] aan [naam 11] : “Maar wat denk je zelf??”
- -
[naam 11] aan [naam 1] : “Ik denk dat ie fucking doood is broer kalash heeft em geraakt”.
- -
[naam 1] aan [naam 11] ” “Waar heb je m geraakt?”
- -
[naam 11] aan [naam 1] : “Boven lichaam hele glock op m geleegd”.
- -
[naam 1] aan [naam 11] : “Hij draagt vest bro”. (Rechtbank: kogelwerend vest)
- -
[naam 11] aan [naam 1] : “Broer hij is zoiezo geraakt in zijn bovenlichaam met kalash”.90.
- -
[naam 1] aan [naam 11] : “Oke bro zijn jullie veilig”.
- -
[naam 11] aan [naam 1] : “Ja die wagie is gefruteerd eeh kijk at”.91.
Om 03.38 uur bericht [naam 1] aan [naam 11] , [naam 25] en [naam 2] : “Op internet staat ook dat er maar 1 schot is gelost. En ze hebben die waggie gevonden. Helemaal uitgebrand bij [straatnaam 3] ”.
Tussen 03.43 en 03.55 uur berichtenwisseling tussen [naam 1] en [naam 11] .
- -
[naam 11] aan [naam 1] : “1 shot broer ben je dom me hele glock was leeg”.
- -
[naam 11] aan [naam 1] : “Jij moet gwn wachten tot morgen ik praat niet veel staat er al of ie dood is”.
- -
[naam 11] aan [naam 1] : “Ja dat gaat moeilijk als iemand met een ak ook op hem shiet halloooooo ik wil niet dood gap”.
- -
[naam 1] aan [naam 11] : “wat denk je heeft fur hem goed geraakt”.
- -
[naam 11] aan [naam 1] : “Die man weet het zelf niet is ze eerste keer of zo weet ik veel ik had die kanker kalash moeten pakken”.92.
Tussen 04.52 en 06.14 uur berichtenwisseling tussen [naam 11] en [naam 2] .
- -
[naam 2] aan [naam 11] : “Bro kijk nu.nl hij is doooddddd gappppp
- -
[naam 2] aan [naam 11] : “Wolllahhhhh kan je foto accepteren”.
- -
[naam 11] aan [naam 2] : “ja”.
- -
[naam 11] aan [naam 2] : “Wis alle kanker berichten van je pgp af zo snel mogelijk als je dit leest”.
- -
[naam 2] aan [naam 11] : “Heb gestuurd is laden hij Is net eropp gegooiddd half5”.93.
Publicatie datum artikel nu.nl over doodgeschoten slachtoffer in Krommenie; 7.11.15 om 04.23 uur.94.
Om 06.15. uur bericht [naam 11] aan [naam 2] : “Jaaaa man ik heb gelezen kanker gruwelijk brol We hebben naam gemaakt bij die fucking orga het gaat goed komen [bijnaam 2] we gaan kapot maken ee wis die gesprken alles alles oke”.95.
Concluderend
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat [naam 2] en de inmiddels overleden [naam 11] de schutters zijn van de aanslag op [slachtoffer] . Daarbij is het dodelijke schot afkomstig uit het geweer waarmee door [naam 2] is geschoten. De inmiddels ook overleden [naam 25] bestuurde de vluchtauto. [verdachte] verzorgde de informatie waardoor de anderen via het contact van [verdachte] met [slachtoffer] op de hoogte waren van de reisbewegingen van [slachtoffer] . [naam 1] had een aansturende rol, in die zin dat hij [naam 11] , [naam 2] en [naam 25] op de hoogte hield van de reisbewegingen van [slachtoffer] . [naam 1] bepaalde telkens wanneer de schutters en de chauffeur in actie moesten komen. De samenwerking tussen alle betrokkenen was gericht op de dood van [slachtoffer] en heeft uiteindelijk geresulteerd in zijn liquidatie.
Gelet op het voorgaande is vast komen te staan dat [verdachte] een actieve rol heeft gehad bij de dood van [slachtoffer] . De vraag is hoe zijn betrokkenheid gekwalificeerd moet worden. Is de rol van [verdachte] aan te merken als medeplegen of als medeplichtigheid, zoals door de verdediging is betoogd?
