Einde inhoudsopgave
Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999
Artikel 22 Ontheffing verzekeringsplicht AOW, ANW en AKW
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
27-06-2023, Stb. 2023, 240 (uitgifte: 30-06-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-06-2023, Stb. 2023, 247 (uitgifte: 07-07-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de Wet invoering minimumuurloon (12-05-2023, Stb. 168).
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid nabestaanden / Nabestaandenuitkering
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Kinderbijslag
Sociale zekerheid ziektekosten / Bijzondere ziektekosten
Sociale zekerheid ouderen / Ouderdomsuitkering
1.
De persoon die in Nederland woont en die recht heeft op een uitkering op grond van een buitenlandse wettelijke of bovenwettelijke regeling inzake sociale zekerheid of op grond van een regeling van een volkenrechtelijke organisatie wordt op zijn aanvraag, voor zolang hij geen arbeid in Nederland verricht, door de Sociale verzekeringsbank van de verzekering op grond van de Algemene Ouderdomswet, de Algemene nabestaandenwet en de Algemene Kinderbijslagwet ontheven, zolang hij:
- a.
duurzaam recht heeft op uitsluitend een uitkering als bedoeld in de aanhef en deze uitkering per maand ten minste gelijk is aan 70% van het in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag bedoelde bedrag; of
- b.
naast een uitkering als bedoeld in onderdeel a, recht heeft op een Nederlandse socialeverzekeringsuitkering en het totaal van deze uitkering en de buitenlandse wettelijke of bovenwettelijke uitkering of de uitkering van de volkenrechtelijke organisatie per maand ten minste gelijk is aan 70% van het in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag bedoelde bedrag en de buitenlandse uitkering of de uitkering van de volkenrechtelijke organisatie groter is dan of gelijk is aan de Nederlandse uitkering.
2.
Indien de aanvraag voor de ontheffing wordt ingediend binnen een jaar na de datum waarop de persoon, bedoeld in het eerste lid, voor het eerst voldoet aan de in dat lid opgenomen voorwaarden, gaat de ontheffing in op die datum. Indien de aanvraag voor de ontheffing later wordt ingediend, gaat de ontheffing in op de datum van de aanvraag om ontheffing.
3.
De Sociale verzekeringsbank kan de ontheffing, bedoeld in het eerste lid, verlenen met ingang van een datum die gelegen is ten hoogste drie jaar vóór de datum van de aanvraag, doch niet eerder dan de datum waarop recht is ontstaan op de buitenlandse wettelijke of bovenwettelijke uitkering of de uitkering van de volkenrechtelijke organisatie, indien toepassing van het tweede lid leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
4.
Voor de toepassing van dit artikel wordt met een uitkering op grond van een buitenlandse wettelijke of bovenwettelijke regeling inzake sociale zekerheid gelijkgesteld een vergelijkbare buitenlandse uitkering krachtens een bijzondere regeling voor ambtenaren en wordt met een Nederlandse socialeverzekeringsuitkering gelijkgesteld een vergelijkbare Nederlandse uitkering krachtens een bijzondere regeling voor ambtenaren.
5.
Voor de toepassing van dit artikel wordt een uitkering op grond van een wettelijke of bovenwettelijke regeling inzake sociale zekerheid van Aruba, Curaçao, Sint Maarten of van Nederland ten behoeve van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba aangemerkt als een uitkering op grond van een buitenlandse regeling.
6.
Het tweede lid, eerste zin, en het derde lid, zijn niet van toepassing indien de persoon bedoeld in het eerste lid, binnen de in die leden genoemde periode van een jaar respectievelijk ten hoogste drie jaar, een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet dan wel kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet heeft ontvangen.