Hof Den Haag, 04-10-2023, nr. 2200324122
ECLI:NL:GHDHA:2023:2181
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
04-10-2023
- Zaaknummer
2200324122
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2023:2181, Uitspraak, Hof Den Haag, 04‑10‑2023; (Hoger beroep)
Na terugverwijzing door: ECLI:NL:HR:2022:1653
Uitspraak 04‑10‑2023
Inhoudsindicatie
Terugwijzing van de Hoge Raad der Nederlanden (ECLI:NL:HR:2022:1653). Poging doodslag, openlijk geweld en vernieling. Verdachte heeft meerdere malen met een bijl ingeslagen op het slachtoffer. Overweging met betrekking tot (de afwezigheid van) voorbedachte raad. Gevangenisstraf van 7 jaren, met aftrek van voorarrest. Toewijzing vorderingen benadeelde partijen.
Rolnummer: 22-003241-22
Parketnummers: 09-857051-18 en 09-827321-18
Datum uitspraak: 4 oktober 2023
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 2 oktober 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
in het kader van zijn penitentiair programma
verblijvende op het BRP-adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en - na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden - het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het in de zaak met parketnummer 09-857051-18 onder 2 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-857051-18 onder 1 primair, impliciet primair, tenlastegelegde en het onder 3 tenlastegelegde alsmede het in de zaak met parketnummer 09-827321-18 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts is in eerste aanleg een beslissing genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen en omtrent het beslag, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit gerechtshof heeft bij arrest van 30 juni 2021 het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte van het bij parketnummer 09-857051-18 onder 1 primair, impliciet primair, en het onder 3 tenlastegelegde alsmede het in de zaak met parketnummer 09-827321-18 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren en 6 maanden, met aftrek van het voorarrest. Voorts heeft het hof een beslissing genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen en het beslag als nader omschreven in het arrest.
Tegen dit arrest is namens de verdachte beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 15 november voormeld arrest vernietigd en heeft de zaak naar dit gerechtshof teruggewezen teneinde de zaak opnieuw te berechten en af te doen.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 09-857051-18 onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover thans nog inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 09-857051-18
1.
hij op 3 februari 2018 te Gouda, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachte raad van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] (meermalen) met een bijl tegen het lichaam (flank en/of rug) heeft geslagen;
Subsidiair:
hij op 3 februari 2018 te Gouda, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, [slachtoffer 1] opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachte raad zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, bestaande uit beschadiging van de rugspier en/of breuk van de ellepijp en/of peesletsel en/of blijvende littekens en/of motorische beperkingen aan de hand, door die [slachtoffer 1] (meermalen) met een bijl tegen het been en/of lichaam (flank en/of rug) en/of de arm en/of de hand heeft geslagen en/of die bijl uit de hand van die [slachtoffer 1] te trekken;
Meer subsidiair:
hij op 3 februari 2018 te Gouda, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1], opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachte raad zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1] (meermalen) met een bijl tegen het been en/of lichaam (flank en/of rug) en/of arm heeft geslagen en/of de hand heeft geslagen en/of die bijl uit de hand van die [slachtoffer 1] te trekken.
3.hij op 3 februari 2018 te Gouda, in elk geval in Nederland, openlijk (op de Bloemendaalseweg) en in vereniging met een ander geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een scooter en/of een fiets door:
- [ slachtoffer 1] (meermalen) te slaan met een bijl en/of de hand en/of
- met een bijl in de richting te slaan van die [slachtoffer 2] en/of zijn scooter en/of
- ( daarbij) het scherm van die scooter kapot te slaan en/of
- een bijl voor het gezicht van [slachtoffer 3] heeft gehouden en/of
- die fiets in de sloot te gooien,
terwijl hij daarmee opzettelijk die scooter en/of die fiets heeft vernield en/of dat geweld tegen [slachtoffer 1] enig letsel ten gevolge heeft gehad;
Zaak met parketnummer 09-827321-18
hij op of omstreeks 5 april 2018 te Gouda opzettelijk en wederrechtelijk een politiecel en/of een ophoudruimte, gelegen in het arrestantencomplex aan de Nieuwe Gouwe O.Z. 2 , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de Nationale Politie en/of Politie Eenheid Den Haag toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte in de zaak met parketnummer 09-857051-18 onder 1 primair, impliciet primair, het in die zaak onder 3 tenlastegelegde en het in de zaak met parketnummer 09-827321-18 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren, met aftrek van voorarrest. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn heeft de advocaat-generaal veroordeling tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren en 6 maanden, met aftrek van voorarrest, gevorderd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-857051-18 onder 1 primair, impliciet subsidiair en 3 en in de zaak met parketnummer 09-827321-18 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 09-857051-18
1.
