RvdW 2018/391
Het hof heeft kennelijk geoordeeld dat de mogelijk eerdere noodweersituatie in elk geval ten einde was op het moment dat verdachte wegliep en na enkele ogenblikken terugkeerde naar de vechtpartij en dat verdachte reeds daarom ten aanzien van de toen door hem gepleegde geweldshandelingen geen beroep toekomt op noodweerexces. Door aldus te oordelen heeft het Hof miskend dat een beroep op noodweerexces ook nog mogelijk is nadat een noodweersituatie is beëindigd.
HR 13-03-2018, ECLI:NL:HR:2018:340
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13 maart 2018
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend, M.T. Boerlage
- Zaaknummer
16/05307
- Conclusie
A-G mr. D.J.C. Aben
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:340, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑03‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:199, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑01‑2018
Essentie
Het hof heeft kennelijk geoordeeld dat de mogelijk eerdere noodweersituatie in elk geval ten einde was op het moment dat verdachte wegliep en na enkele ogenblikken terugkeerde naar de vechtpartij en dat verdachte reeds daarom ten aanzien van de toen door hem gepleegde geweldshandelingen geen beroep toekomt op noodweerexces. Door aldus te oordelen heeft het Hof miskend dat een beroep op noodweerexces ook nog mogelijk is nadat een noodweersituatie is beëindigd.
Partij(en)
13 maart 2018
Strafkamer
nr. S 16/05307
MAA/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.