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband worden gebracht (zoals bij voorbeeld het verstrekken van inlichtingen), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit de hiervoor genoemde Ennetcom berichten leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van [verdachte] bij het tenlastegelegde het volgende af.
[verdachte] had dagelijks contact met [slachtoffer] in de zin van sms’en en bellen. Uit de berichten van 31 oktober 2015 en 3 november 2015 is op te maken dat [verdachte] betrokken was bij eerdere pogingen om [slachtoffer] te liquideren, dat hij daarover overleg heeft met een derde en dat hij vindt dat ze het moeten blijven proberen totdat het gelukt is.
Op vrijdag 6 november 2015 had [verdachte] met [slachtoffer] afgesproken om elkaar te treffen in Amsterdam om daar uit te gaan. Vervolgens blijkt uit de PGP-berichten dat het doel van [verdachte] voor zijn contact met [slachtoffer] was anderen op de hoogte te houden over het tijdstip waarop [slachtoffer] thuis weggaat, een vertraging met de trein heeft en wanneer hij weer naar Krommenie gaat, zodat de “hitters” klaar kunnen staan.
Over al die tijdstippen informeert [verdachte] de gebruiker van Ennetcom-account [telefoonnummer 4] . [verdachte] belt [slachtoffer] om te weten hoe laat [slachtoffer] in Krommenie aankomt. Kort voordat [slachtoffer] in Krommenie aankomt, bericht [verdachte] zijn contact nog “waar ben je? Hij ( [slachtoffer] ) is er bijna”. Naast het op de hoogte houden van de bewegingen van [slachtoffer] verschaft [verdachte] verder aan zijn contact informatie over het kogelwerende vest dat [slachtoffer] die avond draagt en dat hij helemaal in het zwart is gekleed. [verdachte] geeft ook meerdere keren door waar spionnen moeten gaan staan, waar de schutters moeten staan en dat ze klaar moeten staan.
De berichtenstroom vanaf 31 oktober 2015 tot het moment van de liquidatie op 7 november 2015 tussen [verdachte] en zijn diverse contacten waren intensief en van begin af aan volledig gericht op de dood van [slachtoffer] . [verdachte] heeft met zijn informatieverstrekking zijn slachtoffer doelbewust de dood ingejaagd.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en de medeverdachten voldoende is komen vast te staan. [verdachte] wist dat bij de liquidatie anderen betrokken waren waaronder schutters en spionnen, voor wie zijn informatie uiteindelijk bestemd was. Dat hij hun identiteit mogelijk niet kende, is niet van belang. Hoewel geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van [verdachte] aan het tenlastegelegde naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het primair tenlastegelegde medeplegen bewezen.
3. Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 07 november 2015 te Krommenie, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door tezamen met zijn mededaders meerdere malen met twee, in elk geval één automatisch vuurwapen, te weten een geweer (merk Ceska Zbrojovka, kaliber 7,62x39mm) en een pistool (merk Glock, kaliber 9 mm Parabellum), meerdere kogels op die [slachtoffer] af te vuren, waardoor die [slachtoffer] in zijn borstkas en zijn borst werd geraakt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Primair
Medeplegen van moord.
5. De strafbaarheid van het feit
Het feit is strafbaar.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
7. Overwegingen ten aanzien van de straf
Het standpunt van het Openbaar Ministerie Het Openbaar Ministerie heeft geëist dat [verdachte] wordt veroordeeld voor het medeplegen van de moord op [slachtoffer] op 7 november 2015 te Krommenie tot een gevangenisstraf van 22 jaar. [verdachte] had een afspraak met het slachtoffer en speelde vervolgens alle informatie over zijn bewegingen, kleding etc. door aan de uitvoerders. Dit terwijl het slachtoffer hem beschouwde als een goed en veilig contact voor wie hij meende niet te hoeven vrezen. [verdachte] onderhield in de laatste uren intensief contact met [slachtoffer] en dreef hem zo in de handen van de schutters. [verdachte] wist dat [slachtoffer] zou worden geliquideerd en zijn dubbelspel maakte het voor de uitvoerders mogelijk dat zij het slachtoffer dood konden schieten. Dit getuigt van een buitengewoon kil en berekenend karakter.