hij op 3 februari 2018 te Gouda, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachte raad van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] (meermalen) met een bijl tegen het lichaam (flank en/of rug) heeft geslagen;
3. hij op 3 februari 2018 te Gouda, in elk geval in Nederland, openlijk (op de Bloemendaalseweg) en in vereniging met een ander geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en/of een scooter en/of een fiets door:
- [ slachtoffer 1](meermalen) te slaan met een bijl en/of de hand en/of
- met een bijl in de richting te slaan van die [slachtoffer 2] en/of en/of zijn scooter en/of
- (daarbij) het scherm van die scooter kapot te slaan en/of
- een bijl voor het gezicht van heeft te gehouden en/of
- die een fiets in de sloot te gooien,
terwijl hij daarmee opzettelijk die scooter en/of die fiets heeft vernield en/of dat geweld tegen [slachtoffer 1] enig letsel ten gevolge heeft gehad;
Zaak met parketnummer 09-827321-18
hij op of omstreeks 5 april 2018 te Gouda opzettelijk en wederrechtelijk een politiecel en/of een ophoudruimte, gelegen in het arrestantencomplex aan de Nieuwe Gouwe O.Z. 2 , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, toebehorende aan de Nationale Politie, en/of Politie Eenheid Den Haag toebehoorde, heeft vernield, en beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Feiten en omstandigheden
Het hof gaat op grond van het dossier uit van de volgende voor de bewezenverklaring relevante feiten en omstandigheden.
In de nacht van 3 februari 2018 las de verdachte op de telefoon van zijn jongere zusje berichten, waaruit hij afleidde dat zijn zusje een relatie met (persoon 1) had. De verdachte stuurde, terwijl hij zich voordeed als zijn zusje, (persoon 1) een bericht waarin hij liet weten dat zij (het zusje van de verdachte) van huis was weggelopen en zich op de Bloemendaalseweg bij het Kikkerpad bevond. (persoon 1) werd gevraagd daarnaartoe te komen. (persoon 1) ging naar de aangegeven plek maar zag daar niet zijn vriendin. Hij is vervolgens weer naar huis gegaan.
[slachtoffer 1] fietste die nacht naar huis en kwam twee vrienden van hem op een scooter tegen. [slachtoffer 1] had bij het bruggetje dat naar het Kikkerpad gaat al twee jongens gezien. Hij had de indruk dat die zich aan het verstoppen waren. Die twee jongens bleken de verdachte en een vriend van de verdachte te zijn. Zij kwamen op [slachtoffer 1] en zijn vrienden afgerend toen die iets verderop met elkaar stonden te praten. De verdachte had als gezichtsbedekking een sjaal voor zijn gezicht met de opdruk van een skeletgebit. Voorts had de verdachte een bijl in zijn hand, die hij tijdens het rennen laag naast zich hield. Toen de verdachte naast [slachtoffer 1] stond, hield verdachte de bijl omhoog ter hoogte van het gezicht van [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] zag kans de bijl te pakken die de verdachte in zijn hand had. Zowel de verdachte als [slachtoffer 1] hadden de bijl vast en trokken eraan. De verdachte trok vervolgens de bijl uit de hand van [slachtoffer 1]. Op dat moment ging de verdachte met de bijl op [slachtoffer 1] inslaan. De verdachte heeft zeker vier keer met de bijl op [slachtoffer 1] ingeslagen, waarbij [slachtoffer 1] onder meer is geraakt op zijn bovenbeen, op zijn linkerflank/lichaam recht onder zijn schouder, op zijn linkeronderrug en op zijn linkeronderarm.
