Rb. Rotterdam, 06-06-2016, nr. ROT 15/3232, ROT 15/3982 en ROT 15/3673
ECLI:NL:RBROT:2016:4313
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
06-06-2016
- Zaaknummer
ROT 15/3232, ROT 15/3982 en ROT 15/3673
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2016:4313, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 06‑06‑2016; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 06‑06‑2016
Inhoudsindicatie
Eiser heeft een grote hoeveelheid procedures bij de rechtbank lopen. In onderhavige zaken gaat het om diverse afwijzingen van aanvragen om bijzondere bijstand - waaronder voor de kosten van twee hondenmanden, cadeautjes, een concertkaart U2 - en bezwaar tegen de wijze van korten op de algemene bijstand. De beroepen worden ongegrond verklaard.
Partij(en)
Rechtbank Rotterdam
Team Bestuursrecht 1
zaaknummers: ROT 15/3232, ROT 15/3982 en ROT 15/3673
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juni 2016 in de zaken tussen
[naam] , te Schiedam, eiser,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam, verweerder,
gemachtigden: mr. A. Mersel en mr. F.H. van Heerwaarden.
Procesverloop
Zaaknummer ROT 15/3232
Bij besluit van 3 februari 2015 (het primaire besluit I) heeft verweerder eisers aanvraag om bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb) voor reiskosten, telefoonkosten, bibliotheekkosten en BKR kosten afgewezen.
Bij besluit van 11 mei 2015 (het bestreden besluit I) heeft verweerder eisers bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld.
Eiser heeft nadere stukken ingediend.
Zaaknummer ROT 15/3982
Bij besluit van 22 januari 2015 (het primaire besluit II) heeft verweerder eisers aanvraag om bijzondere bijstand op grond van de Wwb voor kosten van een rijbewijs, een wasmachine, een anti-vlooienbehandeling voor honden, twee hondenmanden, kleding, een aanvullend inkomen over de periode 2013 en deels 2014, een opleiding/cursus, vervoer, de betaling van schulden van vaste lasten, een lidmaatschap van de bibliotheek, cadeautjes, een concertkaart voor U2, weekgeld/ overbruggingsinkomen, audioapparatuur, het onderhoud van de CV-ketel en de kosten van de zorgverzekering afgewezen.
Bij besluit van 3 juni 2015 (het bestreden besluit II) heeft verweerder eisers bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit II beroep ingesteld.
Eiser heeft nadere stukken ingediend.
Zaaknummer ROT 15/3673
Bij besluit van 11 december 2014 (het primaire besluit III) heeft verweerder eiser een uitkering toegekend op grond van de Wwb vanaf 20 oktober 2014.
Bij besluit van 3 juni 2015 (het bestreden besluit III) heeft verweerder eisers bezwaar gegrond verklaard en daarbij het primaire besluit III herroepen voor zover het betrekking heeft op de ingangsdatum. De ingangsdatum is daarbij vastgesteld op 1 november 2013. Daarbij is besloten dat in de maanden van april 2014 tot en met september 2014 een bedrag van € 583,33 per maand wordt ingehouden op eisers uitkering in verband met € 3.500,- aan inkomsten uit arbeid. De periode van 25 oktober 2014 tot en met 28 oktober 2014 wordt uitgesloten omdat eiser toen opgenomen is geweest in een psychiatrisch ziekenhuis.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit III beroep ingesteld.
Eiser heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting in de zaken ROT 15/3232, ROT 15/3982 en ROT 15/3673 heeft plaatsgevonden op 27 januari 2016. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Het naar aanleiding van deze zitting ingezette mediationtraject is teruggemeld omdat geen overeenstemming kon worden bereikt tussen de partijen. Met toestemming van partijen is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten.
Overwegingen
Zaaknummer ROT 15/3232
1. Eiser heeft op 16 januari 2015 op grond van de Participatiewet (Pw) bijzondere bijstand aangevraagd voor de reiskosten, belkosten, bibliotheekkosten en BKR kosten. Deze kosten zijn gemaakt in het kader van het aanvragen van een bijstandsuitkering, aldus eiser.
