RvdW 2017/1019
Wet Bopz. Voorlopige machtiging. Afwijzing verzoek om contra-expertise (art. 8 lid 6 Wet Bopz). HR 6 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:528, NJ 2015/131.
HR 29-09-2017, ECLI:NL:HR:2017:2528
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
29 september 2017
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
17/03320
- Conclusie
plv. P-G mr. F.F. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:2528, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 29‑09‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:984, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑08‑2017
Essentie
Wet Bopz. Voorlopige machtiging. Afwijzing verzoek om contra-expertise (art. 8 lid 6 Wet Bopz). HR 6 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:528, NJ 2015/131.
Partij(en)
[betrokkene], te [woonplaats], verzoeker tot cassatie, adv.: mr. M.A.M. Wagemakers,
tegen
De Officier van Justitie in het Arrondissement Rotterdam, verweerder in cassatie, niet verschenen.
Conclusie
Conclusie plv. P-G. mr. F.F. Langemeijer:
1. Feiten en procesverloop
1.1
In een op 18 april 2017 ingekomen verzoekschrift heeft de officier van justitie de rechtbank Rotterdam verzocht een voorlopige machtiging te verlenen ten aanzien van verzoeker tot cassatie (geboren in 1992, hierna: betrokkene).1. Betrokkene verbleef op dat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.