Poging doodslag
Op 3 februari 2018 heeft de verdachte, zo volgt onder meer uit zijn eigen verklaring, met een bijl ingeslagen op [slachtoffer 1]. In de letselbeschrijving zoals opgesteld door de forensisch arts d.d. 1 maart 2018 worden de verwondingen zoals hiervoor onder de feiten en omstandigheden weergegeven, bevestigd. De arts neemt een wond van circa 10 centimeter waar aan de zij-/rugzijde, door de huid en onderhuid heen. De grote rugspier is geraakt en vertoont enkele rafels. Deze wond loopt door tot op de tussenribspieren.
Het hiervoor omschreven handelen van de verdachte – het tijdens een handgemeen ongecontroleerd, met een bijl op verschillende plaatsen inhakken op het lichaam, met name op de rug, waardoor vitale delen geraakt kunnen worden – levert naar het oordeel van het hof de aanmerkelijke kans op de dood op. Voorts is het hof van oordeel dat het handelen van de verdachte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zo zeer op de dood van de aangever te zijn gericht dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen is het hof niet gebleken. Het onder 1 primair, impliciet subsidiair tenlastegelegde, de poging tot doodslag, is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.
Voorbedachte raad
Het openbaar ministerie heeft zich, op de in het schriftelijk requisitoir weergegeven gronden, op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte met voorbedachte raad heeft geprobeerd [slachtoffer 1] van het leven te beroven, terwijl hij dacht dat het om de eerdergenoemde (persoon 1) ging. Samengevat is het volgende daartoe aangevoerd.
De verklaring van de verdachte dat hij (persoon 1) een waarschuwing wilde geven, heeft hij pas afgelegd nadat hij door de rechtbank was veroordeeld en nadat hij kennis had genomen van het gehele dossier. Dat sprake zou zijn van slechts een waarschuwing wordt door niets en niemand bevestigd. De gebeurtenissen om 3.15 uur ’s nachts wijzen niet op een waarschuwing. Op geen enkele wijze blijkt ook dat de verdachte dacht dat hij iemand anders dan de door hem bedoelde (persoon 1) had verwond met een bijl. Er kan niet worden vastgesteld dat de verdachte wist hoe (persoon 1) eruitzag.
Verdachte heeft de tijd gehad zich te beraden over zijn handelingen en de gevolgen die deze zouden hebben vanaf het moment dat hij besloot (persoon 1) naar de Kikkerbrug te lokken en hem daar bewapend met een vechtbijl op te wachten tot het moment dat verdachte met getrokken bijl op de persoon op de fiets af sprintte om hem vrijwel direct daarna potentieel dodelijk te verwonden.
De verdediging heeft, op de in de pleitaantekeningen weergegeven gronden, aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de tenlastegelegde poging tot moord. Dat sprake was van voorbedachte raad kan niet worden bewezen. Samengevat is het volgende daartoe aangevoerd.
Uit niets blijkt dat de verdachte voornemens was om (persoon 1) van het leven te beroven. De verdachte heeft verklaard dat het doel van de afspraak was om (persoon 1) te waarschuwen: het was niet de bedoeling dat (persoon 1) een relatie met het zusje van de verdachte zou hebben. Ook de overige omstandigheden bieden geen bewijs voor het aannemen van voorbedachte raad met betrekking tot de dood van (persoon 1).
Voorts kan uit het dossier niet volgen dat er sprake was van een persoonsverwisseling. De verdachte wist dat hij [slachtoffer 1] voor zich had. Uit niets blijkt ook dat [slachtoffer 1] het gevoel had dat hij voor een ander werd aangezien.
Niets wijst verder op een vooropgezet plan richting [slachtoffer 1].
Ten aanzien van de tenlastegelegde poging tot doodslag refereert de verdediging zich aan het oordeel van het hof.
Oordeel van het hof
Om te komen tot het bewijs van voorbedachte raad, moet in dit geval worden vastgesteld:
- -
of de verdachte een vooropgezet plan had om (persoon 1) van het leven te beroven, en
- -
of de verdachte [slachtoffer 1] heeft aangezien voor (persoon 1).
Vooropgezet plan?