2. Aan het bij het bestreden besluit I gehandhaafde primaire besluit I heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de gevraagde kosten behoren tot de incidentele algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en dienen te worden bestreden uit het inkomen. De gevraagde kosten vloeien niet voort uit bijzondere omstandigheden. Het college is daarom niet bevoegd om met toepassing van artikel 35, eerste lid van de Pw bijzondere bijstand te verlenen. Dat eiser langere tijd geen inkomen heeft ontvangen doet hier niet aan af.
3. Eiser stelt in beroep dat er sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan geïndividualiseerd had moeten worden. Daarnaast wordt om medische redenen vergoeding van reiskosten gevraagd. Het ROG heeft dit inmiddels erkend en vergoedt daarom vanaf heden de reiskosten. Omdat de gemeente nimmer heeft gewezen op deze mogelijkheid, is verweerder aangewezen deze kosten te vergoeden. Er is onvoldoende gemotiveerd waarom de persoonlijke situatie van eiser niet dringend genoeg is voor toekenning van bijzondere bijstand. Bij mail van 12 april 2016 heeft eiser zijn gronden aangevuld. Eiser stelt daarin dat het niet klopt dat verweerder de kosten van orthopedische schoenen niet (geheel) tot de noodzakelijke kosten van het levensonderhoud rekent, maar de kosten van een advocaat wel.
Zaaknummer ROT 15/3982
1. Eiser heeft op 22 en 23 december 2014 verschillende aanvragen voor bijzondere bijstand op grond van de Wwb ingediend.
2. Aan het primaire besluit II heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de gevraagde kosten voor een rijbewijs, een wasmachine, een antivlooienbehandeling voor de honden, twee hondenmanden, kleding, een aanvulling van het inkomen over de periode 2013 en deels 2014, een opleiding/cursus, vervoer, betaling van schulden van vaste lasten, een lidmaatschap van de bibliotheek, cadeautjes, een concertkaart voor U2, weekgeld/overbruggingsinkomen door een scherpe terugval in inkomen, audioapparatuur, het onderhoud van de CV-ketel en de kosten van de zorgverzekering behoren tot de (incidenteel voorkomende) algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die dienen te worden bestreden uit het inkomen. Niet is komen vast te staan dat de kosten noodzakelijk zijn in de zin van artikel 35 van de Wwb.
3. Aan het bestreden besluit II heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de kosten voor het vervangen van een rijbewijs door verminderde mobiliteit vanwege medische beperkingen en de aanvulling van het inkomen over de periode 2013 en deels 2014 niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat er een toereikende voorliggende voorziening (aangepast vervoer dan wel een algemene bijstandsuitkering) op grond van artikel 15 van de Wwb is.
Daarnaast heeft verweerder aan de afwijzing van de aanvragen van de kosten voor een wasmachine, een antivlooienbehandeling voor de honden, twee hondenmanden, cadeautjes, een concertkaart U2, een opleiding/cursus, het lidmaatschap van de bibliotheek, het onderhoud van de CV ketel, de kosten van een (aanvullende) zorgverzekering, kleding en audioapparatuur ten grondslag gelegd dat de gevraagde kosten behoren tot de incidentele algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, welke dienen te worden bestreden uit het inkomen. Dat medische klachten hebben geleid tot het maken van extra kledingkosten is door eiser onvoldoende onderbouwd.
Aan de afwijzing van de aanvraag van kosten in verband met de betaling van schulden van vaste lasten heeft verweerder ten grondslag gelegd dat hiervoor op grond van artikel 13, eerste lid aanhef en onder g, van de Pw geen recht op bijstand bestaat.
Aan de afwijzing van de aanvraag van een overbruggingsuitkering heeft verweerder ten grondslag gelegd dat deze kosten niet noodzakelijk zijn omdat de terugval van loon naar uitkering en van uitkering naar uitkering niet als zodanig wordt aangemerkt dat hiervoor een overbruggingsuitkering wordt toegekend.
Het verzoek de bijstandsuitkering per week in plaats van per maand uit te betalen, heeft verweerder afgewezen omdat zich hierbij geen kosten voordoen.
