Aangifte van [slachtoffer 1], pg. 427 en 428 van het dossier van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, dossiernr. 2009046273 afgesloten op 22 mei 2009, onderzoek [naam onderzoek] (hierna te noemen: einddossier)
Rb. 's-Hertogenbosch, 16-09-2009, nr. 01/825132-09
ECLI:NL:RBSHE:2009:BJ7666
- Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Datum
16-09-2009
- Magistraten
Mrs. F.P.E. Wiemans, R.M.L. Heemskerk-Pleging, F. van Laanen
- Zaaknummer
01/825132-09
- LJN
BJ7666
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSHE:2009:BJ7666, Uitspraak, Rechtbank 's-Hertogenbosch, 16‑09‑2009
Uitspraak 16‑09‑2009
Mrs. F.P.E. Wiemans, R.M.L. Heemskerk-Pleging, F. van Laanen
Partij(en)
Vonnis van de rechtbank 's‑Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
wonende te 5263 NT Vught, Lunettenlaan 501.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 juni 2009, 1 juli 2009 en 2 september 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 mei 2009.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 februari 2009 te Helmond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen. althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van hennep, althans geld en/of goederen. geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met voormeld oogmerk voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en/of geslagen
en/of
de woning van die [slachtoffer 1] is/zijn binnengedrongen en/of
voornoemde [slachtoffer 1] een mes heeft/hebben getoond en/of
voornoemde [slachtoffer 1] met een koevoet in de nek heeft/hebben geslagen en/of
voornoemde [slachtoffer 2] op een bank heeft/hebben geduwd en/of
bovenop voornoemde [slachtoffer 2] is/zijn gaan zitten en/of
voornoemde [slachtoffer 2] een mes heeft/hebben getoond en/of
voornoemde [slachtoffer 2] een elleboogstoot tegen haar oor gegeven en/of daarbij
heeft/hebben geroepen ‘Mond dicht’en/of
met het mes in de rechterzij van voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben geprikt
en/of daarbij heeft/hebben gezegd ‘Genoeg, mond dicht’, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 317 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht)
danwel
hij op of omstreeks 15 februari 2009 te Helmond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen hennep,
althans geld en/of goederen,geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
met voormeld oogmerk voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en/of geslagen en/of de woning van. die [slachtoffer 1] is/zijn binnengedrongen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid,
welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging, met geweld tegen. [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd
met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en/of geslagen en/of
de woning van die [slachtoffer 1] is/zijn binnengedrongen en/of
voornoemde [slachtoffer 1] een mes heeft/hebben getoond en/of
voornoemde [slachtoffer 1] met een koevoet in de nek heeft/hebben geslagen en/of
voornoemde [slachtoffer 2] op een bank heeft/hebben geduwd en/of
bovenop voornoemde [slachtoffer 2] is/zijn gaan zitten en/of
voornoemde [slachtoffer 2] een, mes heeft/hebben getoond en/of
voornoemde [slachtoffer 2] een elleboogstoot tegen haar oor gegeven en/of daarbij
heeft/hebben geroepen ‘Mond dicht’ en/of
met het mes in de rechterzij van voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben geprikt
en/of daarbij heeft/hebben gezegd.‘Genoeg, mond. dicht:’;
(artikel 312 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 februari 2009 te Helmond, tezamen en in vereniging met een ander of anderen althans alleen, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend
voornoemde [slachtoffer 1] geduwd en/of geslagen en/of
de woning van die [slachtoffer 1] is/zijn binnengedrongen en/of voornoemde [slachtoffer 1] een mes getoond en/of
voornoemde [slachtoffer 1] met een koevoet in de nek geslagen en/of
voornoemde [slachtoffer 2] op een bank geduwd en/of
voornoemde [slachtoffer 2] een mes getoond en/of
voornoemde [slachtoffer 2] een elleboogstoot tegen haar oor gegeven en/of daarbij geroepen:‘Mond dicht’ en/of
met het mes in de rechterzij van voornoemde [slachtoffer 2] geprikt en/of daarbij gezegd ‘Genoeg, mond dicht’;
(artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht)
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Vaststaande feiten.
Op 15 februari 2009 omstreeks 22.15 uur vindt er een overval plaats op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de woning aan de [adres] te Helmond.1.2.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de primair ten laste gelegde poging tot diefstal in vereniging met geweld en met bedreiging met geweld wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een zogenoemde vrijwillige terugtred als bedoeld in artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht (Sr) (zie verder hierna bij de kwalificatie).
Het standpunt van de verdediging.
