Hof Arnhem, 08-03-2011, nr. 200.060.611
ECLI:NL:GHARN:2011:BQ1355
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
08-03-2011
- Magistraten
Mrs. J.P. Fokker, H. Wammes, G.P.M. van den Dungen
- Zaaknummer
200.060.611
- LJN
BQ1355
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2011:BQ1355, Uitspraak, Hof Arnhem, 08‑03‑2011; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBARN:2010:BM5311, Bekrachtiging/bevestiging
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBARN:2010:BM5311, Bekrachtiging/bevestiging
- Wetingang
- Vindplaatsen
JIN 2011/363
AR-Updates.nl 2011-0303
VAAN-AR-Updates.nl 2011-0303
Uitspraak 08‑03‑2011
Inhoudsindicatie
Studiekostenbeding niet in strijd met strekking proeftijd
Mrs. J.P. Fokker, H. Wammes, G.P.M. van den Dungen
Partij(en)
arrest van de vijfde civiele kamer van 8 maart 2011
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat: mr. C. Karharman,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
PolyTalent B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. S. Schapendonk.
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1
Het hof verwijst naar zijn tussenarrest van 16 november 2010.
1.2
PolyTalent heeft een memorie van antwoord genomen. PolyTalent bestrijdt de vordering van [appellant], biedt bewijs aan en concludeert dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, de grieven van [appellant] zal verwerpen, het bestreden vonnis, voorzover nodig met aanvulling van gronden zal bekrachtigen en [appellant] zal veroordelen in de kosten van het appèl.
1.3
Ten slotte hebben partijen de stukken wederom gefourneerd voor arrest en heeft het hof arrest bepaald.
2. De grieven
De door [appellant] geformuleerde vijf grieven leggen het geschil in volle omvang aan het hof voor en betreffen de vraag of [appellant] door zijn opzegging van de arbeidsovereenkomst tijdens de proeftijd gehouden is ingevolge het in de arbeidsovereenkomst —artikel 12— opgenomen beding de opleidingskosten volledig, tot een bedrag van maximaal € 13.000,-, aan de werkgever terug te betalen. De kantonrechter heeft deze vraag bevestigend beantwoord en [appellant] veroordeeld tot betaling van onder meer € 13.000,- ter zake van opleidingskosten. De grieven komen op tegen dit oordeel van de kantonrechter.
3. De vaststaande feiten
3.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist, staan in hoger beroep de navolgende feiten vast.
3.2
PolyTalent houdt zich bezig met het ontwikkelen, initiëren, begeleiden en uitvoeren van opleidings- en personeelsprojecten, alsmede het uitzenden en detacheren van personeel en het werven en selecteren van personeel. Tot haar opdrachtgevers behoort Rabobank Nederland (verder: Rabobank).
3.3
[appellant] heeft voorafgaand aan het sluiten van de arbeidsovereenkomst met PolyTalent een sollicitatietraject doorlopen waarbij door PolyTalent is onderzocht of hij geschikt is om deel te nemen aan het TOP-IT traject ten behoeve van Rabobank. Dit traject houdt in dat [appellant] in het kader van de arbeidsovereenkomst met PolyTalent binnen 2,5 jaar HBO-opgeleid wordt op het gebied van ICT Beheer binnen Rabobank groep ICT met in het vooruitzicht een daarop aansluitende arbeidsovereenkomst met Rabobank.
3.4
PolyTalent heeft [appellant] voorgedragen aan Rabobank waarop hij is uitgenodigd voor een selectiegesprek op 24 februari 2009 bij Rabobank te Utrecht. Voorafgaand aan dit gesprek is [appellant] door PolyTalent geïnformeerd over de reistijd, wat hij kon verwachten en is hem de arbeidsovereenkomst toegestuurd.
3.5
Na het onder 3.4 bedoelde gesprek bij de Rabobank heeft [appellant] een gesprek gehad op het kantoor van PolyTalent. Tijdens dit gesprek is de arbeidsovereenkomst punt voor punt met [appellant] besproken waarbij ook de opleidingskosten aan de orde zijn geweest.