Ten aanzien van het beslag stelt het Openbaar Ministerie dat dit verbeurd moet worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om tot een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde, medeplichtigheid aan moord, te komen en daarvoor een gevangenisstraf van tussen de 8 tot 12 jaar op te leggen. Indien de rechtbank toch tot bewezenverklaring van het medeplegen van moord komt, bepleit de raadsman een gevangenisstraf tussen de 12 en de 15 jaren. Daartoe is aangevoerd dat [verdachte] weliswaar een hele verwerpelijke rol heeft gespeeld bij de liquidatie van [slachtoffer] , maar dat hij niet degene is geweest die de trekker heeft overgehaald. Dit rechtvaardigt een lagere straf dan die wordt opgelegd aan opdrachtgevers voor een liquidatie en de schutters.
De raadsman verzoekt de rechtbank geen rekening te houden met de veroordeling voor een poging tot doodslag uit 2002 en niet mee te gaan in de tendens om steeds zwaardere straffen op te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het justitieel documentatie register van 4 april 2019 en een reclasseringsrapport van 11 december 2019.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de moord op [slachtoffer] .
De achtergrond van deze moord
De rechtbank vindt het belangrijk om kort de achtergrond van het tenlastegelegde feit te schetsen. Sinds 2012 is er een voortdurend conflict tussen verschillende criminele groeperingen. Aanleiding hiervoor zou zijn dat de ene groep criminelen de andere groep ervan verdenkt een partij cocaïne in de haven van Antwerpen te hebben geript. In deze partij cocaïne zou gezamenlijk zijn geïnvesteerd door een groep personen onder leiding van [naam 32] / [naam 17] en een groep personen onder leiding van [naam 33] . Dit conflict leidde tot een golf van liquidaties en pogingen daartoe.
Eén van de meest gewelddadige schietincidenten in deze golf van liquidaties vond plaats op 29 december 2012 in Amsterdam (de zogenaamde Staatsliedenbuurt-zaak). Daarbij kwamen [naam 34] en [naam 1] , de broer van medeverdachte [naam 19] , om het leven. Deze aanslag zou gericht zijn op [naam 17] , maar hij wist te ontkomen. Verdachten in deze zaak zouden behoren tot de groep van [naam 33] . Van de gebroeders [naam 5] is bekend dat zij eerst hoorden bij de groep [naam 17] , maar dat zij zich later bij de groep van [naam 33] hebben aangesloten. [naam 5] was aanwezig bij de liquidatie van [naam 33] . Voorts wordt hij in het criminele milieu er van verdacht [naam 17] naar de Staatliedenbuurt te hebben gelokt. [naam 33] is op 22 mei 2014 geliquideerd.
[slachtoffer] zou lange tijd bij de groep van [naam 33] hebben gehoord. [slachtoffer] is aangemerkt als verdachte van de moord op [naam 13] . In het onderzoek naar deze moord zijn aanwijzingen gevonden dat het een vergismoord betrof en dat [naam 19] het beoogde doelwit van deze aanslag was.
De liquidatiegolf is extreem gewelddadig en kenmerkt zich door:
- -
het plaatsen van mensen op een dodenlijst;
- -
het zoeken naar en volgen van mensen die op de dodenlijst zijn geplaatst, waarbij onder meer gebruik wordt gemaakt van peilbakens die onder auto’s worden geplakt;
- -
het gebruik van automatische wapens bij de liquidaties, schietpartijen waarbij letterlijk met kogels wordt gesproeid;
- -
het uitvoeren van deze liquidaties in woonwijken, waarbij de mogelijkheid wordt geaccepteerd dat anderen gewond raken of gedood worden;
- -
dat de schutters zich al meerdere malen hebben “vergist”. Er zijn verschillende mensen vermoord die geen enkele band hadden met een criminele organisatie;
- -
het stelen van auto’s en nummerplaten voor de liquidaties, die later in de brand worden gestoken.
De opsporing van deze feiten vraagt een enorme inzet van politie en justitie en desondanks lijkt er nog geen einde aan te komen. Het extreme aanhoudende geweld zorgt voor onrust in de maatschappij. Mensen worden bang, omdat de schietpartijen letterlijk op openbare plaatsen plaatsvinden.
