Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek der Filippijnen tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen
Artikel 11 Interest
Geldend
Geldend vanaf 20-09-1991
- Bronpublicatie:
09-03-1989, Trb. 1989, 57 (uitgifte: 14-04-1989, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
20-09-1991
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-11-1991, Trb. 1991, 153 (uitgifte: 01-01-1991, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
1.
Interest afkomstig uit een van de Staten en betaald aan een inwoner van de andere Staat, mag in die andere Staat worden belast.
2.
Deze interest mag echter ook in de Staat waaruit hij afkomstig is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de genieter de uiteindelijk gerechtigde tot de interest is, mag de aldus geheven belasting niet overschrijden:
- a)
10 percent van het brutobedrag, indien deze interest wordt betaald:
- (i)
in verband met de verkoop op krediet van enige nijverheids-, handels- of wetenschappelijke uitrusting, of
- (ii)
op een lening van welke soort dan ook, verstrekt door een bank of enige andere financiële instelling,
- (iii)
ter zake van in het openbaar uitgegeven obligaties, schuldbewijzen of soortgelijke verplichtingen;
- b)
15 percent van het brutobedrag van de interest in alle andere gevallen.
3.
Niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid:
- a)
is interest afkomstig uit een van de Staten en betaald ter zake van een obligatie, schuldbewijs of een andere soortgelijke verplichting van de Regering van die Staat of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan, vrijgesteld van belasting in die Staat;
- b)
is interest afkomstig uit een van de Staten en betaald ter zake van een lening aangegaan, gegarandeerd of verzekerd door de Regering van die andere Staat, de centrale bank van die andere Staat of door enig agentschap dat of enige instantie (waaronder begrepen een financiële instelling) die eigendom is van of wordt beheerst door die Regering, vrijgesteld van belasting in de eerstbedoelde Staat.
4.
De bevoegde autoriteiten van de Staten regelen in onderlinge overeenstemming de wijze van toepassing van het tweede en derde lid.
5.
De uitdrukking ‘interest’, zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit overheidsleningen, obligaties of schuldbewijzen, al dan niet verzekerd door hypotheek, doch niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst, en schuldvorderingen van welke aard ook, alsmede alle andere inkomsten die door de belastingwetgeving van de Staat waaruit de inkomsten afkomstig zijn, met inkomsten uit geldlening worden gelijkgesteld. In rekening gebrachte boete voor te late betaling wordt voor de toepassing van dit artikel niet als interest aangemerkt.
6.
De bepalingen van het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de genieter van de interest, die inwoner is van een van de Staten, in de andere Staat waaruit de interest afkomstig is een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat een vrij beroep uitoefent vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en de vordering uit hoofde waarvan de interest wordt betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.
7.
Interest wordt geacht uit een van de Staten afkomstig te zijn, indien deze wordt betaald door die Staat zelf, door een staatkundig onderdeel, door een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam of door een inwoner van die Staat. Indien evenwel de persoon die de interest betaalt, of hij inwoner van een van de Staten is of niet, in een van de Staten een vaste inrichting of een vast middelpunt heeft, waarvoor de schuld ter zake waarvan de interest wordt betaald, was aangegaan, en deze interest ten laste komt van die vaste inrichting of van dat vaste middelpunt, wordt deze interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waarin de vaste inrichting of het vaste middelpunt is gevestigd.
8.
Indien, wegens een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de genieter of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de betaalde interest, gelet op de schuldvordering ter zake waarvan deze wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de genieter zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de Staten, zulks met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.