3.6
Tien dagen na het onder 3.5 bedoelde gesprek heeft [appellant] op 11 maart 2009 de arbeidsovereenkomst met PolyTalent ondertekend. Deze arbeidsovereenkomst houdt onder meer in:
‘Artikel 1:
De werknemer treedt op 1 april 2009 in dienst bij PolyTalent BV in de functie van medewerker TOP-IT en het verrichten van werkzaamheden bij opdrachtgever Rabobank Nederland.
Artikel 2:
Deze overeenkomst wordt aangegaan voor bepaalde tijd, te weten voor de duur van 18 maanden in het kader waarvan werknemer bij de opdrachtgever aan het project Rabobank TOP-IT deelneemt, met dien verstande dat zodra de door de werknemer in het kader van het project te verrichten werkzaamheden zijn afgerond, deze arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt doch uiterlijk op 30 september 2010 zonder dat voorafgaande opzegging vereist is.
(…)
Artikel 5:
Tussen partijen geldt een proeftijd van 1 maand. Gedurende deze periode kan zowel werkgever als werknemer de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang beëindigen.
Artikel 6:
Werknemer gaat de eerste 12 maanden werkzaamheden verrichten bij Rabobank Nederland aan de Gildenkwartier 199, 3511 DH te Utrecht. Achtereenvolgens gaat de werknemer werkzaamheden verrichten bij Rabobank Nederland aan de Laan van Eikenstein 9, 3705 AR, te Zeist.
(…)
Artikel 12:
Indien werknemer deze overeenkomst voor 30 september 2010 opzegt, worden de opleidingskosten behorende bij het opleidingsproject Rabobank TOP-IT ter hoogte van maximaal € 13.000,00 volledig door werknemer aan PolyTalent terug betaald.
De werknemer gaat middels ondertekening van deze overeenkomst akkoord dat alsdan verrekening plaatsvindt met de eindafrekening van de salarisbetaling en indien noodzakelijk, terugvordering gaat plaatsvonden.
In de periode van 1 oktober 2010 tot en met 31 maart 2011 bedraagt, bij ontbinding van het contract tussen werknemer en Rabobank Nederland door werknemer, het terug te betalen bedrag 50% van maximaal € 13.000,00. Na 31 maart 2011 is het bedrag nihil.
Indien er na afloop van het opleidingsproject, door opdrachtgever Rabobank Nederland geen arbeidsovereenkomst wordt aangeboden aan werknemer, dan komt de terugbetalingsregeling vanaf 1 oktober 2010 in zijn geheel te vervallen.’
3.7
[appellant] heeft de arbeidsovereenkomst per 9 april 2009 schriftelijk opgezegd.
4. De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1
[appellant] stelt met grief II dat het studiekostenbeding —artikel 12— niet geldig is omdat dit beding geen glijdende schaal bevat voor de duur van de arbeidsovereenkomst —18 maanden— en het beding daarmee niet voldoet aan de door de Hoge Raad geformuleerde eisen (HR 10 juni 1983, NJ 1983,796). Het hof begrijpt dat [appellant] daaraan het gevolg verbindt dat de vordering van PolyTalent moet worden afgewezen. Daargelaten of uit het genoemde arrest van de Hoge Raad —dat anders dan onderhavige zaak in het bijzonder betrekking heeft op terugbetaling door de werknemer van het gedurende het volgen van de studie doorbetaalde loon— deze eis moet worden afgeleid, staat het ontbreken van een aflopende terugbetalingsverplichting niet zonder meer in de weg aan een gedeeltelijke toewijzing van de vordering tot volledige terugbetaling. PolyTalent vordert op grond van het studiekostenbeding € 13.000,-- van [appellant], terwijl zij onbetwist heeft gesteld dat zij voor [appellant] € 19.153,04 terzake studiekosten heeft betaald. Voorts houdt het studiekostenbeding een aflopende terugbetalingsverplichting in na afloop van de overeengekomen duur van 18 maanden.