De liquidatie van [slachtoffer]
Op 7 november 2015 werd [slachtoffer] doodgeschoten aan de [straatnaam 1] in Krommenie. Veel getuigen horen de aanslag omdat er in een woonwijk wordt geschoten. Verschillende auto’s van omwonenden zijn beschadigd door de rondvliegende kogels. Uit de aangetroffen hulzen blijkt dat er tenminste 29 keer is geschoten: 17 keer met een automatisch geweer en 12 keer met een pistool.
Uit de PGP-berichten tussen [naam 1] , [naam 2] , [naam 11] , [verdachte] en de niet geïdentificeerde [e-mailadres 9] , [naam 28] en [naam 29] / [naam 29] blijkt dat de aanslag al sinds 31 oktober 2015 werd voorbereid. [slachtoffer] zelf heeft tegen getuigen verteld dat hij al eerder verdachte auto’s in de omgeving heeft gezien. [slachtoffer] droeg in verband met een mogelijke aanslag op zijn leven een kogelwerend vest. Een vest dat uiteindelijk niet bestand was tegen een schot afgevuurd met een automatisch wapen.
De inhoud van het intensieve PGP-verkeer tussen de [verdachte] , de informant van de criminele organisatie, de organisatoren en de schutters en van de sms-berichten tussen [verdachte] en [slachtoffer] is zeer schokkend. Hieruit blijkt dat [verdachte] in de nacht van 6 op 7 november 2015 met [slachtoffer] in Amsterdam gaat stappen. Terwijl [verdachte] met [slachtoffer] aan het stappen is, houdt hij de organisatie van de aanslag op de hoogte van de verblijfplaats van [slachtoffer] . Hij gaat samen met [slachtoffer] naar het centraal station, en geeft aan de organisatie door dat [slachtoffer] in de trein stapt. Vervolgens krijgen de schutters van [naam 1] opdracht om [slachtoffer] bij het station van Krommenie op te wachten en geen genade te tonen. Na de aanslag wordt de auto in Amsterdam-Noord in brand gestoken.
[verdachte] was een “vriend” van [slachtoffer] die dagelijks via sms-berichten en telefoongesprekken contact met hem had. Het was [verdachte] die de schutters naar [slachtoffer] leidde, die [slachtoffer] letterlijk voor de loop van het automatische geweer plaatste dat hem doodde. [naam 2] en [naam 11] waren de schutters. [naam 11] is inmiddels zelf vermoord. [naam 1] had direct contact met [naam 2] , [naam 11] en [naam 25] , respectievelijk de schutters en de chauffeur van de vluchtwagen, en hield hen nauwgezet op de hoogte van de bewegingen van [slachtoffer] met het oog op diens aanstaande liquidatie. Daarbij gaf [naam 1] aan [naam 2] , [naam 11] en [naam 25] ook instructies, zoals dat ze klaar moesten staan, en hij heeft de schutters betaald.
De strafmaat
[verdachte] heeft samen met anderen [slachtoffer] op gruwelijke wijze vermoord. Als [verdachte] al berouw heeft, dan heeft hij dat niet getoond. Hij lijkt gewetenloos. Naast het leed en verdriet bij de nabestaanden, ontstaat er door het extreme geweld grote onrust in de samenleving. Er is in het wilde weg geschoten met een pistool en een automatisch wapen. Ook het gevaar wat hierdoor ontstaat voor omstanders moet tot uiting komen in de op te leggen straf.
Het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit feit is gepleegd, rechtvaardigen de oplegging van een lange gevangenisstraf. Als de rechtbank kijkt naar de rol van [verdachte] , komt zij tot het opleggen van lagere straf dan geëist door de officieren van justitie. Reden hiervoor is dat [verdachte] weliswaar een zeer verwerpelijke rol heeft gespeeld bij de liquidatie van [slachtoffer] - doordat hij informatie gaf aan de schutters kon [slachtoffer] worden geliquideerd - maar dat hij niet degene is die het dodelijke schot heeft gelost.
