Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar doorgenummerde paginanummers betreffen dit de paginanummers van het proces-verbaal van politie Eenheid Noord-Nederland, district Friesland, basisteam Leeuwarden, met dossiernummer PL0100-2017175777 en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 193.
Hof Arnhem-Leeuwarden, 10-09-2021, nr. 21-005695-19
ECLI:NL:GHARL:2021:8727
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
10-09-2021
- Zaaknummer
21-005695-19
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2021:8727, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 10‑09‑2021; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:538
Uitspraak 10‑09‑2021
Inhoudsindicatie
Het gerechtshof heeft verdachte veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van 94 hennepplanten. Veroordeling van verdachte tot het betalen van een geldboete van € 1000,- subsidiair 20 dagen hechtenis.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005695-19
Uitspraak d.d.: 10 september 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 17 oktober 2019 met het parketnummer 18-097108-18 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 27 augustus 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis van de politierechter en veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde feit tot een geldboete van € 1000,- subsidiair 20 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. T. van der Goot, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter heeft de verdachte bij voornoemd vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, ter zake van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit veroordeeld tot een geldboete van € 1000,- subsidiair 20 dagen hechtenis. Ter zake van het primair ten laste gelegde feit is de verdachte vrijgesproken.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is, voor zover in hoger beroep aan de orde, tenlastegelegd dat:
1.hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 6 juli 2017 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres1] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 94 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
1. subsidiaireen of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 6 juli 2017 te [plaats] met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan [adres1] een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 94 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 6 juli 2017 te [plaats] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Verdachte wordt primair verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, in elk geval opzettelijk aanwezig hebben van een hennepkwekerij in een woning waarvan hij de mede-eigenaar was. Subsidiair wordt verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid door zijn woning beschikbaar te stellen voor een hennepkwekerij. Verdachte heeft dit feit ontkend.
De verdediging heeft zich op de terechtzitting van het hof op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen aan hem is tenlastegelegd. Ter onderbouwing heeft de raadsman – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende aangevoerd.
Verdachte wist niet dat er een hennepkwekerij in zijn woning was. Het is de ex-partner ( [naam1] ) van verdachte die verantwoordelijk is voor wat er in de woning is gebeurd. Zij staat ingeschreven op dat adres. Verdachte incasseerde de huur namens [naam1] en gaf dat geld aan haar. Verdachte had wel de sleutel van de woning, maar heeft deze niet gebruikt. Door de buren zijn mannen gezien bij de woning van verdachte. Verdachte kan niet één van hen geweest zijn, want anders zouden de buren hem wel hebben herkend. Buurvrouw [naam2] heeft bovendien verklaard dat zij verdachte lang niet meer heeft gezien en dat zij verdachte nooit naar binnen heeft zien gaan. Door de politie is onvoldoende onderzoek verricht, terwijl verdachte de politie voldoende informatie heeft verschaft om zijn onschuld aan te tonen. Er zijn geen sporen aangetroffen die gelinkt kunnen worden aan verdachte. Alles overziend is er onvoldoende bewijs om opzet vast te stellen en is er geen bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij de hennepkwekerij.
Het hof stelt de volgende feiten vast.1.
Op 5 juli 2017 werd in de woning aan het [adres1] in [plaats] een hennepkwekerij aangetroffen. Bij binnenkomst roken verbalisanten [verbalisant1] en [verbalisant2] gelijk een henneplucht. Zij troffen 15 transformatoren aan welke bevestigd waren aan de muur. Tevens werden meerdere zwarte afvalzakken aangetroffen met daarin resten van hennepplanten. Voorts werden in de hal meerdere dozen aangetroffen waaronder onder andere assimilatielampen, armaturen en andere hennep gerelateerde goederen in hebben gezeten. Links van de transformatoren hing een schakelbord met meerdere contactdozen en tijdschakelaars. Rechts naast de transformatoren hing een zwart zeil (vijverfolie) voor een deurkozijn. Achter de zwarte vijverfolie was de 1e slaapkamer gelegen, welke ingericht was als een hennepkwekerij waarvan de hennepplanten kennelijk al waren geoogst. In de woonkamer van het perceel stond een zwarte kweektent met afmeting 3x3 meter. In deze kweektent stonden 94 hennepplanten die volledig in top stonden. De verbalisanten constateerden op grond van hun kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren. Dit herkenden zij aan de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleuren, vorm en de herkenbare geur.2.Verdachte heeft tijdens zijn verhoor verklaard wel eens bij de woning te zijn geweest, drie dagen geleden voor het laatst.3.Verdachte beschikte ook over een sleutel van de woning aan het [adres1] in [plaats] . Verdachte verklaarde in de woning te zijn geweest om gebruik te maken van het toilet. Hij heeft 3 of 4 vuilniszakken in de gang gezien en hij zag dat het een rotzooi was. Tevens verklaarde verdachte dat hij in de woning ook wat gedronken heeft. Toen verbalisant aan verdachte foto’s liet zien van de gang in de woning gaf verdachte aan dat het hem was opgevallen dat de slaapkamer was afgedekt met folie.4.Verdachte en zijn ex-partner waren samen eigenaar van de woning.5.