4. Eiser voert in beroep aan dat er grote financiële problemen zijn ontstaan doordat hij bijna een jaar geen inkomen heeft ontvangen. Verweerder heeft zijn Wwb-aanvraag en aanvraag om een de BBZ-uitkering niet goed behandeld. Daardoor is een inkomensgat ontstaan. Daarnaast is onvoldoende rekening gehouden met de medische beperkingen en had er om die reden een vervoersvoorziening geboden dienen te worden. Bij mail van 12 april 2016 heeft eiser zijn gronden aangevuld. Eiser stelt daarin dat het niet klopt dat verweerder de kosten van orthopedische schoenen niet (geheel) tot de noodzakelijke kosten van het levensonderhoud rekent, maar de kosten van een advocaat wel.
5. De rechtbank oordeelt in de zaken ROT 15/3232 en ROT 15/3982 als volgt.
6. Met ingang van 1 januari 2015 is de Wwb gewijzigd en vernoemd tot Participatiewet (Pw). Uit het daarbij gegeven overgangsrecht (artikel 78z, derde lid, van de Pw) volgt dat in dit geding moet worden beslist met toepassing van de Pw. Het bestreden besluit verwijst naar de Wwb, maar eiser is hierdoor niet in zijn belangen geschaad nu dit materieel gezien eenzelfde regeling is. De rechtbank zal hier dan ook geen gevolgen aan verbinden.
7. Op grond van artikel 11, eerste lid, van de Pw heeft iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, recht op bijstand van overheidswege.
Op grond van artikel 13, eerste lid aanhef en onder g, van de Pw heeft degene die bijstand vraagt ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast en die overigens bij het ontstaan van de schuldenlast, dan wel nadien, beschikte of beschikt over de middelen om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, geen recht op bijstand.
Op grond van artikel 15, eerste lid, van de Pw bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.
Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Pw heeft de alleenstaande, onverminderd paragraaf 2.2, recht op bijzondere bijstand voorzover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voorzover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.
Op grond van het derde lid kan het college, in afwijking van het eerste lid, ook bijzondere bijstand aan een persoon verlenen in de vorm van een collectieve aanvullende zorgverzekering of in de vorm van een tegemoetkoming in de kosten van de premie van een dergelijke verzekering zonder dat wordt nagegaan of ten aanzien van die persoon de kosten van die verzekering of die premie ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn of gemaakt zijn.
8. Het is vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 26 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1620) dat bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de Wwb, thans Pw, eerst beoordeeld dient te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de alleenstaande of het gezin noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
9. Gelet op het voorgaande is de rechtbank – met verweerder – van oordeel dat de reiskosten, belkosten, bibliotheekkosten en BKR-kosten behoren tot de incidenteel algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Die kosten dienen in beginsel te worden bestreden uit het inkomen, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. De rechtbank ziet geen reden om op grond van – overigens niet nader onderbouwde – bijzondere omstandigheden anders te oordelen. Dat om medische redenen vergoeding van reiskosten wordt gevraagd, welke kosten inmiddels door het ROG worden vergoed, leidt niet tot een ander oordeel nu dit niet nader is onderbouwd en er voor dergelijke kosten bovendien een voorliggende voorziening bestaat: het ROG. Dat verweerder eiser niet op deze voorliggende voorziening heeft gewezen, maakt niet dat verweerder gehouden was de gestelde reiskosten vanwege medische gronden te vergoeden. Ook eisers – niet nader onderbouwde – betoog dat verweerder vanwege de gestelde medische beperkingen van eiser gehouden was een vervoersvoorziening aan te bieden, slaagt niet. Indien eiser vanwege medische beperkingen is aangewezen op aangepast vervoer, ligt het op de weg van eiser gebruik te maken van de toereikende voorliggende voorziening.
10. Hoewel verweerder in het bestreden besluit II verwijst naar de beleidsregels duurzame gebruiksgoederen gemeente Schiedam 2012, heeft verweerder wel, op grond van artikel 35 van de Pw, kunnen oordelen dat de kosten voor een wasmachine in geval van eiser niet noodzakelijk zijn aangezien eiser, zoals hij zelf verklaart, al langere tijd gebruik maakt van de wasserette.
11. Nu in de zaken van ROT 15/3232 en ROT 15/3982 geen aanvraag is ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van orthopedische schoenen, faalt eisers betoog dat het niet klopt dat verweerder de kosten van orthopedische schoenen niet (geheel) tot de noodzakelijke kosten van het levensonderhoud rekent, maar de kosten van een advocaat wel.
