Einde inhoudsopgave
Wet militair tuchtrecht
Artikel 103
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2013
- Bronpublicatie:
13-12-2012, Stb. 2013, 25 (uitgifte: 24-01-2013, kamerstukken: 33429)
- Inwerkingtreding
01-07-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-02-2013, Stb. 2013, 51 (uitgifte: 15-02-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Tuchtrecht
Bijzonder strafrecht / Militair strafrecht en strafprocesrecht
1.
De commandant is bevoegd een geschrift als bedoeld in artikel 30 of 31, dan wel een ander voorwerp waarvan hij redelijkerwijs mag aannemen dat het tot bewijs kan dienen van de schending van een gedragsregel, in te nemen of te doen innemen.
2.
Indien de commandant niet aanwezig is en zijn optreden niet kan worden afgewacht, dan wel indien de dader van de schending van een gedragsregel onbekend is, komt de in het vorige lid genoemde bevoegdheid mede toe aan door Onze Minister van Defensie aangewezen functionarissen.
3.
Het in het eerste lid bedoelde geschrift of voorwerp wordt zo spoedig mogelijk ter beschikking gesteld van de rechthebbende, doch in elk geval:
- a.
zodra de commandant beslist geen beschuldiging uit te reiken;
- b.
zodra blijkt dat geen beschuldiging kan worden uitgereikt op grond van het bepaalde in artikel 53, eerste, tweede of vijfde lid;
- c.
tien dagen na de uitreiking van de uitspraak in eerste aanleg, indien geen beklag is gedaan of beroep is ingesteld;
- d.
vijf dagen na de uitreiking van een uitspraak op beklag die geen verwijzing inhoudt als bedoeld in artikel 80p, tweede lid, onder f, indien geen beroep is ingesteld;
- e.
zodra het tuchtproces op een andere wijze eindigt;
- f.
bij de uitspraak in beroep.
4.
Indien toepassing is gegeven aan artikel 78 wordt, in afwijking van het gestelde in het derde lid, het geschrift of voorwerp ter beschikking gesteld van de opsporingsambtenaar. Deze terbeschikkingstelling geldt als een inbeslagneming door een opsporingsambtenaar als bedoeld in het Wetboek van Strafvordering.
5.
Het in het eerste lid bedoelde geschrift of voorwerp wordt op de wijze te bepalen bij algemene maatregel van Rijksbestuur gedurende zes maanden ter beschikking gehouden van de rechthebbende. Is teruggave alsdan niet mogelijk gebleken dan wordt het geschrift of voorwerp vernietigd.