De verdachte heeft, weliswaar in een laat stadium van de procedure, verklaard dat hij (persoon 1) alleen maar wilde waarschuwen. Dit is naar het oordeel van het hof het enige bewijsmiddel waaruit kan worden afgeleid wat de bedoeling van de verdachte was. Weliswaar komt het vreemd over dat de verdachte voor alleen een waarschuwing een hakbijl meeneemt, maar uit die enige omstandigheid kan niet worden afgeleid dat de verdachte van plan was (persoon 1) van het leven te beroven. De feitelijke gebeurtenissen op 3 februari 2018 kunnen naar het oordeel van het hof niet bijdragen aan het bewijs van de voorbedachte raad, reeds omdat het hof niet heeft kunnen vaststellen waarom de verdachte naar [slachtoffer 1] toe is gerend.
Heeft de verdachte [slachtoffer 1] aangezien voor (persoon 1)?
Dat de verdachte zich vergist heeft, zoals het openbaar ministerie veronderstelt, blijkt naar het oordeel van het hof niet uit het dossier. Het hof neemt daarbij het volgende in aanmerking. De verdachte had kennelijk bezwaren tegen de relatie van zijn zusje met (persoon 1). (persoon 1) en zijn moeder waren er ook van op de hoogte dat de verdachte tegen de relatie van zijn zusje met (persoon 1) was.
Dat wijst erop dat de verdachte wist wie (persoon 1) was. Daarmee staat nog niet vast dat de verdachte ook wist hoe (persoon 1) eruitzag. De verdachte heeft echter verklaard dat hij dit wel wist en dat hij wist dat hij iemand anders tegenover zich had. In het dossier zijn geen aanwijzingen voor het tegendeel te vinden. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft aangezien voor (persoon 1).
Conclusie
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de poging tot moord.
Met de verdediging is het hof van oordeel dat wel kan worden bewezen dat sprake was van een poging tot doodslag. Van het tenlastegelegde medeplegen zal de verdachte worden vrijgesproken, nu het dossier onvoldoende bewijs bevat dat de verdachte bij de poging tot doodslag tezamen en in vereniging met een ander heeft gehandeld.
Voorwaardelijk verzoek
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep het voorwaardelijk verzoek gedaan om getuigen te horen. De verdediging wil aantonen dat de verdachte de aangever wel persoonlijke kende, indien het hof het standpunt van de advocaat-generaal volgt dat dit niet het geval was.
Gelet op het hiervoor overwogene behoeft het voorwaardelijk verzoek geen bespreking en beslissing meer.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 09-857051-18 onder 1 primair impliciet subsidiair bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Het in de zaak met parketnummer 09-857051-18 onder 3 bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen, terwijl de schuldige opzettelijk goederen vernielt en terwijl het door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Het in de zaak met parketnummer 09-827321-18 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag, een openlijke geweldpleging en een vernieling en beschadiging.
De verdachte heeft het slachtoffer, [slachtoffer 1], uit het niets met een bijl op verschillende plaatsen van het lichaam geslagen. De verdachte heeft [slachtoffer 1] daarbij potentieel dodelijk letsel toegebracht door onder meer met de bijl diep in de rug van [slachtoffer 1] te slaan.
In zijn slachtofferverklaring is treffend verwoord welke impact het handelen van de verdachte voor [slachtoffer 1] heeft gehad. Hij heeft doodsangsten uitgestaan en is levensgevaarlijk verwond geraakt. Naast de lichamelijke gevolgen ervaart het slachtoffer tot op heden nog ernstige psychische klachten. Door aldus te handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op het lichamelijk en psychische welbevinden van het slachtoffer.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], een scooter en een fiets. Dergelijke gewelddadige feiten versterken de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid.
Niet alleen voor [slachtoffer 1], maar ook voor [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], moeten de aanval met de bijl, die uit het niets plaatsvond, en de openlijke geweldpleging een traumatische ervaring zijn geweest.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling en beschadiging van een politiecel en een ophoudruimte in een arrestantencomplex. Door aldus te handelen heeft de verdachte de politie schade berokkend en overlast bezorgd.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 augustus 2023.
Voorts heeft het hof kennisgenomen van de Pro Justitia dubbelrapportage, inhoudende een rapport van een forensisch psychiatrisch onderzoek van 10 januari 2020, opgemaakt en ondertekend door dr. B.A. Blansjaar, psychiater en een rapport van een psychologisch onderzoek van 16 januari 2020, opgemaakt en ondertekend door drs. J.J. van der Weele, psycholoog. De onderzoekers concluderen dat geen sprake is van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bij de verdachte. Zij adviseren berechting middels het volwassenstrafrecht.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende en geboden reactie vormt.
