RAV 2018/74
Verjaring vordering tegen verzekeraar. Is het beroep van de verzekerde op stuiting van de verjaring van zijn rechtsvordering tegen de verzekeraar tot het doen van uitkering, op grond van de onmiddellijke werking van art. 75 lid 1 Ow NBW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar?
HR 18-05-2018, ECLI:NL:HR:2018:726
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18 mei 2018
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, M.V. Polak, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
17/02320
- Conclusie
A-G mr. W.L. Valk
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS929546:1
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verzekeringsrecht / Schadeverzekering
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:726, Uitspraak, Hoge Raad, 18‑05‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:245, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 09‑03‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑05‑2017
- Wetingang
Art. 7:942 lid 2 en 3 (oud) BW; art. 68a, 75 Ow NBW
Essentie
Opstalverzekering. Brandschade. Verjaring. Overgangsrecht.
Is het beroep van de verzekerde op stuiting van de verjaring van zijn rechtsvordering tegen de verzekeraar tot het doen van uitkering, op grond van de onmiddellijke werking van art. 75 lid 1 Ow NBW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar?
Samenvatting
Dit arrest is een vervolg op het arrest van de Hoge Raad van 18 december 2015 (ECLI:NL:2015:3618), waarin hij heeft beslist dat de vordering van de verzekerde tot vergoeding van een brandschade van 1 maart 2004, die de verzekeraar bij brieven van 13 mei 2004 en 1 december ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.