RvdW 2015/472
Gebruik van een niet-redengevend onderdeel van de verklaring van verdachte als bewijs leidt niet tot cassatie omdat dit in geheel bewijsmotivering ondergeschikt is.
HR 24-03-2015, ECLI:NL:HR:2015:715
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
24 maart 2015
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin Lohman, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
13/06162
- Conclusie
A-G mr. F.W. Bleichrodt
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:715, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 24‑03‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:254, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑01‑2015
Essentie
Gebruik van een niet-redengevend onderdeel van de verklaring van verdachte als bewijs leidt niet tot cassatie omdat dit in geheel bewijsmotivering ondergeschikt is.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 29 november 2013, nummer 22/003308-11, in de strafzaak tegen: [verdachte]. Adv. mr. J.S. Nan, advocaat te Dordrecht.
Conclusie
Conclusie A-G mr. F.W. Bleichrodt:
1.
Het Gerechtshof Den Haag heeft bij arrest van 29 november 2013 de verdachte wegens 1. “Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod”, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.