Rb. Utrecht, 07-12-2009, nr. SBR 08/3375
ECLI:NL:RBUTR:2009:BK7332
- Instantie
Rechtbank Utrecht
- Datum
07-12-2009
- Zaaknummer
SBR 08/3375
- LJN
BK7332
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBUTR:2009:BK7332, Uitspraak, Rechtbank Utrecht, 07‑12‑2009; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 07‑12‑2009
Inhoudsindicatie
WOZ. MK. Heffingsmaatstaf gebruikersbelasting. Verpleeghuis. Dienen delen van onroerende zaak tot woning dan wel zijn ze volledig dienstbaar aan woondoeleinden. Feitelijke situatie. Woonfunctie ondergeschikt aan verpleegfunctie. Beroep ongegrond.
Partij(en)
RECHTBANK UTRECHT
Sector bestuursrecht
zaaknummer: SBR 08/3375
uitspraak van de meervoudige kamer d.d. 7 december 2009
inzake
Stichting [eiseres],
gevestigd te [woonplaats],
eiseres,
tegen
de heffingsambtenaar van de gemeente Houten,
verweerder.
Inleiding
- 1.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 10 oktober 2008, waarbij verweerder het bezwaar van eiseres tegen de beschikking van 28 februari 2008 ongegrond heeft verklaard. Bij laatstgenoemde beschikking heeft verweerder aan eiseres als gebruiker van de onroerende zaak verpleeghuis [naam verpleeghuis] aan het [adres] te [woonplaats] (hierna: [naam verpleeghuis]) een aanslag onroerende zaakbelasting 2008 naar een heffingsmaatstaf van € 7.830.000,- opgelegd.
- 1.2.
Het beroep is behandeld ter zitting van de meervoudige kamer van 1 oktober 2009, waar eiseres is vertegenwoordigd door M.F.J. van Arragon, werkzaam bij Ten Kate, Taxatie & Consult B.V te Groningen. Namens verweerder zijn verschenen [X], werkzaam bij de gemeente Houten en F. Gerrits, taxateur bij TOG Nederland Midden West B.V. te Woerden.
Overwegingen
- 2.1.
Eiseres is eigenaar en gebruiker van [naam verpleeghuis]. In deze onroerende zaak, een verpleeghuis, bevinden zich gemeenschappelijke ruimten en woondelen.
- 2.2.
Het beroep richt zich tegen de door verweerder gehanteerde heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting.
- 2.3.
Ingevolge artikel 220 van de Gemeentewet, voor zover hier van belang, kunnen ter zake van binnen de gemeente gelegen onroerende zaken onder de naam onroerende-zaakbelastingen worden geheven:
- a.
een belasting van degenen die bij het begin van het kalenderjaar onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruiken.
Ingevolge artikel 220a, eerste lid, van de Gemeentewet, zoals dit luidt sedert 1 januari 2006, wordt met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingen als onroerende zaak aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ).
Ingevolge artikel 220a, tweede lid, van de Gemeentewet dient een onroerende zaak in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet WOZ is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van de onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
Ingevolge artikel 220c van de Gemeentewet, zoals dit artikel luidt sedert 1 januari 2007, is de heffingsmaatstaf voor de onroerende-zaakbelastingen de op de voet van Hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het kalenderjaar, bedoeld in artikel 220.
Ingevolge artikel 220e van de Gemeentewet, zoals dit luidt sedert 1 januari 2007, wordt in afwijking van artikel 220c bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de onroerende-zaakbelasting bedoeld in artikel 220, onderdeel a, buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
- 2.4.
Eiseres betoogt, onder verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad van 16 november 2007 (www.rechtspraak.nl; LJN: AZ9075), dat [naam verpleeghuis] is aan te merken als een gemengd object en dat derhalve artikel 220e van de Gemeentewet van toepassing is. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst zij tevens naar de opvatting van de Waarderingskamer en naar informatie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, gepubliceerd op www.wozinformatie.nl. Eiseres heeft een hertaxatie uitgevoerd en een uitsplitsing gemaakt van de door verweerder vastgestelde WOZ-waarde in:
- -
dat deel van de waarde van die gedeelten van het object die noch in hoofdzaak tot woning dienen, noch in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden (waarde niet-woondeel € 4.306.500,-) en
- -
dat deel van de waarde van die gedeelten van het object die wel in hoofdzaak tot woningen dienen, dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden (waarde woondeel € 3.523.500,-).
Eiseres acht de door verweerder aangevoerde tegenargumentatie geheel onvoldoende om de door hem gehanteerde heffingsmaatstaf te aanvaarden. Eiseres verzoekt de heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting van de onroerende zaak te verlagen naar € 4.306.500,-.
- 2.5.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat uit onderzoek is gebleken dat [naam verpleeghuis]
een niet-woning, zijnde een verpleeghuis betreft, waarbij de zorg centraal staat en niet het wonen. Hij verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Hoge Raad van 16 november 2007 (www.rechtspraak.nl; LJN AZ9075) en de daarbij behorende conclusie van de Advocaat-Generaal. Primair stelt verweerder dat, nu het object planologisch niet tot “wonen” of voor “woondoeleinden” is bestemd maar tot “bijzondere doeleinden, met doeleinden omschrijving: openbare- en maatschappelijke doeleinden”, dit uitsluit dat delen van het object tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden. In geval van mogelijke bewoning is volgens verweerder sprake van een te handhaven, met het bestemmingsplan strijdige, situatie. Subsidiair stelt verweerder zich op het standpunt dat [naam verpleeghuis], gelet op de feitelijke omstandigheden wat betreft onder meer aard, inrichting en indeling, niet geschikt is voor woondoeleinden dan wel niet in hoofdzaak tot woning kan dienen. Verweerder wijst er daarbij op dat geen van de (verblijfs)ruimten, hetzij slaap- of huiskamers, apart afsluitbaar is, dat inwonenden zich niet vrijelijk kunnen bewegen en dat het verplegende personeel en de mede-inwonenden zich kunnen mengen in elkaars ruimten. Voorts zijn er maar twee huiskamers tegenover meerdere slaapkamers per unit aanwezig, hebben de slaapkamers geen eigen voorzieningen, zoals een kookplaat en sanitair, maar heeft elke unit gemeenschappelijk sanitair en maakt een zusterpost deel uit van de huiskamers. Het gehele object is beoogd en geschikt voor een zorgverlenende functie, zodat artikel 220e van de Gemeentewet niet van toepassing is, aldus verweerder.