[verdachte] heeft zich zowel bij de politie als ter terechtzitting grotendeels op zijn zwijgrecht beroepen. Ook over zijn persoonlijke omstandigheden heeft hij nauwelijks iets verklaard, aan de reclasseringsrapportage heeft hij onvoldoende meegewerkt, aan rapportages door een psycholoog en een psychiater heeft hij niet mee willen werken. Dit mag, maar heeft als consequentie dat de rechtbank onvoldoende informatie heeft over zijn persoon en daar bij het opleggen van een straf dus ook geen rekening mee kan houden. [verdachte] is eerder met politie en justitie in aanraking gekomen en is in 2002 veroordeeld voor een poging tot doodslag.
Naar het motief van [verdachte] kan de rechtbank dus slechts raden. Ook voor het inschatten van het gevaar op herhaling heeft de rechtbank weinig andere aanknopingspunten, dan zijn strafblad, het gruwelijke feit dat [verdachte] heeft gepleegd en het gemak waarmee hij accepteert dat anderen extreem geweld gebruiken. Ook de raadsman kon de rechtbank geen enkel inzicht geven in de gedachten en motieven van [verdachte] . De reden waarom [verdachte] zeer weinig verklaart over zijn persoonlijke omstandigheden kent de rechtbank niet, maar uit zijn handelen blijkt dat [verdachte] kiest voor een criminele levenswijze. De rechtbank houdt er ernstig rekening mee dat [verdachte] ook in de toekomst bereid is soortgelijke feiten te plegen.
Bovenstaande overwegingen leiden tot de conclusie dat [verdachte] een zwaar misdrijf heeft gepleegd en dat oplegging van een lange gevangenisstraf passend is. [verdachte] gaf anderen de informatie waardoor [slachtoffer] kon worden geliquideerd. Hij deed zich voor als een vriend van [slachtoffer] , maar bleek een verrader te zijn. Hij wist dat bij de liquidatie buitensporig geweld zou worden gebruikt, heeft minachting voor mensenlevens en hij accepteerde dat ook omstanders tijdens de uitvoering van de door hem mogelijk gemaakte liquidatie het leven kunnen verliezen. Hij kiest voor een crimineel leven en het gevaar op recidive is groot.
Argumenten om een lagere gevangenisstraf op te leggen, zou de rechtbank kunnen vinden in de persoon van de verdachte en de ontwikkeling die hij heeft doorgemaakt. Deze argumenten heeft verdachte noch zijn raadsman aangevoerd. Alles overwegend, vindt de rechtbank een gevangenisstraf van 15 jaar passend en geboden.
Voor het beslag:
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang:
- -
twee bivakmutsen;
- -
een USB-stick.
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp van welke het bewezenverklaarde is begaan:
- drie telefoons, waarvan twee keer een Samsung en een keer een BlackBerry.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
8. De toegepaste wettelijke bepalingen
9. De beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
- -
een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) jaren;
- -
beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van het beslag:
beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
o twee bivakmutsen, en
o een USB-stick;
verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven telefoons, te weten:
o twee Samsungs, en
o een BlackBerry.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.P.M. Kester (voorzitter), mr. J.J.H. van Laethem en mr. M.A. van Leeuwen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.W.A. Nabbe en mr. D.T.P.J. Damen, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 juni 2019. | ||
BIJLAGE I
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 07 november 2015 te Krommenie, gemeente Zaanstad, in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door tezamen met zijn mededader(s), althans alleen, (meerdere malen) met twee, in elk geval één (automatisch[e]) vuurwapen(s), te weten een geweer (merk Ceska Zbrojovka, kaliber 7,62x39mm) en/of een pistool (merk Glock, kaliber 9 mm Parabellum), een of meerdere kogel(s) op die [slachtoffer] af te
vuren, waardoor die [slachtoffer] in zijn borstkas en/of zijn borst, althans in zijn lichaam, werd geraakt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
Subsidiair
