Einde inhoudsopgave
Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017
Artikel 131
Geldend
Geldend vanaf 15-07-2021
- Bronpublicatie:
16-06-2021, Stb. 2021, 300 (uitgifte: 25-06-2021, kamerstukken: 35242)
- Inwerkingtreding
15-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-07-2021, Stb. 2021, 335 (uitgifte: 14-07-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Veiligheid en Justitie
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Preventie
Privacy / Verwerking persoonsgegevens
Staatsrecht / Grondrechten
Informatierecht / ICT-recht
Openbare orde en veiligheid / Terrorismebestrijding
1.
De afdeling klachtbehandeling onderzoekt of het aannemelijk is dat sprake is van een misstand.
2.
De afdeling klachtbehandeling stelt naar aanleiding van het door haar verrichte onderzoek een rapport op.
3.
De afdeling klachtbehandeling stelt, alvorens het rapport vast te stellen, Onze betrokken Minister en de melder in de gelegenheid binnen een door de afdeling klachtbehandeling gestelde redelijke termijn op de in het rapport opgenomen bevindingen alsmede het oordeel van de afdeling klachtbehandeling te reageren. Het rapport wordt daartoe voor de melder bij de afdeling klachtbehandeling ter inzage gelegd.
4.
Na ontvangst van de reactie van Onze betrokken Minister en de melder stelt de afdeling klachtbehandeling het rapport vast.
5.
De afdeling klachtbehandeling deelt haar oordeel omtrent de melding schriftelijk en, voor zover de veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat zich niet daartegen verzetten, met redenen omkleed aan de melder mede.
6.
De afdeling klachtbehandeling deelt haar oordeel omtrent de melding schriftelijk mede aan Onze betrokken Minister. De afdeling klachtbehandeling kan naar aanleiding van het door haar verrichte onderzoek aan Onze betrokken Minister aanbevelingen doen.
7.
Onze betrokken Minister stelt de afdeling klachtbehandeling binnen twee weken na ontvangst van het oordeel schriftelijk op de hoogte van de wijze waarop deze aan het oordeel van de afdeling klachtbehandeling gevolg zal geven en binnen welke termijn.
8.
Onze betrokken Minister zendt het oordeel van de afdeling klachtbehandeling alsmede diens reactie als bedoeld in het zevende lid zo spoedig mogelijk aan een of beide kamers der Staten-Generaal. Vermelding van in ieder geval de gegevens, bedoeld in artikel 12, derde lid, blijft daarbij achterwege. De gegevens, bedoeld in de tweede volzin, kunnen ter vertrouwelijke kennisneming aan een of beide kamers der Staten-Generaal worden medegedeeld.
9.
Een oordeel of aanbeveling behelst geen vaststelling van civielrechtelijke aansprakelijkheid in verband met een misstand, noch een vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit.