V-N 2016/67.12
Volgens A-G Wattel hoeven in zaak Brits ‘open-end’ beleggingsfonds geen prejudiciële vragen te worden gesteld
HR (Parket) 09-11-2016, ECLI:NL:PHR:2016:1105, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad (Parket)
- Datum
9 november 2016
- Zaaknummer
16/03955
- Conclusie
A-G Wattel
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS925179:1
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Europees belastingrecht (V)
Vennootschapsbelasting / Beleggingsinstelling
Dividendbelasting / Heffingswijze
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1945, Uitspraak, Hoge Raad, 04‑12‑2020
ECLI:NL:HR:2017:346, Uitspraak, Hoge Raad, 03‑03‑2017
ECLI:NL:PHR:2016:1105, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 09‑11‑2016
- Wetingang
Essentie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt twee prejudiciële vragen aan de Hoge Raad in de zaak van een ‘open-end’ beleggingsfonds uit het VK. De rechtbank twijfelt of de Hoge Raad in een arrest (BNB 2015/203) wel de juiste vergelijkingsmaatstaf heeft aangelegd.
Samenvatting
X is een ‘open-end’ beleggingsfonds met variabel kapitaal dat is gevestigd in het Verenigd Koninkrijk. De participanten in X kunnen deelnemen in zijn bezittingen door het kopen van aandelen. De aandelen zijn verkrijgbaar als ‘income shares’ (waarop dividend wordt uitgekeerd) en ‘accumulation shares’ (waarvan de prijs wordt verhoogd met het dividend). In de jaren 2003-2006 wordt ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.