Rb. Noord-Holland, 16-02-2022, nr. 9418845 \ CV EXPL 21-4416
ECLI:NL:RBNHO:2022:1962
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
16-02-2022
- Zaaknummer
9418845 \ CV EXPL 21-4416
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2022:1962, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 16‑02‑2022; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 16‑02‑2022
Inhoudsindicatie
overeenkomst op afstand, energie, schriftelijke overeenkomst, herroepingsrecht, verlenging
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9418845 \ CV EXPL 21-4416 (TB)
Uitspraakdatum: 16 februari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DGB Energie B.V.
gevestigd te Hardenberg
eiseres
verder te noemen: DGB
gemachtigde: T. Waissi (Argus B.V.)
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: [gemachtigde]
De zaak in het kort
In deze zaak moet de vraag worden beantwoord of een overeenkomst op afstand tot levering van elektriciteit en gas tot stand is gekomen. De kantonrechter is van oordeel dat er een schriftelijke overeenkomst tot stand is gekomen, maar dat de energieleverancier niet heeft voldaan aan haar verplichting om de consument te wijzen op zijn herroepingsrecht. Het gevolg daarvan is dat de termijn van het herroepingsrecht is verlengd. De energieleverancier had de opzegging moeten opvatten als een uitoefening van de consument van zijn herroepingsrecht. Gelet op de verlenging van de termijn is daarvan tijdig gebruik gemaakt. Dit betekent dat de consument geen opzegvergoeding is verschuldigd. Omdat daarnaast de consument niet uitdrukkelijk heeft gevraagd om levering van elektriciteit en gas tijdens zijn herroepingsrecht, hoeft hij ook niet te betalen voor de geleverde energie.
1. Het procesverloop
1.1.
DGB heeft bij dagvaarding van 24 augustus 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
DGB heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.
2. Het geschil
2.1.
DGB vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 479,75, te vermeerderen met de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten van € 71,96, en met veroordeling van [gedaagde] in de proces- en nakosten.
2.2.
DGB legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat tussen DGB en [gedaagde] een leveringsovereenkomst is gesloten met betrekking tot de levering van gas en elektriciteit. DGB heeft uit hoofde van deze overeenkomst in de periode 23 mei 2020 tot 2 augustus 2020 elektriciteit en gas geleverd. De overeenkomst is op 23 juli 2020 door [gedaagde] opgezegd, waarna voor de levering van gas een eindnota van € 235,13 is opgemaakt en voor elektriciteit een eindnota van € 244,62. [gedaagde] heeft de eindnota’s ondanks herhaalde aanmaning onbetaald gelaten.
2.3.
[gedaagde] betwist dat hij een leveringsovereenkomst met DGB heeft gesloten. Er zijn geen stukken waaruit het bestaan van de door DGB gestelde overeenkomst blijkt en er is geen getekende overeenkomst. Omdat er geen overeenkomst is, bestaat er geen betalingsverplichting. Verder wijst [gedaagde] erop dat in de leveringsovereenkomst onjuistheden staan. Zo is de naam van de energieleverancier op het moment van sluiten van de overeenkomst onjuist en klopt het niet dat een machtiging voor automatisch incasso is afgegeven. Als dit wel het geval zou zijn geweest, had DGB de nota’s kunnen incasseren. Daarnaast heeft DGB niet aan haar wettelijke informatieverplichting voldaan. [gedaagde] is dan ook niets aan DGB verschuldigd. Bovendien is de werkwijze van DGB twijfelachtig. [gedaagde] heeft de indruk dat DGB stukken in elkaar geknutseld heeft en een zaak probeert te maken die er niet is.
3. De beoordeling
3.1.
DGB beroept zich op de nakoming van een tussen partijen gesloten overeenkomst voor de levering van elektriciteit en gas. [gedaagde] betwist dat partijen een overeenkomst hebben gesloten, onder andere omdat een schriftelijk akkoord van [gedaagde] ontbreekt.