4.2
De arbeidsovereenkomst met PolyTalent wordt gekenmerkt door de opleiding die daarbij aan [appellant] wordt geboden, gericht op indiensttreding bij de Rabobank na afloop van de arbeidsovereenkomst met PolyTalent. Zoals uit 3.4 volgt heeft [appellant] hiervoor gekozen na het doorlopen van een selectieprocedure door PolyTalent en een gesprek bij de Rabobank. Uit 3.5 volgt dat voorafgaand aan het ondertekenen van de arbeidsovereenkomst gesprekken hebben plaatsgevonden op het kantoor van PolyTalent en dat toen ook de arbeidsovereenkomst —punt voor punt— is doorgenomen en dus ook het beding betreffende de terugbetaling van de opleidingskosten. Het betreffende beding is duidelijk geformuleerd en noemt het bedrag van maximaal € 13.000,00. [appellant] stelt ook niet dat hij dit beding niet heeft begrepen. Ook stelt hij niet dat dit beding in de arbeidsovereenkomst aldus moet worden uitgelegd dat partijen hebben bedoeld, danwel dat hij gerechtvaardigd mocht vertrouwen, dat het beding niet geldt bij beëindiging zijnerzijds van de arbeidsovereenkomst tijdens de proeftijd.
4.3
[appellant] stelt dat de verplichting tot terugbetaling van de studiekosten bij opzegging tijdens de proeftijd in strijd is met het wezen van de proeftijd. Het hof overweegt dat de proeftijd de strekking heeft dat partijen gedurende de proeftijd met elkaar kennis kunnen maken en tijdens deze kennismakingsperiode grote vrijheid hebben om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Zij kunnen gedurende de proeftijd de arbeidsovereenkomst zonder inachtneming van een termijn en zonder voorafgaande toestemming van het UWV beëindigen. Dat het onderhavige studiekostenbeding tot gevolg heeft dat de opzegging door [appellant] tijdens proeftijd voor hem —nadelige— financiële gevolgen heeft doet aan deze vrijheid in beginsel niet af. Gesteld noch gebleken is dat met dit beding beoogd is om de vrijheid van [appellant] tot opzegging tijdens de proeftijd te beperken. [appellant] heeft niet gemotiveerd betwist dat PolyTalent daadwerkelijk € 19.153,04 heeft betaald voor zijn opleiding. Nu het studiekostenbeding erop is gericht dat maximaal € 13.000,00 van de werkelijk door PolyTalent gemaakte opleidingskosten op [appellant] kunnen worden verhaald is dit beding niet in strijd met het wezen van de proeftijd zoals hiervoor is weergegegeven.
4.4
[appellant] stelt voorts dat toepassing van het studiekostenbeding bij opzegging tijdens de proeftijd naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Bij de beoordeling of toepassing van het studiekostenbeding ten opzichte van [appellant] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is moeten alle omstandigheden van het geval worden betrokken en is het aan [appellant] om de relevante omstandigheden te stellen en eventueel te bewijzen. Het hof is van oordeel dat [appellant] daartoe onvoldoende heeft gesteld.
4.5
Uit hetgeen boven is overwogen volgt dat [appellant] weloverwogen de arbeidsovereenkomst met PolyTalent heeft gesloten. De inhoud van de overeenkomst is vooraf aan hem toegezonden en met hem doorgesproken. Vervolgens heeft hij nog ruim de tijd genomen —10 dagen— alvorens deze arbeidsovereenkomst te ondertekenen en alle pagina's geparafeerd. Aldus moet worden aangenomen dat hij zich bewust was van de consequenties van het studiekostenbeding.
