Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 4
Artikel 10 [Erfgenamen uit eigen hoofde]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2003
- Redactionele toelichting
Bij de tekstplaatsing zijn de verwijzingen in de artikelen vernummerd. Voorheen art. 2.2 van de Wet tot vaststelling van Boek 4 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek.
- Bronpublicatie:
16-08-2002, Stb. 2002, 430 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-08-2002, Stb. 2002, 430 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Erfrecht / Algemeen
Erfrecht / Erfopvolging bij versterf
1.
De wet roept tot een nalatenschap als erfgenamen uit eigen hoofde achtereenvolgens:
- a.
de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot van de erflater tezamen met diens kinderen;
- b.
de ouders van de erflater tezamen met diens broers en zusters;
- c.
de grootouders van de erflater;
- d.
de overgrootouders van de erflater.
2.
De afstammelingen van een kind, broer, zuster, grootouder of overgrootouder worden bij plaatsvervulling geroepen.
3.
Alleen zij die tot de erflater in familierechtelijke betrekking stonden, worden tot de in de vorige leden genoemde bloedverwanten gerekend.