NJB 2020/297
Het verschoningsrecht in de zin van art. 218 Sv is ook van toepassing op humanistisch en boeddhistisch geestelijk verzorgers die aan een penitentiaire inrichting zijn verbonden overeenkomstig de penitentiaire regelgeving. Indien zij als getuigen optreden kunnen zij zich gelet op de aard en de inhoud van hun functie als geestelijk verzorgers beroepen op het verschoningsrecht als bedoeld in art. 218 Sv
HR 07-01-2020, ECLI:NL:HR:2020:6
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
7 januari 2020
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, M.J. Borgers en J.C.A.M. Claassens
- Zaaknummer
19/00929
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
Penitentiair recht / Rechtspositie gedetineerde
Staatsrecht / Rechtspraak
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:6, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑01‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:1144, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑11‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑06‑2019
- Wetingang
Essentie
Het verschoningsrecht in de zin van art. 218 Sv is ook van toepassing op humanistisch en boeddhistisch geestelijk verzorgers die aan een penitentiaire inrichting zijn verbonden overeenkomstig de penitentiaire regelgeving. Indien zij als getuigen optreden kunnen zij zich gelet op de aard en de inhoud van hun functie als geestelijk verzorgers beroepen op het verschoningsrecht als bedoeld in art. 218 Sv
Uitspraak
Inleiding:
Het middel komt onder meer op tegen het oordeel van het Hof dat het in art. 218 Sv bedoelde verschoningsrecht toekomt aan twee geestelijk verzorgers uit een penitentiaire inrichting. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.