Rb. Noord-Nederland, 17-09-2013, nr. AWB-13, 1201
ECLI:NL:RBNNE:2013:5900
- Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
- Datum
17-09-2013
- Zaaknummer
AWB-13_1201
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNNE:2013:5900, Uitspraak, Rechtbank Noord-Nederland, 17‑09‑2013; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2015:536, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
Uitspraak 17‑09‑2013
Inhoudsindicatie
Stichting die begeleide vakanties voor gehandicapten organiseert, is geen ANBI.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Bestuursrecht, belastingkamer
locatie Leeuwarden
procedurenummer: AWB LEE 13/1201
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 17 september 2013 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[eiseres],gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres,
gemachtigde [gemachtigde eiseres],
en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor ‘s-Hertogenbosch,
verweerder,gemachtigde [gemachtigde verweerder].
Procesverloop
Verweerder heeft bij beschikking van 22 oktober 2012 eiseres met ingang van 1 januari 2013 niet meer aangemerkt als een het algemeen nut beogende instelling (hierna te noemen: ANBI).
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 28 februari 2013 de beschikking gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 8 april 2013, ontvangen bij de rechtbank op 9 april 2013, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan eiseres.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juli 2013 te Leeuwarden.
Namens eiseres is verschenen diens gemachtigde. Namens verweerder is verschenen de gemachtigde, bijgestaan door [bijstand].
Motivering
Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
1
Eiseres is opgericht op [datum] 1985 en gevestigd te [vestigingsplaats]. Eiseres heeft ten doel het organiseren van begeleide vakanties voor verstandelijk gehandicapten en voorts al hetgeen met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin des woords.
1.1
Bij eiseres zijn vijf parttime functionarissen in dienst voor ondersteunende en gedeeltelijk uitvoerende werkzaamheden. Eiseres maakt daarnaast gebruik van meer dan 300 vrijwilligers.
1.2
Eiseres organiseert vakanties voor mensen met een lichte handicap die in redelijke mate zelfredzaam zijn tot mensen met een meervoudige beperking in de leeftijden van 6 tot en met 65 jaar.
1.3
Tijdens de vakanties worden de vakantiegasten begeleid door vrijwilligers die worden getraind door eiseres. Bij elke vakantie is een ervaren hoofdleider aanwezig, die speciaal door eiseres is getraind. Gedurende de vakanties worden de begeleiders ondersteund door coördinatoren. Zij zijn 24 uur per dag bereikbaar voor begeleiders en thuisblijvers ingeval van calamiteiten.
1.4
Eiseres gaat er vanuit dat iedereen met een verstandelijke beperking uit zijn inkomen of uitkering een reissom moet kunnen betalen. Alleen aan jongeren, jonger dan 18 jaar wordt de helft van de reissom in rekening gebracht.
1.5
In 2010 ontving eiseres € 3.021 aan giften en subsidies.
1.6
Op verzoek van eiseres op 29 juni 2007 is eiseres per 1 januari 2008 als ANBI aangemerkt.
1.7
Op 13 en 14 juli 2011 heeft verweerder een onderzoek ingesteld bij eiseres met als doel te beoordelen of ANBI-status met ingang van 1 januari 2008 terecht is verleend en sindsdien terecht is gecontinueerd. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft verweerder bij beschikking met dagtekening 22 oktober 2012 de ANBI-status per 1 januari 2013 ingetrokken.
Geschil en beoordeling
2.
In geschil is het antwoord op de vraag of eiseres kan worden aangemerkt als een ANBI als bedoeld in artikel 5b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR).
3
Ingevolge artikel 5b AWR is een algemeen nut beogende instelling:
a. een instelling – niet zijnde een vennootschap met in aandelen verdeeld kapitaal, een coöperatie, een onderlinge waarborgmaatschappij of een ander lichaam waarin bewijzen van deelgerechtigdheid kunnen worden uitgegeven – die:
1°. uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt;
2°. voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden;
3°. gevestigd is in het Koninkrijk, in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een bij ministeriële regeling aangewezen staat, en
4°. door de inspecteur als zodanig is aangemerkt;
b. (…).