Volgens de verdediging kan de primair ten laste gelegde poging tot diefstal in vereniging met geweld en bedreiging met geweld worden bewezen, maar kan er voor het primaire geen veroordeling volgen aangezien er sprake is van vrijwillige terugtred (zie verder hierna bij de kwalificatie). De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het subsidiair ten laste gelegde (behalve ten aanzien van de elleboogstoot en de mesprik).
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt voorop dat zij, net als de verdediging, aan het subsidiair ten laste gelegde toekomt. Zoals hieronder bij de kwalificatiebeslissing zal blijken, slaagt namelijk het beroep op vrijwillige terugtred ten aanzien van het primair ten laste gelegde. De rechtbank komt dus wat dat betreft niet tot een veroordeling, omdat zij verdachte in zoverre zal ontslaan van alle rechtsvervolging.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het bewijs als volgt.
[slachtoffer 1] verklaart dat hij op 15 februari 2009 omstreeks 22.15 uur samen met zijn vriendin [slachtoffer 2] in zijn woning was aan de [adres] te Helmond. Toen de deurbel ging is hij naar de voordeur gelopen en zag hij daar een jongen staan. Opeens kwamen er van de linkerzijde twee personen en van de rechterzijde twee personen en voelde hij dat hij door twee van die personen naar binnen werd geduwd. Hij zag een mes (in zijn richting) in de handen van één van hen en voelde vervolgens een klap in zijn gezicht en in zijn nek. Hij zag dat die personen [slachtoffer 2] op de bank duwden en dat een van de personen boven op haar ging zitten en een mes in zijn handen had.3.
Aangeefster [slachtoffer 2] verklaart dat zij zag dat [slachtoffer 1] (rechtbank: lees [slachtoffer 1]) in de deuropening van de voordeur stond. Ze ziet dat [slachtoffer 1] met geweld naar achteren werd geduwd of geslagen. [slachtoffer 1] lag op de grond en iemand sprong op dat moment over hem heen. Een persoon met een groene bivakmuts op gooide haar met veel kracht op de bank in de woonkamer en ging op haar zitten. Een andere persoon werkte [slachtoffer 1] naar de grond. Zij zag dat er nog een persoon de gang in kwam lopen. Nog iemand anders kwam de woonkamer binnengelopen. Zij zag dat de persoon die haar (stevig) vasthad, een mes in zijn rechterhand had. Zij zag dat de persoon die op zijn hurken bij [slachtoffer 1] zat in haar richting keek. Zij zag dat het [verdachte] was. Op dat moment riep zij heel hard: ‘[bijnaam verdachte]’ of woorden van gelijke strekking. Op dat moment voelde zij dat zij van de persoon die op haar zat een elleboogstoot kreeg tegen haar rechteroor. Zij had daardoor pijn. Het oor is ook dik en rood. De persoon riep: ‘Mond dicht’ of woorden van gelijke strekking. Zij heeft toen nog een keer heel hard geroepen: ‘[bijnaam verdachte]’. Zij voelde toen dat de persoon die op haar zat met het mes in haar rechterzij prikte. Hij zei: ‘Genoeg! Mond dicht’ of woorden van gelijke strekking. [verdachte] riep naar haar ‘sorry [slachtoffer 2]’ en dat hij een tip had gekregen van een huis vol wiet. Zij zag dat [verdachte] naar de gang liep en even later waren [slachtoffer 1] en zij weer alleen in het huis.4.
Verdachte beroept zich bij de politie op zijn zwijgrecht, maar verklaart later ter terechtzitting dat het is gegaan zoals aangeefster [slachtoffer 2] bij de politie heeft verklaard (zie hiervoor).5.
Medeverdachte [medeverdachte 1] ontkent bij de politie de overval. Ter terechtzitting in de zaak tegen verdachte wordt [medeverdachte 1] als getuige gehoord en erkent dan dat ze met zijn allen vertrokken toen er werd geroepen dat het een bekende was, dan wel woorden van gelijke strekking.6.
Medeverdachte [medeverdachte 2] erkent dat hij samen met [verdachte], een Marokkaan en een zekere [medeverdachte 3] die hij later herkent van een foto die hem door verbalisanten wordt getoond (lees [medeverdachte 3], medeverdachte [medeverdachte 3]) naar een woning is gegaan in Helmond omdat [medeverdachte 3] en de Marokkaan hadden gezegd dat ze daar 400 à 500 hennepplanten gingen weghalen. Ze zijn naar de voordeur van die woning gelopen. De Marokkaan belde aan en [medeverdachte 3] had een mes in zijn handen. Toen de deur werd geopend door een jongen, sloeg [medeverdachte 3] die jongen naar binnen. De politie toont medeverdachte [medeverdachte 2] een foto van [medeverdachte 1], die door hem wordt herkend als zijnde de Marokkaanse persoon die hij noemt in zijn verklaring.7.