[naam 2] en/of [naam 11] en/of [naam 19] en/of een of meerdere andere perso(o)n(en) op of omstreeks 07 november 2015 te Krommenie, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft/hebben beroofd, door tezamen met zijn/hun mededader(s), althans alleen (meerdere malen) met twee, in elk geval
één, (automatisch[e]) vuurwapen(s), te weten een geweer (merk Ceska Zbrojovka, kaliber 7,62x39mm) en/of een pistool (merk Glock, kaliber 9 mm Parabellum), een of meerdere kogel(s) op die [slachtoffer] af te vuren, waardoor die [slachtoffer] in zijn borstkas en/of zijn borst, althans in zijn lichaam, werd geraakt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 oktober 2015 tot en met 07 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) medeplichtig is geweest door het (telkens) opzettelijk verschaffen van gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen en/of door (telkens) opzettelijk behulpzaam te zijn, hierin bestaande dat verdachte tezamen met zijn mededader(s), althans alleen, aan die [naam 2] en/of die [naam 11] en/of die Lhkorf en/of die andere perso(o)n(en) (telkens) informatie heeft verschaft over de plek waar die [slachtoffer] kon worden geliquideerd/doodgeschoten en/of waar de schutter(s) zich kon(den) opstellen/schuilhouden en/of waar die [slachtoffer] zich bevond en/of over de bewegingen van die [slachtoffer] en/of over de kleding en/of het kogelwerend vest dat die [slachtoffer] droeg.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 26‑06‑2019
Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] brigadier van politie werkzaam bij de Eenheid Noord-Holland Oost Nederland, opgemaakte proces-verbaal nummer 2015266947, documentcode ZD01, onderzoek NHRAB 15029/TGO Brandberg, gesloten op 2 februari 2018, het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] , brigadier van de politie eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, nummer 20180201.0201, documentcode ZD02, onderzoek ONRAB15060 (TGO Bosnië), gesloten op 1 februari 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
Het proces-verbaal van bevindingen, ZD01, p. 145-146.
Het proces-verbaal herkenning [slachtoffer] , ZD01, p. 151.
Het sectierapport NFI door V. Soerdjbalie-Maikoe van 16 november 2015.
Het proces-verbaal van bevindingen, ZD01, p. 160.
Het proces-verbaal van bevindingen, ZD01, p. 139-141.
Het proces-verbaal van bevindingen, ZD01, p. 158.
Het proces-verbaal van bevindingen, ZD01, p. 327.
Het proces-verbaal van bevindingen met verklaring [naam 36] , bevelvoerder brandweer Amsterdam en verklaring onbekend gebleven brandweerman, ZD01, p. 331.
Het proces-verbaal bevindingen, ZD01, p. 332.
Het proces-verbaal verhoor getuige (onder nummer 525211), ZD01, p. 367.
Het proces-verbaal verhoor getuige (onder nummer 525230), ZD01, p. 338.
Het proces-verbaal verhoor getuige (onder nummer 525211), ZD01, p. 368.
Het proces-verbaal sporenonderzoek: bijlage forensisch onderzoek, ZD01, p. 3627 (p. 57-61).
Het proces-verbaal sporenonderzoek: bijlage forensisch onderzoek, ZD01, p. 3627 (p 171-175 en 177).
Het rapport NFI van 23.2.2016: bijlage forensisch onderzoek, ZD01, p. 3627 (p 411 en 417-418).
Het rapport NFI van 19.1.2018: bijlage forensisch onderzoek, ZD01, p. 3627 (p 497 en 498).
Het proces-verbaal van verhoor van getuige (onder nummer 525226), ZD01, p. 336.
Het proces-verbaal bevindingen blokbevraging Vialis, ZD01, p. 708-710.
Het proces-verbaal verhoor getuige [naam 9] , ZD01, p. 743.
Het proces-verbaal van bevindingen, ZD01, p. 720 en 721.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 9] , ZD01, p. 740, 746 en 750.
Afbeelding, ZD01, p. 1578.
Het proces-verbaal van bevindingen, ZD01. p. 486.
Het proces-verbaal verhoor getuige [naam 37] , ZD01, p. 505 en 514.
Het proces-verbaal verhoor [verdachte] (getuige), ZD01, p. 578 en 579.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 2] , ZD02, p. 4270 en 4271 enkel met betrekking tot het zelf gebruiken van deze telefoonnummers.
Het proces-verbaal van bevindingen, ZD02, p. 1421.
Het proces-verbaal van bevindingen, ZD02, p. 7858.
Het proces-verbaal van bevindingen vergelijking accountnamen [e-mailadres 2] en [e-mailadres 6] , ZD02, p. 8012 en 8015.