2. (...)
3. Als algemeen nut in de zin van dit artikel wordt beschouwd:
(…);
e. gezondheidszorg;
(…)
4
Eiseres bepleit het behoud van de ANBI-status, daar zij van mening is dat het algemeen nut wordt gediend, door het organiseren van vakanties voor mensen met een verstandelijke handicap. Eiseres is van mening dat er door haar primair zorg wordt aangeboden. De opvatting van verweerder over het begrip zorg acht eiseres te beperkt. Verweerder gaat er naar de mening van eiseres aan voorbij dat het begrip zorg, ook de zorg aan ouderen, aan psychiatrische cliënten en mensen met een verstandelijke beperking omvat. Eiseres stelt dat in haar werk leidend is het doel om mensen met een verstandelijke beperking de mogelijkheid te geven, met zorg, op vakantie te gaan.
5.
Verweerder stelt dat eiseres zich statutair en feitelijk niet bezig houdt met zorg, maar zich richt op het aanbieden van ontspanning en gezellig verkeer waaraan een bepaalde kring personen behoefte heeft. Verweerder betoogt dat eiseres noch statutair, noch feitelijk, zich richt op het algemeen belang. Eiseres beoogt het organiseren van begeleide vakanties voor verstandelijk gehandicapten, en het belang dat zij daarmee nastreeft is volgens verweerder het particuliere belang van de deelnemer. Daarnaast stelt verweerder dat eiseres commerciële tarieven hanteert, hetgeen een ANBI-status in de weg staat. Verweerder is van mening dat wanneer bepaalde activiteiten op grond van de doelgroeptoets of quid-pro-quo-toets moet worden aangemerkt als gericht op het particulier belang, dit niet anders wordt door de omstandigheid dat de bewuste activiteiten een nuttig effect op de maatschappij (zouden kunnen) hebben.
4.3
Indien verweerder met het voorgaande zou bedoelen dat het organiseren van begeleide vakanties voor gehandicapten een activiteit is die, naar haar aard, nimmer een voor de ANBI-status relevant belang kan opleveren, volgt de rechtbank hem niet. De rechtbank sluit zich aan bij de opvatting van eiseres, doch slechts in zoverre, dat zij van oordeel is dat genoemde activiteit een verrijkende bijdrage levert aan de maatschappij en derhalve het voor een ANBI vereiste belang zou kunnen vormen. Temeer nu eiseres door Calibris (kenniscentrum voor leren in de praktijk in Zorg, Welzijn en Sport) is erkend als leerbedrijf voor de opleidingen Maatschappelijke Zorg 4 Medewerker Gehandicaptenzorg, Maatschappelijke Zorg 3/4 en Sociaal Pedagogisch Medewerker. De relevante vraag is echter, op welke wijze dit belang wordt nagestreefd.
4.3
Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft in zijn uitspraak van 9 juni 2011, nr. 10/00501, ECLI:NL:GHSHE:2011:BT6821 geformuleerd dat voor de afbakening van het algemeen versus het particuliere belang de zogenaamde ‘doelgroep-toets’ en de ‘quid-pro-quo’toets van belang zijn. Onder verwijzing naar het zogenaamde Scientology arrest (Hoge Raad 7 november 2003, nr. 38.049, ECLI:NL:HR:2003:AN7741) overweegt het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch:
“4.10.3 Uit het Scientology-arrest leidt het Hof af, dat indien een instelling diensten verricht ter verwezenlijking van haar doelstellingen, tegen min of meer commerciële tarieven, die dienstverrichting op eigen merites moet worden beoordeeld. Indien sprake is van een reguliere commerciële transactie, moet de consument als particulier belanghebbende worden aangemerkt. Het is daarbij niet van belang of deze transactie in overeenstemming is met het – op zichzelf genomen – nuttige doel van de instelling. Deze ‘quid-pro-quo’toets wordt hierna kortheidshalve aangediend als de qpq-toets.