Het hof overweegt als volgt.
Voor een veroordeling wegens het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten moet kunnen worden vastgesteld dat de planten zich in de machtssfeer van de verdachte bevonden en hij daarvan ook wetenschap had. Hieronder is ook te begrijpen de situatie waarin de verdachte de aanmerkelijke kans op de aanwezigheid van die planten bewust heeft aanvaard. Niet noodzakelijk is dat de hennep aan de verdachte toebehoort, noch dat hij enige beschikkings- en/of beheersbevoegdheid ten aanzien daarvan heeft.
Het hof acht de door verdachte afgelegde verklaring – die erop neerkomt dat anderen de hennepkwekerij hebben opgezet en onderhouden en dat hij niet op de hoogte was van het bestaan van de hennepkwekerij – ongeloofwaardig.
Verdachte heeft tijdens zijn verhoor en ter terechtzitting van het hof de namen ‘ [naam3] ’ en ‘ [naam4] ’ genoemd. Hij zou de woning voor mede-eigenaar [naam1] aan deze personen hebben verhuurd. Over ‘ [naam4] ’ heeft verdachte verklaard dat deze persoon in zijn telefoon staat en dat hij in de [adres2] woont. De politie heeft hier vervolgens onderzoek naar verricht, maar ‘ [naam4] ’ kon niet gevonden worden. Over ‘ [naam3] ’ is niets bekend. De verklaringen die verdachte omtrent deze personen en met name ‘ [naam4] ’ heeft gegeven zijn onvoldoende concreet en niet verifieerbaar. Een huurcontract ontbreekt. Verdachtes verklaring dat hij de woning verhuurde voor [naam1] en de huur voor haar inde vindt voorts geen enkele bevestiging in de door [naam1] afgelegde verklaring. Het hof ziet geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [naam1] . Ook overigens zijn in het dossier geen aanknopingspunten te vinden voor het bestaan van de door verdachte genoemde personen.
In de woning waar de verdachte mede-eigenaar van was zijn 94 hennepplanten aangetroffen. Verdachte heeft aangegeven enkele dagen voordat de politie de hennepkwekerij heeft aangetroffen in de woning te zijn geweest. Hij heeft toen gebruik gemaakt van het toilet en heeft iets gedronken. Het is hem toen opgevallen dat de slaapkamer was afgedekt met folie. Tevens zag hij 3 of 4 vuilniszakken in de gang en dat het een ‘rotzooi’ in de woning was. Toen verbalisanten de woning zijn binnengetreden roken zij meteen een henneplucht.
Alles overziend komt het hof tot het oordeel dat verdachte in ieder geval de aanmerkelijke kans op de aanwezigheid van de hennepplanten bewust heeft aanvaard. Dit volgt uit zijn verklaringen en de omstandigheid dat de verbalisanten bij binnenkomst gelijk een henneplucht roken. Deze geur kan ook verdachte niet zijn ontgaan. Verdachte was mede-eigenaar van de woning en beschikte over een sleutel van de woning. De hennep bevond zich aldus in zijn machtssfeer.
Het verweer van de verdediging strekkende tot vrijspraak wordt verworpen. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 5 juli 2017 in zijn pand aan het [adres1] in [plaats] opzettelijk 94 hennepplanten aanwezig heeft gehad. Het hof acht echter geen bewijs aanwezig voor het ten laste gelegde medeplegen en het opzettelijk telen, bereiden, bewerken en verwerken van de hennepplanten. Derhalve dient verdachte hiervan vrijgesproken te worden.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.primairhij in de periode van 1 tot 5 juli 2017 te [plaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan [adres1] een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 94 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten. Het is een feit van algemene bekendheid dat softdrugs schade kunnen berokkenen aan de gebruikers daarvan en kunnen leiden tot ernstige verslavingsproblematiek. Bovendien gaan de handel en het gebruik van drugs niet zelden gepaard met allerlei vormen van criminaliteit.
Met betrekking tot de aard en de ernst van het bewezen verklaarde delict heeft het hof voorts acht geslagen op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft bij de strafoplegging gelet op de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel Justitiële Documentatie van 15 juli 2021, waaruit blijkt dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, maar niet wegens soortgelijke feiten. De laatste veroordeling dateert uit 2008. In zoverre zijn geen justitiële antecedenten aanwezig die voor het hof een rol spelen bij het vaststellen van de op te leggen straf.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof voorts acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep is gebleken.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft het hof aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit hof in gevallen vergelijkbaar met deze zaak worden opgelegd.
Het bovenstaande in aanmerking genomen en uit een oogpunt van normhandhaving en vergelding acht het hof passend en geboden de oplegging van een geldboete van een bedrag van € 1000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door twintig dagen hechtenis. Daarbij heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. L.T. Wemes en mr. M.B. de Wit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Abdulkarim, griffier,
en op 10 september 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 10‑09‑2021