Einde inhoudsopgave
Wet studiefinanciering 2000
Artikel 12.14 Cohortgarantie studievoorschot voor ho-studenten aan een bacheloropleiding, masteropleiding, ongedeelde opleiding of opleiding duplex ordo
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2022
- Bronpublicatie:
23-02-2022, Stb. 2022, 116 (uitgifte: 21-03-2022, kamerstukken: 35946)
- Inwerkingtreding
01-09-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-03-2022, Stb. 2022, 117 (uitgifte: 22-03-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Studiefinanciering
Onderwijsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Op een ho-student die vóór 1 september 2015 stond ingeschreven aan een bacheloropleiding, masteropleiding of ongedeelde opleiding of die onderwijs volgde volgend op een opleiding gericht op een levensbeschouwelijk ambt of beroep als bedoeld in artikel 7.5c, derde lid, WHW, en die studiefinanciering toegekend heeft gekregen voor een opleiding in het hoger onderwijs, blijven de volgende artikelen, zoals die luidden op 31 augustus 2015, voor de nominale duur van die opleiding van toepassing:
- a.
van hoofdstuk 1, de artikelen 1.1 en 1.5;
- b.
van hoofdstuk 2, de artikelen 2.13, eerste lid, 2.16, tweede lid, en 2.17;
- c.
van hoofdstuk 3, de artikelen 3.1, eerste en tweede lid, 3.6, en paragraaf 3.3, met uitzondering van artikel 3.10, tweede lid; en
- d.
hoofdstuk 5, met uitzondering van artikel 5.9, eerste lid, en artikel 5.16, derde lid, waarbij voor ‘prestatiebeurs hoger onderwijs’ wordt gelezen: prestatiebeurs;
- e.
van hoofdstuk 9, de artikelen 9.1b, 9.9 en 9.9a.
2.
In afwijking van artikel 3.18 gelden voor de thuiswonende onderscheidenlijk uitwonende ho-student die overeenkomstig het eerste lid studiefinanciering toegekend heeft gekregen de volgende bedragen per maand, naar de maatstaf van 1 januari 2014:
thuiswonende | uitwonende | |
---|---|---|
a. maandbedrag als bedoeld in overzicht 1 van artikel 3.18 | € 682,34 | € 897,56 |
b. basisbeurs als bedoeld in overzicht 2 van artikel 3.18 | € 108,00 | € 300,69 |
c. maximale aanvullende beurs of lening als bedoeld in overzicht 2 van artikel 3.18 | € 265,42 | € 287,95 |
d. basislening als bedoeld in overzicht 2 van artikel 3.18 | € 308,92 | € 308,92 |
3.
Artikel 6.2a is niet van toepassing op het afronden van een opleiding waarvoor de debiteur overeenkomstig het eerste lid studiefinanciering toegekend heeft gekregen.
4.
Voor de debiteur met een schuld uit een lening die is ontstaan door verstrekking van studiefinanciering overeenkomstig het eerste lid, wordt de lening aangemerkt als een lening beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, tenzij artikel 10a.1 van toepassing is.
5.
Indien een debiteur als bedoeld in het vierde lid ingevolge de Wet studievoorschot hoger onderwijs geen basisbeurs toegekend heeft gekregen voor een masteropleiding of voor onderwijs volgend op een opleiding gericht op een levensbeschouwelijk ambt of beroep als bedoeld in artikel 7.5c, derde lid, WHW, kan de lening worden aangemerkt als een lening hoger onderwijs als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, indien de debiteur vóór aanvang van de aflosfase, maar na 31 december 2016, daartoe een aanvraag indient.
6.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met het oog op een goede uitvoering van dit artikel.