Medeverdachte [medeverdachte 3] erkent de overval te hebben gepleegd samen met verdachte [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. De bedoeling was om uit de woning hennepplanten weg te nemen. Ze zijn met vier personen naar de woning gelopen. [medeverdachte 1] belde aan. De voordeur werd open gedaan door een man die hij een flinke duw heeft gegeven. De man viel hierdoor achterover naar binnen. Even later zag hij in de hal een worsteling tussen die man en twee van hen. Verder had hij een vrouw gezien. Een van hen was naar haar toegelopen. Hij hoorde dat een vrouw de naam van [verdachte] riep. Hij wist dat er iets niet goed was. Vervolgens is hij met [medeverdachte 1] naar buiten gelopen en zijn ze samen meteen weggereden.8.
De rechtbank heeft op basis van de vaststaande feiten en hetgeen hiervoor over het bewijs is overwogen de overtuiging gekregen dat verdachte het primair en het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierna in de bewezenverklaring zal worden gespecificeerd.
Ook de elleboogstoot en het prikken met het mes acht de rechtbank bewezen nu verdachte [verdachte ] het zonder voorbehoud eens is met de inhoud van de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2], aangever [slachtoffer 1] die verklaring deels bevestigt (er zat een overvaller op [slachtoffer 2] met een mes in zijn handen) en [medeverdachte 2] toegeeft dat [medeverdachte 3] een mes bij zich. Bovendien had verdachte zich op dat moment nog niet van het handelen van zijn medeverdachten gedistantieerd en traden zij, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dus nog steeds in bewuste en nauwe samenwerking op.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 15 februari 2009 te Helmond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen hennep, toebehorende aan [slachtoffer 1],
met voormeld oogmerk voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en geslagen en de woning van die [slachtoffer 1] is/zijn binnengedrongen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid,
welke poging tot diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd
met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededaders
voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en/of geslagen en
de woning van die [slachtoffer 1] is/zijn binnengedrongen en/of
voornoemde [slachtoffer 1] een mes heeft/hebben getoond en/of
voornoemde [slachtoffer 1] in de nek heeft/hebben geslagen en/of
voornoemde [slachtoffer 2] op een bank heeft/hebben geduwd en/of
bovenop voornoemde [slachtoffer 2] is/zijn gaan zitten en/of
voornoemde [slachtoffer 2] een mes heeft/hebben getoond en/of
voornoemde [slachtoffer 2] een elleboogstoot tegen haar oor heeft/hebben gegeven en/of daarbij heeft/hebben geroepen ‘Mond dicht’ en/of
met het mes in de rechterzij van voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben geprikt
en/of daarbij heeft/hebben gezegd.‘Genoeg, mond. dicht:’
subsidiair
op 15 februari 2009 te Helmond, tezamen en in vereniging met anderen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededaders opzettelijk dreigend
voornoemde [slachtoffer 1] geduwd en/of geslagen en/of
de woning van die [slachtoffer 1] binnengedrongen en/of heeft hij/hebben zij voornoemde [slachtoffer 1] een mes getoond en/of
voornoemde [slachtoffer 1] in de nek geslagen en/of
voornoemde [slachtoffer 2] op een bank geduwd en/of
voornoemde [slachtoffer 2] een mes getoond en/of
voornoemde [slachtoffer 2] een elleboogstoot tegen haar oor gegeven en/of daarbij geroepen: ‘ Mond dich’' en/of
met het mes in de rechterzij van voornoemde [slachtoffer 2] geprikt en/of daarbij gezegd ‘Genoeg, mond dicht’.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging vindt dat sprake is van vrijwillige terugtred als bedoeld in artikel 46b Sr. Verdachte breekt de overvalpoging af wanneer onverwacht blijkt dat een van de slachtoffers familie van hem is. De verdediging verwijst naar een arrest van de Hoge Raad van 19 december 2006, NJ 2007, 29 en stelt dat verdachtes optreden naar aard en tijdstip geschikt is om het intreden van het gevolg te beletten. Met een beroep op een arrest van de Hoge Raad van 15 december 1992, NJ 1993, 333 stelt de verdediging dat irrelevant is dat de herkenning van verdachte door de aangeefster die beslissing om te stoppen heeft losgemaakt.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie meent dat van vrijwillige terugtred geen sprake is. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van een spontaan afgebroken poging, maar van een afbreken door een omstandigheid die buiten de verdachte ligt (de herkenning door aangeefster), hetgeen volgens haar vergelijkbaar is met een overvaller die stopt omdat hij een politiesirene hoort.