Redelijke termijn
Het hof stelt vast dat de behandeling van de zaak in eerste aanleg niet heeft plaatsgevonden binnen de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden. Immers, de redelijke termijn, die vanwege het voorarrest van verdachte 16 maanden per instantie bedraagt, is in de eerste fase van het hoger beroep overschreden met bijna tien maanden, nu de redelijke termijn is aangevangen op 10 oktober 2018, de datum waarop het hoger beroep is ingesteld, en het eerste arrest van het hof is gewezen op 30 juni 2021.
In beginsel is het hof – alles afwegende – van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren en 6 maanden een passende en geboden reactie vormt.
Het hof zal de overschrijding van de redelijke termijn verdisconteren in de strafmaat in die zin dat aan de verdachte in plaats van een gevangenisstraf van 7 jaren en 6 maanden een gevangenisstraf van 7 jaren, met aftrek van voorarrest, zal worden opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 1]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte in de zaak met parketnummer 09-857051-18 onder 1 en 3 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 39.605,26, bestaande uit € 2.105,26 materiële schade en € 37.500,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Het hof begrijpt dat dit bedrag de tot nu toe geleden schade betreft.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot een bedrag van € 39.605,26.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 27.105,26, bestaande uit € 2.105,26 materiële schade en € 25.000,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte enkel ten aanzien van de gevorderde immateriële schade betwist, zoals verwoord in de door de raadsvrouw overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitnota. De vordering tot vergoeding van de materiële schade is door of namens de verdachte niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 2.105,26 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 09-857051-18 onder 1 primair, impliciet subsidiair bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente over die schade die per post wordt benoemd, tot aan de dag der algehele voldoening. Ten aanzien van de posten reiskosten en printkosten was niet duidelijk wanneer deze zijn gemaakt, zodat de datum is gesteld op de zittingsdatum in eerste aanleg. Het hof verwijst daarvoor naar onderstaand overzicht:
Bedrag | Post | Wettelijke rente vanaf |
€ 133,92 | Reiskosten | 18 september 2018 |
€ 60,- | Ziekenhuisdaggeld- vergoeding | 4 februari 2018 |
€ 1.000, - | Kosten beschadigde kleding, schoenen en horloge; | 3 februari 2018 |
€ 473,40 | Kosten beschadigde fiets | 3 februari 2018 |
€ 385,- | Verbruik eigen risico | 23 juli 2018 |
€ 52,94 | Printkosten | 18 september 2018 |
Het deel van de vordering dat betrekking heeft op de kosten van de beschadigde fiets zal hoofdelijk worden toegewezen.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 09-857051-18 onder 1 primair, impliciet subsidiair bewezenverklaarde.
De benadeelde partij kampt ten gevolge van het bewezenverklaarde feit niet alleen met lichamelijke ongemakken die hem beperken in zijn doen en laten, maar ondervindt, na vijf jaar, ook nog steeds psychische gevolgen van hetgeen hem overkomen is, zoals blijkt uit de ter terechtzitting afgelegde slachtofferverklaring. Dat de aanval met een bijl een traumatische ervaring is geweest, ligt voor de hand. De benadeelde partij heeft toegelicht, dat hij erg gespannen is geraakt door het incident, dat hij vermoeid is en slecht slaapt en dat hij zich zorgen maakt over zijn fysieke gesteldheid en de toekomst. De gebeurtenis heeft voorts zijn gevoelens van veiligheid geschaad.
De vordering leent zich voor de tot nu toe geleden schade - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 30.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 32.105,26 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1]. Een deel van dat bedrag, te weten een bedrag van € 473,40, te vermeerderen met de wettelijke rente, betreft een hoofdelijke verplichting.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 2]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte in de zaak met parketnummer 09-857051-18 onder 3 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 1.646,31, bestaande uit € 796,31 materiële schade en € 850,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 09-857051-18 onder 3 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente over die schade die per post wordt benoemd, tot aan de dag der algehele voldoening. Het hof verwijst daarvoor naar onderstaand overzicht:
Bedrag | Post | Wettelijke rente vanaf |
€ 679,96 | Canada Goose Men’s Langford Parka | 3 februari 2018 |
€ 79,95 | Windscherm | 3 februari 2018 |
€ 36,40 | Reiskosten | 31 augustus 2018 |
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder in de zaak met parketnummer 09-857051-18 onder 3 bewezenverklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 1.646,31 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2].
