Einde inhoudsopgave
Leidraad Invordering 2008
25.4.5 Uitstel van betaling erfbelasting bij verkrijging eigen woning door broers of zussen van de erflater
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2014
- Bronpublicatie:
18-12-2013, Stcrt. 2013, 36676 (uitgifte: 24-12-2013, regelingnummer: BLKB2013/2292M)
- Inwerkingtreding
01-01-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2013, Stcrt. 2013, 36676 (uitgifte: 24-12-2013, regelingnummer: BLKB2013/2292M)
- Vakgebied(en)
Invordering (V)
De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek uitstel van betaling voor het gedeelte van een belastingaanslag in de erfbelasting dat betrekking heeft op een tot de nalatenschap behorende woning. Hierbij gelden de volgende cumulatieve voorwaarden:
- 1.
De belastingschuldige beschikt over onvoldoende betalingscapaciteit om de belastingaanslag binnen de betalingstermijn, dan wel de duur van een betalingsregeling als bedoeld in artikel 25.5.1 of 25.6.1 van deze leidraad te betalen.
- 2.
De belastingschuldige is een broer of zus van de erflater en verkrijgt de woning op grond van artikel 10, eerste lid, onderdeel b, van Boek 4 van het BW.
- 3.
De woning was ten tijde van het overlijden voor de erflater en de belastingschuldige een eigen woning als bedoeld in artikel 3.111 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
- 4.
De belastingschuldige stond op 1 januari 2010 samen met de erflater op het adres van die woning in de basisregistratie personen ingeschreven.
- 5.
De belastingschuldige stond tot het tijdstip van het overlijden gedurende een aaneengesloten periode van ten minste vijf jaren samen met de erflater op het adres van die woning in de basisregistratie personen ingeschreven.
- 6.
Er is voldoende zekerheid gesteld, waarbij zekerheid in de vorm van hypotheek op (het onverdeelde aandeel in) de woning als voldoende wordt aangemerkt.
De aanwezigheid van vermogen op het moment van het indienen van het verzoek staat het verlenen van uitstel van betaling tot de waarde van dat vermogen overeenkomstig dit artikel in de weg. Daarbij blijft de woning waarop het onderhavige uitstel van betaling ziet buiten beschouwing.
Het uitstel wordt beëindigd:
- 1.
Na verloop van vijf jaar na het tijdstip van verkrijging.
- 2.
Als de woning voor de belastingschuldige geen eigen woning in de zin van artikel 3.111 van de Wet inkomstenbelasting 2001 meer is.
- 3.
In geval van faillissement van de belastingschuldige.
- 4.
Als de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen ten aanzien van de belastingschuldige van toepassing is.