Het proces-verbaal contacten PGP- [e-mailadres 2] , ZD02, p. 7994.
Het proces-verbaal van bevindingen, ZD02, p. 7976.
Het proces-verbaal van bevindingen, ZD02, p. 7976.
Het proces-verbaal van bevindingen, ZD02, p. 7979 en 7980.
Het proces-verbaal van bevindingen, ZD02, p. 7979.
Het proces-verbaal van bevindingen, ZD02, p. 7979 en 7980.
Het proces-verbaal van bevindingen, ZD02, p. 7980.
Het proces-verbaal van bevindingen, ZD02, p. 8006.
Het proces-verbaal van bevindingen, ZD02, p. 8007.
Het proces-verbaal van bevindingen, ZD02, p. 7978.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] , ZD02, p. 4538 en 4548.
Het proces-verbaal van bevindingen, ZD02, p. 8006 en 8007.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] , ZD02, p. 4548.
Het rapport, ZD02, AV-01, p. 244 en bijlage op p. 261 t/m 263.
Het rapport, ZD02, AV-01, p. 244.
Het rapport, ZD02, AV-01, p. 244, 245, 246 en 247 en het proces-verbaal aanvullend pv 18 april 2019, ZD02, p. 105, 112 en het rapport, ZD02, p. 8019.
Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 5] , ZD01, p. 597.
Het proces-verbaal van bevindingen, ZD01, p. 872.
Het proces-verbaal van bevindingen, ZD01, p. 873.
Het proces-verbaal verhoor verdachte, ZD01, p. 1716.
Het proces-verbaal van bevindingen, ZD01, p. 2631.
Het proces-verbaal van bevindingen, ZD01, p. 2635.
Het proces-verbaal van bevindingen, ZD01, p. 2635.
Het proces-verbaal van bevindingen, ZD01, p. 2636.
Het proces-verbaal van bevindingen, ZD01, p. 1571.
Het proces-verbaal verstrekking gebruik PGP: verhoor getuige [getuige 6] , ZD01, p. 1256.
Het proces-verbaal van bevindingen, ZD01, p. 2595.
Het proces-verbaal van bevindingen, ZD01, p. 2596 en 2597.
Het proces-verbaal van bevindingen, ZD01, p. 2596.
Het proces-verbaal bevindingen, ZD01, p. 2613.
Het proces-verbaal bevindingen afbeelding, ZD01, p. 2607.
Het proces-verbaal bevindingen, ZD01, p. 2604.
Het proces-verbaal; bevindingen, ZD01, p. 2604.
Het proces-verbaal bevindingen, ZD01, p. 2605/2606.
Het proces-verbaal bevindingen, ZD01, p. 2606.
Bijlagen en afbeeldingen bij processen-verbaal van verhoor [naam 2] , [naam 1] en [verdachte] .
Bijlage 6, ZD01, p. 1720 en 1721.
Bijlage 7, ZD01, p. 1721.
Bijlage 9, ZD01, p. 1728-1730.
Bijlage 12, ZD01, p. 1731.
Bijlage 14, ZD01, p. 1732.
Afbeelding, ZD01, p. 1557.
Bijlage 14, ZD01, p. 1733.
Afbeelding, ZD01, p. 1560.
Bijlage 15, ZD01, p. 1734.
Bijlage 16, ZD01, p. 1734.
Bijlage 18, ZD01, p. 1734 en 1735.
Bijlage 17, ZD01, p. 1734.
Bijlage 19, ZD01, p. 1735.
Bijlage 21, ZD01, p. 1736.
Afbeelding, ZD01, p. 1564
Afbeelding, ZD01, p. 1564.
Bijlage 22, ZD01, p. 1737.
Bijlage 24, ZD01, p. 1738.
Bijlage 25, ZD01, p. 1738.
Bijlage 26, ZD01, p. 1741.
Bijlage 25, ZD01, p. 1738-1740.
Bijlage 27, ZD01, p. 1741.
Bijlage 12, ZD01, p. 1741.
Afbeelding, ZD01, p. 1572.
Afbeelding, ZD01, p. 1574.
Afbeelding, ZD01, p. 1575.
Afbeelding, ZD01, p. 1576.
Afbeelding, ZD01, p. 1576.