4.10.4
Ter vermijding van misverstanden zij er nadrukkelijk op gewezen, dat niet alle activiteiten van de instelling aan de qpq-toets worden onderworpen. Doel en middel moeten worden onderscheiden. De qpq-toets geldt alleen voor het doel. De instelling die zich tot doel stelt de uitgifte van een opiniërend blad, ziet haar uitgeversactiviteiten onderworpen aan de qpq-toets, omdat de uitgifte van het blad haar doel is, terwijl de kerk die een markt in tweedehandskleding organiseert, die marktactiviteit van de toets gevrijwaard weet; de markt-activiteit vormt namelijk niet het doel van de kerk, maar wordt enkel georganiseerd om gelden te verzamelen om het zalig doel te kunnen verwezenlijken (voorbeelden ontleend aan de conclusie van de Advocaat Generaal Moltmaker bij het arrest HR 18 december 1985, nr. 22.937, gepubliceerd in BNB 1986/103).
4.10.5
De in de vorige alinea weergegeven opvatting wordt bevestigd door de parlementaire geschiedenis. De Staatssecretaris van Financiën deelde de Tweede Kamer in 2009 het volgende mede (Nota n.a.v. het verslag, Kamerstukken II, 2008/2009, 31.930, nr. 9, blz. 62):
Het begrip “algemeen nut” wordt door dit wetsvoorstel niet aangepast. Activiteiten die onder de huidige regelgeving aangemerkt worden als algemeen nut beogende activiteiten blijven ook algemeen nut beogende activiteit
(…)
Op de vraag van de leden van de fractie van de SP en die van de fractie van de PvdA of ondernemingsactiviteiten in de weg staan aan de toepassing van de ANBI-regeling is het antwoord dat dat niet het geval hoeft te zijn. Reeds in mijn brief van 9 juli 2009 (Kamerstukken II 2008/09, 31 390, nr. 8) heb ik aangegeven dat de aanscherping van de ANBI-regeling niet tot doel heeft instellingen die ook commerciële activiteiten verrichten van de ANBI-regeling uit te sluiten. Voor de beoordeling of een instelling het algemeen belang beoogt is immers van belang hoe het vermogen van de instelling of de opbrengsten worden gecreëerd. Het verlenen van microkredieten behoeft dus niet in de weg te staan aan de toepassing van de ANBI-regeling, evenmin als het beleggen van het vermogen of het exploiteren van een winkel, waar de leden van de fractie van het CDA naar vroegen. Deze bij wijze van voorbeeld genoemde activiteiten mogen echter geen doel op zich zijn. Het uitgangspunt blijft immers dat het primaire doel van een ANBI het dienen van het algemeen belang is.
4.10.6
Onderscheid moet derhalve gemaakt worden tussen commerciële activiteiten die (onderdeel van) het doel zijn van de instelling, en commerciële activiteiten die tot doel hebben om de gegenereerde opbrengst aan te wenden voor het doel van de instelling. Deze laatste groep zal het Hof hierna (ook) aanduiden als “fondswervende commerciële activiteiten”. Fondswervende commerciële activiteiten zijn niet onderworpen aan de qpq-test. Met andere woorden: de omstandigheid dat het particulier belang van een koper in de door de Staatssecretaris genoemde winkel door de aankoop mede zal zijn gediend, blijft buiten beschouwing voor de ANBI-test.
Evenzeer geldt, dat indien een instelling onroerende zaken verhuurt, louter met het oogmerk de opbrengsten daarvan aan te wenden voor het goede doel, de omstandigheid dat – logischerwijs – het particuliere belang van de huurders wordt gediend, niet verhindert dat de instelling werkt in het algemeen belang.