De overeenkomst is gesloten
3.2.
Op grond van de wet moet een overeenkomst die ziet op de levering van elektriciteit en gas aan een consument die telefonisch is benaderd, door de energieleverancier schriftelijk worden aangegaan.1.De overeenkomst kan ook langs elektronische weg tot stand komen, mits voldaan wordt aan de daarvoor geldende voorwaarden.2.
3.3.
DGB heeft toegelicht dat zij [gedaagde] na het telefoongesprek met hem een schriftelijk aanbod heeft gedaan middels een e-mail met een link. Door op de link te klikken kreeg [gedaagde] inzage in zijn persoonlijke aanbod dat indien gewenst door hem kon worden ondertekend. Van de betreffende e-mail heeft DGB alleen een voorbeeld e-mail overgelegd en niet de e-mail die volgens haar naar [gedaagde] is gestuurd. Wel heeft DGB het volgens haar door [gedaagde] ondertekende aanbod, namelijk de leveringsovereenkomst met een digitale handtekening, overgelegd (productie 2). DGB heeft uitgelegd dat deze overeenkomst via het e-mailadres van [gedaagde] is ondertekend en dat dit blijkt uit de data die onder de handtekening staan vermeld, namelijk ‘Digitaal ondertekend door mucoloco@hotmail.com op 18-04-2020 om 12:21:14 via IP adres 217.120.242.18’. De kantonrechter heeft geen reden om aan de echtheid van deze productie en vermelding te twijfelen.
3.4.
Het had vervolgens op de weg van [gedaagde] gelegen zijn betwisting dat de overeenkomst schriftelijk is gesloten, nader te onderbouwen. Dit heeft [gedaagde] niet gedaan. [gedaagde] heeft niet weersproken dat de overeenkomst digitaal is aanvaard met zijn handtekening, e-mailadres en IP adres. Omdat [gedaagde] zijn verweer onvoldoende heeft gemotiveerd, gaat de kantonrechter uit van de juistheid van het standpunt van DGB dat een schriftelijke overeenkomst door partijen is gesloten. Daarbij betrekt de kantonrechter dat DGB voldoende heeft onderbouwd dat aan de voorwaarden voor een overeenkomst langs elektronische weg is voldaan.
DGB heeft een informatieplicht
3.5.
Omdat een overeenkomst op afstand is gesloten met een consument, is DGB verplicht op duidelijke en begrijpelijke wijze bepaalde informatie te verstrekken aan [gedaagde] .3.Deze informatie moet voor het sluiten van de overeenkomst op afstand of binnen een redelijke termijn na het sluiten daarvan of in ieder geval bij de levering van de energie worden verstrekt op een duurzame gegevensdrager.4.
3.6.
In een aantal gevallen moet de rechter ambtshalve (dat wil zeggen: uit zichzelf, zonder dat een partij daarop een beroep doet) onderzoeken of aan de hiervoor vermelde informatieplichten is voldaan en aan de schending van een informatieplicht een sanctie verbinden. De reden daarvoor is dat de wetgever het belangrijk heeft gevonden dat de consument wordt beschermd. De Hoge Raad heeft de vraag beantwoord wanneer de rechter moet overgaan tot ambtshalve onderzoek en toepassing van sancties en welke sancties kunnen worden toegepast.5.Als het gaat om informatieplichten waaraan de wet bij niet-naleving ervan specifieke sancties verbindt of informatieplichten waaraan extra gewicht toekomt (de essentiële informatieplichten), moet ambtshalve toetsing en ambtshalve toepassing van sancties plaatsvinden.
3.7.
DGB heeft toegelicht hoe de overeenkomst destijds tot stand is gekomen en heeft gesteld dat zij in dat kader aan de op haar rustende informatieplichten6.heeft voldaan. DGB heeft dit (met uitzondering van het recht op ontbinding, waarop hierna zal worden ingegaan) voldoende onderbouwd.