Beslag
Verbeurdverklaring
Het na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, zoals deze is vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een bijl, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu dit voorwerp aan de verdachte toebehoort en nu het een voorwerp is met behulp waarvan het in de zaak met parketnummer 09-857051-18 onder 1 bewezenverklaarde is begaan.
Het hof zal daarom dit voorwerp – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal – verbeurd verklaren.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Teruggave aan de rechthebbende
Het hof zal voorts de teruggave aan de rechthebbende gelasten van de na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals deze zijn vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, te weten meerdere powerbanks en een autosleutel van het merk Audi.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-857051-18 onder 2 tenlastegelegde.
Verklaart bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-857051-18 onder 1 primair, impliciet subsidiair, en onder 3 tenlastegelegde en het in de zaak met parketnummer 09-827321-18 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 09-857051-18 onder 1 primair, impliciet subsidiair en het onder 3 bewezenverklaarde en in de zaak met parketnummer 09-827321-18 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-857051-18 onder 1 primair, impliciet subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 32.105,26 (tweeëndertigduizend honderdvijf euro en zesentwintig cent) bestaande uit € 2.105,26 (tweeduizend honderdvijf euro en zesentwintig cent) materiële schade en € 30.000,00 (dertigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt dat van dit bedrag € 473,40 hoofdelijk wordt toegewezen;
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1], ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-857051-18 onder 1 primair, impliciet subsidiair en 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 32.105,26 (tweeëndertigduizend honderdvijf euro en zesentwintig cent) bestaande uit € 2.105,26 (tweeduizend honderdvijf euro en zesentwintig cent) materiële schade en € 30.000,00 (dertigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt dat van dit bedrag € 473,40 een hoofdelijke verplichting betreft.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 195 (honderdvijfennegentig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op:
- -
3 februari 2018 over een bedrag van € 1.473,40 ter zake ‘Kosten beschadigde kleding, schoenen en horloge’ en ‘Kosten beschadigde fiets’;
- -
4 februari 2018 over een bedrag van € 60,- ter zake van ‘Ziekenhuisdaggeldvergoeding’;
- -
23 juli 2018 over een bedrag van € 385,- ter zake van ‘Verbruik eigen risico’;
- -
18 september 2018 over een bedrag van € 133,92 ter zake van ‘Reiskosten’;
- -
18 september 2018 over een bedrag van € 52,94 ter zake van ‘Printkosten’.
Bepaalt ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de toegewezen immateriële schade op 3 februari 2018.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-857051-18 onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 1.646,31 (duizend zeshonderdzesenveertig euro en eenendertig cent) bestaande uit € 796,31 (zevenhonderdzesennegentig euro en eenendertig cent) materiële schade en € 850,00 (achthonderdvijftig euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2], ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-857051-18 onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.646,31 (duizend zeshonderdzesenveertig euro en eenendertig cent) bestaande uit € 796,31 (zevenhonderdzesennegentig euro en eenendertig cent) materiële schade en € 850,00 (achthonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 26 (zesentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op:
- -
3 februari 2018 over een bedrag van € 759,91 ter zake van ‘Canada Goose Men’s Langford Parka’ en ‘Windscherm’;
- -
31 augustus 2018 over een bedrag van € 36,40 ter zake van ‘Reiskosten’.
Bepaalt ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de toegewezen immateriële schade op 3 februari 2018.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1.00 STK Bijl Kl: zwart.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van de in beslag genomen, nog niet teruggeven voorwerpen, te weten:
- -
1.00 STK Sleutel AUDI;
- -
11.00 STK Oplaadapparaat POWERBANKS.
Dit arrest is gewezen door mr. M.J. de Haan-Boerdijk, mr. O.E.M. Leinarts en mr. B. Stapert, in bijzijn van de griffier mr. R. Dieteren.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 4 oktober 2023.