4.10.7
Van belang is voorts, dat wanneer bepaalde activiteiten op grond van de doelgroep-toets of quid-pro-quo-toets moeten worden aangemerkt als gericht op het particuliere belang, dit niet anders wordt door de omstandigheid dat de bewuste activiteiten indirect een nuttig effect op de maatschappij (zouden kunnen) hebben. Een culturele vereniging die uitsluitend voor haar leden lezingen organiseert, kan die activiteiten, door de werking van de doelgroep-toets, niet als algemeenbelangactiviteiten aanmerken, ook niet als haar leden door die activiteiten geestelijk verrijken en gewapend met die geestelijke verrijking de gemeenschap verbeteren. Een winkel die natuurvoeding verkoopt tegen commerciële tarieven, is, door de werking van de qpq-toets, niet een algemeen nut beogende instelling, ook niet indien (wellicht) de volksgezondheid verbetert als gevolg van haar verkopen. De instelling die zich uitsluitend op uitstralende heilzame effect van dergelijke activiteiten beroept, zal door de Inspecteur, met succes, tegengeworpen krijgen dat een dergelijke uitstraling onvoldoende is, omdat de activiteiten rechtstreeks gericht moeten zijn op de behartiging van het algemeen belang.”
4.4
De rechtbank neemt deze overwegingen van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch over.
4.5
Verweerder stelt dat de activiteiten van eiseres (nagenoeg) uitsluitend bestaan uit het organiseren van vakanties en dat zij zich met betrekking tot deze activiteiten niet onderscheidt van een willekeurige reisorganisatie. Eiseres stelt echter dat van min of meer commerciële tarieven geen sprake is.
4.6
De rechtbank overweegt ten aanzien van de quid-pro-quo toets als volgt. Het doel (statutair en feitelijk) van eiseres is het organiseren van begeleide vakanties voor verstandelijk gehandicapten. Eiseres heeft zelf aangegeven dat er geen activiteiten zijn die zijn aan te merken als fondswervende activiteiten. Met de overgelegde folder “Vakantie 2012” heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat eiseres tegen min of meer commerciële tarieven de vakanties aanbiedt. Dit leidt de rechtbank ook af uit de verklaring van eiseres dat zij de vakanties inkoopt bij commerciële reisorganisaties tegen commerciële tarieven en dat deze kosten aan de deelnemers worden doorberekend inclusief een opslag voor overheadkosten. Dat er reisorganisaties zijn die min of meer identieke reizen aanbieden tegen hogere prijzen – zoals eiseres ter zitting heeft verklaard – maakt dit niet anders. Het begrip ‘min of meer commerciële tarieven’ dient te worden uitgelegd als ‘in de markt voor een dergelijke reis gangbare tarieven’. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de door haar gehanteerde tarieven niet in de markt gangbaar zijn. De stelling van eiseres dat schappelijk wordt omgaat met de betaling van de reissom door vakantiegasten die annuleren vanwege hun handicap, waardoor diens reisgezel evenmin meegaat, kan evenmin tot een ander oordeel leiden. Ook het feit dat aan jongeren onder de 18 jaar de helft van de reissom in rekening wordt gebracht, maakt dit niet naders. Ter zitting heeft eiseres immers verklaard dat het aandeel van de jongerenreizen op het geheel slechts 3 procent (3%) is en dus welhaast is te verwaarlozen.
4.7
Eiseres, die voor de ANBI-status in aanmerking wenst te komen en op wie daarom de bewijslast rust, heeft met hetgeen zij heeft aangevoerd niet aannemelijk gemaakt dat met de activiteiten uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut wordt beoogd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiseres in hoofdzaak de particuliere, consumptieve, belangen van de vakantiegasten dient.
Gelijkheidsbeginsel
4.8
Eiseres heeft tevens gesteld dat een aantal stichtingen en verenigingen die vergelijkbare activiteiten verrichten wel de ANBI-status hebben behouden. Voor zover eiseres met deze stelling een beroep op schending van het gelijkheidsbeginsel heeft willen doen, is dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd. Eiseres heeft om haar moverende redenen geen enkel concreet geval willen noemen waarin de wet niet juist zou zijn toegepast.
4.9
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. T. Tanghe, rechter, in tegenwoordigheid van mr. W. Kuik, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 september 2013.
w.g. mr. W. Kuik
w.g. mr. T. Tanghe
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 -
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.