4.6
De vordering van PolyTalent betreft een deel van de daadwerkelijk door PolyTalent ten behoeve van de opleiding van [appellant] gemaakt kosten. PolyTalent heeft onbetwist gesteld dat zij deze opleiding voor minimaal zes personen heeft ingekocht, dat na de opzegging van [appellant] de groep nog maar uit vijf personen bestond en dat ze het aan [appellant] toe te rekenen deel van deze kosten niet kan doorberekenen aan Rabobank. Anders dan [appellant] stelt is het niet onbegrijpelijk dat PolyTalent alle opleidingen voor de 18 maanden heeft ingekocht omdat het volgen van deze opleidingen onderdeel uitmaakt van de arbeidsovereenkomst welke ook een duur heeft van 18 maanden en erop is gericht om [appellant] op te leiden voor een toekomstige baan bij Rabobank ter uitvoering van de overeenkomst tussen Rabobank en PolyTalent. Dat PolyTalent geen annuleringsverzekering heeft voor het geval er deelnemers aan de opleiding uitvallen, kan [appellant] niet baten nu gesteld noch gebleken is dat het sluiten van een dergelijke verzekering gebruikelijk is. Evenmin heeft [appellant] gesteld dat hij erop mocht vertrouwen dat een dergelijke verzekering was afgesloten.
4.7
[appellant] heeft kort na de aanvang van het dienstverband de arbeidsovereenkomst beëindigd. Reeds uit de korte duur van het dienstverband (1 – 9 april 2009) en de daaraan gekoppelde opleiding volgt dat [appellant] noch PolyTalent profijt hebben gehad van de opleiding. Dit is het directe gevolg van de opzegging door [appellant] en kan daarom niet aan PolyTalent worden tegengeworpen.
4.8
[appellant] heeft op 9 april 2009 op het kantoor van PolyTalent gesproken over de opzegging. Tijdens de comparitie van 16 juni 2010 is van de zijde van PolyTalent onbetwist gesteld dat dit gesprek heeft plaatsgevonden naar aanleiding van een eerdere telefonische mededeling van [appellant] dat hij de arbeidsovereenkomst wilde opzeggen. [appellant] is toen gewezen op de financiële consequentie van een opzegging in verband met het studiekostenbeding. Vervolgens is [appellant] naar huis gegaan en heeft de arbeidsovereenkomst per 9 april 2009 schriftelijk opgezegd. Aldus moet [appellant] zich bij de schriftelijke opzegging bewust zijn geweest van de financiële consequenties. [appellant] heeft ook niet gesteld dat hij zich daarvan toen niet bewust was. Evenmin heeft hij in zijn schriftelijke opzegging bezwaar gemaakt tegen deze financiële consequenties.
4.9
De reden voor de opzegging is gelegen in de privé-situatie van [appellant] (een gezin met een jonge tweeling) en de reisafstand. De reisafstand was vooraf bij [appellant] bekend en is met hem besproken terwijl zijn privé-situatie na het sluiten van de arbeidsovereenkomst niet is gewijzigd. Dat [appellant] bij de opzegging heeft gekozen voor zijn gezin is een persoonlijke keuze, die niet aan PolyTalent kan worden tegengeworpen.
4.10
Het studiekostenbeding houdt in dat [appellant] het aanzienlijke bedrag van € 13.000,00 aan PolyTalent moet betalen. Niet aannemelijk is geworden dat [appellant] en zijn gezin bij toepassing van dit beding in een financiële noodsituatie terecht komen.
4.11
Uit hetgeen onder 4.5 – 4.10 is overwogen volgt kort samengevat dat [appellant] bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst zich bewust was althans bewust had moeten zijn van de eventuele gevolgen van het studiekostenbeding en dat hij zich daarvan bewust was bij de opzegging. Het hof is dan ook op grond van hetgeen onder 4.5 – 4.10 is overwogen van oordeel dat toepassing van het studiekostenbeding ten opzichte van [appellant] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is.
Slotsom
4.12
Uit het voorgaande volgt dat de grieven falen zodat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partijen partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure waaronder de kosten van het incident.
5. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
in de hoofdzaak
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter (rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Nijmegen) van 19 februari 2010;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van PolyTalent begroot op € 1.788,-- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 263,-- voor griffierecht;
in het incident
veroordeelt [appellant] in de kosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van PolyTalent begroot op € 894,-- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
in de hoofdzaak en het incident
verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.P. Fokker, H. Wammes en G.P.M. van den Dungen en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 maart 2011.