12. Eisers stelt dat hij in financiële problemen is gekomen doordat verweerder zijn aanvragen voor een uitkering op grond van de Wwb/Pw en het BBZ niet goed heeft behandeld. Dit is echter geen grond die kan leiden tot de conclusie dat verweerder eisers aanvragen voor bijzondere bijstand ten onrechte heeft afgewezen.
Zaaknummer ROT 15/3673
13. Verweerder heeft bij het bestreden besluit III eiseres recht op grond van de Wwb vastgesteld naar de norm van alleenstaande met een toeslag van 20% vanaf 1 november 2013. Daarbij heeft verweerder, voor zover thans van belang, besloten dat in de maanden van april 2014 tot en met september 2014 per maand een bedrag van € 583,33 wordt ingehouden op eisers uitkering nu eiser heeft verklaard in deze periode een bedrag van € 3.500,- uit zwart werk te hebben ontvangen.
14. Eiser stelt in beroep dat ten onrechte de bruto-inkomsten zijn ingehouden. Er had rekening moeten worden gehouden met nog in te houden belastingen. Voorts stelt eiser dat er geen reden is de WW-uitkering te herzien zodat ook een terugvordering niet juist is. Bij mail van 12 april 2016 heeft eiser zijn gronden aangevuld. Eiser stelt daarin dat het niet klopt dat verweerder de kosten van orthopedische schoenen niet (geheel) tot de noodzakelijke kosten van het levensonderhoud rekent, maar de kosten van een advocaat wel.
15. Op grond van artikel 19, eerste lid, van de Pw heeft de alleenstaande, onverminderd paragraaf 2.2, recht op algemene bijstand indien (a) het in aanmerking te nemen inkomen lager is dan de bijstandsnorm en (b) er geen in aanmerking te nemen vermogen is. Op grond van het tweede lid is de hoogte van de algemene bijstand het verschil tussen het inkomen en de bijstandsnorm.
Op grond van artikel 32, eerste lid, van de Pw wordt onder inkomen verstaan de op grond van artikel 31 in aanmerking genomen middelen voorzover deze (sub a) inkomsten betreffen uit of in verband met arbeid, inkomsten uit vermogen, een premie als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel j, een kostenvergoeding als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel k, inkomsten uit verhuur, onderverhuur of het hebben van een of meer kostgangers, socialezekerheidsuitkeringen, uitkeringen tot levensonderhoud op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, voorlopige teruggave of teruggave van inkomstenbelasting, loonbelasting, premies volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdragen als bedoeld in artikel 43 van de Zorgverzekeringswet, dan wel naar hun aard met deze inkomsten en uitkeringen overeenkomen; en (sub b) betrekking hebben op een periode waarover beroep op bijstand wordt gedaan.
16. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht op grond van artikel 19, tweede lid, van de Pw en artikel 32, eerste lid, onder a en onder b, van de Pw rekening heeft gehouden met het bedrag van € 3.500,-. Eiser heeft bij brief van 4 april 2014 verklaard dat hij met zwartwerken ongeveer € 3.500,- heeft verdiend. Per mail van 23 mei 2015 heeft eiser verklaard dat dat hij heeft zwartgewerkt in de periode van april 2014 tot en met september 2014. Zwartwerken impliceert dat over de inkomsten geen belastingen worden afgedragen. Nu eiser zijn betoog dat er nog belastingen zullen worden ingehouden niet nader heeft onderbouwd, slaagt eisers betoog niet.
17. Eiser heeft ter zitting van 27 januari 2016 verklaard dat hij ‘heel veel geld’ wil verkrijgen door middel van de dwangsommen omdat verweerder niet reageert. De rechtbank is ambtshalve bekend met het feit dat eiser zeer vele verzoeken om schadevergoeding heeft ingediend bij verweerder en bij de rechtbank. De rechtbank zal om proceseconomische redenen, ondanks artikel 8:91 van de Algemene wet bestuursrecht, op die verzoeken afzonderlijk uitspraak doen.
18. Op grond van het bovenstaande zijn de beroepen van eiser ongegrond.
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A. Schreuder, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.I. van der Hoek, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.