Einde inhoudsopgave
Wet uitvoering EG-mededingingsverordeningen
Artikel 5 [Doorzoeking]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Bronpublicatie:
05-12-2018, Stb. 2018, 487 (uitgifte: 27-12-2018, kamerstukken: 34987)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2018, Stb. 2018, 488 (uitgifte: 27-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
1.
Wanneer van de zijde van een onderneming of een ondernemersvereniging verzet wordt gepleegd tegen het verrichten van een verificatie, die de Commissie krachtens een van de EG-mededingingsverordeningen bij beschikking heeft gelast, kan Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat vorderen dat door de rechter-commissaris onverwijld wordt overgegaan tot het doen van een doorzoeking van een plaats als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder d, gericht op voor de verificatie noodzakelijke zakelijke gegevens en bescheiden. De vordering wordt gericht tot de rechter-commissaris bij de rechtbank in het arrondissement waar die plaats is gelegen.
2.
De vordering, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van een afschrift van de beschikking van de Commissie waarbij de verificatie is gelast en een schriftelijke opgave van de redenen die naar het oordeel van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat een doorzoeking noodzakelijk maken.
3.
De vordering tot het doen van een doorzoeking wordt door de rechter-commissaris afgewezen, indien deze vordering kennelijk ongegrond is.
4.
De afwijzende beschikking van de rechter-commissaris is met redenen omkleed.
5.
Tegen de beschikking op de vordering staat geen beroep open.