DGB heeft onvoldoende informatie verstrekt over het recht van ontbinding
3.8.
Een essentiële informatieplicht waaraan de wet bij niet naleving een sanctie verbindt, is de plicht om de consument te wijzen op het recht van ontbinding.7.De kantonrechter moet dus ambtshalve toetsen of aan deze informatieplicht is voldaan en zo nodig de sanctie daaraan verbinden die de wet daarvoor geeft.
3.9.
DGB heeft daarover gesteld dat zij [gedaagde] in het verkoopgesprek heeft gewezen op het ontbindingsrecht. DGB heeft echter niet gesteld en dit is ook niet gebleken, dat deze informatie (tijdig) op een duurzame gegevensdrager is verstrekt aan [gedaagde] , terwijl deze wijze van informatieverstrekking is vereist.8.De leveringsovereenkomst vermeldt hier niets over en DGB heeft geen aanvullende stukken overgelegd waar dit uit blijkt. Dit betekent dat niet is voldaan aan deze informatieplicht. De sanctie hiervoor is dat de ontbindingstermijn van veertien dagen wordt verlengd tot ten hoogste twaalf maanden.9.
De overeenkomst is op 23 juli 2020 ontbonden
3.10.
De kantonrechter leidt uit de nota’s af dat DGB tweemaal een opzegvergoeding van € 125,00 in rekening heeft gebracht. Volgens DGB heeft [gedaagde] de overeenkomst namelijk op 23 juli 2020 vroegtijdig opgezegd. De kantonrechter is het daar niet mee eens. DGB, als professionele partij, had de opzegging moeten opvatten als een ondubbelzinnige verklaring waarmee [gedaagde] zijn recht op ontbinding uitoefent, wat gelet op de verlenging van de ontbindingstermijn tijdig is gedaan. Een grondslag voor de in rekening gebrachte opzegvergoedingen ontbreekt daarom.10.
3.11.
Bij gebruikmaking van het ontbindingsrecht hoeft een consument ( [gedaagde] ) niet te betalen voor de uitvoering van de overeenkomst die geheel (of ten dele) tijdens de bedenktijd plaatsvindt, als de handelaar (DGB) zijn informatieplicht met betrekking tot het ontbindingsrecht heeft geschonden of als de consument niet uitdrukkelijk om de nakoming heeft verzocht.11.Dit betekent dat [gedaagde] niet hoeft te betalen voor de door DGB geleverde energie. De informatieplicht is namelijk geschonden. En [gedaagde] heeft niet uitdrukkelijk verzocht om met de levering van energie binnen de ontbindingstermijn te beginnen. [gedaagde] kan verder niet aansprakelijk worden gesteld voor de kosten van DGB op een andere grondslag, zoals ongerechtvaardigde verrijking, omdat [gedaagde] er niet van mag worden weerhouden zijn recht op ontbinding van de overeenkomst uit te oefenen.12.Een andere grondslag is overigens ook niet aangevoerd door DGB.
Conclusie
3.12.
De conclusie is dat de vordering van DGB zal worden afgewezen.
3.13.
De proceskosten komen voor rekening van DGB, omdat zij ongelijk krijgt. Omdat [gedaagde] in persoon procedeert, worden de proceskosten begroot op nihil.
4. De beslissing
De kantonrechter:
4.1.
wijst de vordering af;
4.2.
veroordeelt DGB tot betaling van de proceskosten, die voor [gedaagde] worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 16‑02‑2022
Artikel 6:227a BW.
Artikel 6:230m BW.
Arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
Artikel 6:230m en artikel 6:230v BW.
Artikel 6:230m lid 1 onderdeel h en artikel 6:230o lid 2 BW.
Artikel 6:230s lid 5 onderdeel a, artikel 6:230t lid 3 en artikel 6:230v lid 8 BW.