- 2.6.
De Hoge Raad heeft in zijn arresten van 16 november 2007 (LJN: AZ8976 en LJN:
- AZ9075)
geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat in het verpleeghuis het wonen is gecombineerd met een andere functie die in wezen – voor het verpleeghuis als geheel beschouwd – de hoofdfunctie vormt, niet uitsluit dat delen van de onroerende zaak op zichzelf beschouwd tot woning dienen dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden in de zin van de Gemeentewet. Aan de hand van de feitelijke situatie zal de rechtbank beoordelen of en zo ja, in hoeverre, hiervan in het onderhavige geval sprake is.
- 2.7.
Ten aanzien van het primaire standpunt van verweerder overweegt de rechtbank dat de enkele omstandigheid dat op [naam verpleeghuis] planologisch de bestemming “bijzondere doeleinden” rust, op zichzelf niet uitsluit dat gedeelten van [naam verpleeghuis] in hoofdzaak tot woning dienen dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Planologische voorschriften en bepalingen bieden voor het bepalen van de heffingsmaatstaf in zaken als de onderhavige geen relevant toetsingskader.
De rechtbank stelt op basis van de gedingstukken en hetgeen ter zitting is besproken vast dat
[naam verpleeghuis] een verpleeghuis is, waar zowel somatische verpleeghuiszorg als psycho-geriatrische verpleeghuiszorg wordt geboden. Deze zorg is, voor een aanzienlijk deel van de bewoners, 24-uurszorg. Over de feitelijke inrichting van de kamers van de bewoners en de gemeenschappelijke voorzieningen bestaat tussen partijen geen verschil van mening, zij het dat volgens eiseres in de kamers ook een pantry aanwezig is. De kamers van de bewoners zijn, ten einde 24-uurszorg te kunnen bieden, niet afsluitbaar. Het verplegend personeel kan te allen tijde de kamers binnen en van privacy voor de bewoners is nauwelijks sprake. Ten aanzien van de kamers van de bewoners kan hieruit worden afgeleid dat de woonfunctie niet overheerst, maar ondergeschikt is aan de ook in de kamers dominante verpleegfunctie. Voorts kunnen bewoners die niet bedlegerig zijn, zich niet vrij bewegen binnen [naam verpleeghuis] dan wel op eigen gelegenheid naar buiten gaan. Zij zijn daarvoor aangewezen op begeleiding door het verplegend personeel. In de kamers van de bewoners zijn bovendien geen sanitaire voorzieningen aanwezig. De kamers bieden ruimte voor een bed, een kast en een klein zitje, en verder is er een wastafel aanwezig.
Op basis van deze feitelijke situatie is de rechtbank van oordeel dat het bieden van medische zorg en verpleging ook voor wat betreft de kamers van de bewoners en, in het verlengde daarvan, ook de huiskamers de hoofdfunctie vormt.
Eiseres heeft ter onderbouwing van haar stelling verwezen naar de website van [naam verpleeghuis], waaruit volgens eiseres valt af te leiden dat wonen en leven voorop staan en verzorging en verpleging aanvullend zijn. De rechtbank acht het begrijpelijk en voor de hand liggen dat op de toch ook wervend bedoelde - website de nadruk wordt gelegd op het leven en wonen in [naam verpleeghuis]. Dit brengt echter niet mee dat de kamers van de bewoners en de huiskamers primair een woonfunctie hebben en verzorging en verpleging daarbij aanvullend zijn.
- 2.8.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de kamers van de bewoners en de huiskamers geen gedeelten zijn die in hoofdzaak dienen tot woning dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Op grond van de feitelijke situatie is het tegendeel het geval. Men verblijft in [naam verpleeghuis] immers primair om te worden verpleegd. Dat men er (noodgedwongen) ook woont maakt niet dat reeds daarom [naam verpleeghuis] (of delen daarvan) per definitie ook hoofdzakelijk een woonfunctie heeft. Verweerder heeft dan ook terecht geen toepassing gegeven aan het bepaalde in artikel 220e van de Gemeentewet en heeft de heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting voor belastingjaar 2008 juist vastgesteld.
- 2.9.
Hetgeen door eiseres in beroep is aangevoerd kan dan ook niet leiden tot vernietiging van de bestreden uitspraak. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank Utrecht,
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems als voorzitter en mr. S. Wijna en mr. J.R. van Es-de Vries en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2009.
De griffier: De voorzitter van de meervoudige kamer:
mr. G.M.T.M. Sips mr. J.M. Willems
Afschrift verzonden op:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
- 1.
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
- 2.
het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
- a.
de naam en het adres van de indiener;
- b.
een dagtekening;
- c.
een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
- d.
de gronden van het hoger beroep.