Het oordeel van de rechtbank over het primair bewezen verklaarde.
Artikel 46b Sr bepaalt dat er geen strafbare poging is, indien een dader met de uitvoering van een misdrijf begint, maar vrijwillig beslist om te stoppen met zijn criminele gedrag voordat het misdrijf is voltooid. De Hoge Raad heeft recent in drie arresten (van 19 december 2006, NJ 2007, 29, 13 maart 2007, NJ 2007, 171 en 3 maart 2009, NJ 2009, 236) overwogen dat de beantwoording van de vraag of gedragingen van een verdachte zo'n vrijwillige terugtred opleveren — mede gelet op de aard van het misdrijf — afhangt van de concrete omstandigheden van het geval. Uit de rechtspraak die de raadsman heeft genoemd en uit de parlementaire geschiedenis (Kamerstukken II 1990/91, 22 268, nr. 3, p. 21) blijkt dat nog steeds sprake kan zijn van vrijwillige terugtred als mede een factor die buiten de dader ligt, ertoe leidt dat het misdrijf niet is voltooid.
Uit de aangiftes en uit de verklaring van verdachte blijkt dat de concrete omstandigheden van dit geval als volgt zijn. Nadat verdachte en zijn medeverdachten de woning binnenvallen en geweld uitoefenen en daarmee dreigen, herkent het vrouwelijke slachtoffer de man die met haar vriend in de weer is (dat is: verdachte), als de broer van haar zwager, die zij al twintig jaar kent. Zij roept verdachte bij zijn bijnaam. Verdachte reageert door te zeggen ‘dit kan niet, wat doe ik’, ‘dit is familie’, ‘sorry [slachtoffer 2]’, ‘maat, dit kan niet, dit is familie, roep ze maar terug’ en door naar het vastgebonden mannelijke slachtoffer toe te gaan om hem los te maken (wat deze niet wil), waarna verdachte en zijn medeverdachten de woning verlaten.
De rechtbank concludeert dat aannemelijk is geworden dat het zwaartepunt bij het terugtreden ligt in het tot bezinning komen van verdachte. Zijn actieve eigen aandeel staat daarbij op de voorgrond. Het verweer van de verdediging slaagt: er is sprake van vrijwillige terugtred en verdachte zal voor het primair bewezen verklaarde worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat dit geen strafbaar feit oplevert.
Het oordeel van de rechtbank over het subsidiair bewezen verklaarde.
Het bewezen verklaarde levert op: medeplegen van bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd.
De strafbaarheid.
Ten aanzien van het subsidiair tenlasteglegde feit zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste subsidiair bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.
Een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich verder niet uitgelaten over een eventueel op te leggen straf of maatregel, maar verzoekt wel de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte op grond van het bepaalde in artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering gelet op zijn standpunt als hiervoor weergegeven omtrent de bewezenverklaring en de strafbaarheid van het feit.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten nadele van verdachte overweegt de rechtbank dat hij:
- —
met meer daders en een wapen in een woning, 's avonds mensen heeft bedreigd;
- —
reeds vaker met justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. Daarbij speelt een belangrijke rol dat de ten laste gelegde poging overval geen strafbaar feit oplevert.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf die vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De uitspraak
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Ontslaat verdachte ten aanzien van het primair bewezenverklaarde van alle rechtsvervolging, omdat dit geen strafbaar feit oplevert.
Kwalificeert het subsidiair bewezenverklaarde als
Medeplegen van bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
T.a.v. subsidiair:
Gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.P.E. Wiemans, voorzitter,
mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging en mr. F. van Laanen, leden,
in tegenwoordigheid van L.D. Wittenberg, griffier,
en is uitgesproken op 16 september 2009.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 16‑09‑2009
Aangifte van [slachtoffer 2], pg. 432–436 van het einddossier
Aangifte [slachtoffer 1], pg. 427 en 428 van het einddossier
Aangifte [slachtoffer 2], pg. 432–442 van het einddossier
Verklaring verdachte [verdachte ] ter terechtzitting van 2 september 2009
Verklaring van de getuige [medeverdachte 1] ter terechtzitting van 2 september 2009
Verklaring [medeverdachte 2], pg. 452–454 van het einddossier
Verklaring [medeverdachte 3], pg. 484–486 van het einddossier