JOW 2005, 42
wederrechtelijk verkregen voordeel; termijnbetaling
HR 25-05-2004, ECLI:NL:HR:2004:AO2272
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
25 mei 2004
- Magistraten
Koster, Urlings, Corstens, Balkema, De Savornin Lohman
- Zaaknummer
01572/03P
- LJN
AO2272
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
Materieel strafrecht / Sancties
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AO2272, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑05‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AO2272, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 25‑05‑2004
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑07‑2003
- Wetingang
Sr art. 36e, SV art. 24a, art. 561 lid 3
Essentie
wederrechtelijk verkregen voordeel; termijnbetaling
Samenvatting
Het cassatiemiddel behelst de klacht dat het Hof zich in strijd metart. 577b, eerste lid, Sv in verband met art. 561, derde lid, Sv bevoegd heeft geoordeeld om naar analogie van art. 24a, eerste lid, Sr de veroordeelde toe te staan om het bedrag dat hij aan de Staat moet betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel in termijnen te betalen. Sedert de op 1 maart 1993 in werking getreden Wet van 10 december 1992, Stb. 1993, 11 is in art. 36e Sr, art. 24a Sr niet van overeenkomstige ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.