Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek der Filippijnen tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen
Artikel 5 Vaste inrichting
Geldend
Geldend vanaf 20-09-1991
- Bronpublicatie:
09-03-1989, Trb. 1989, 57 (uitgifte: 14-04-1989, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
20-09-1991
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-11-1991, Trb. 1991, 153 (uitgifte: 01-01-1991, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
1.
Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking ‘vaste inrichting’ een vaste bedrijfsinrichting waarin de werkzaamheden van de onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.
2.
De uitdrukking ‘vaste inrichting’ omvat in het bijzonder:
- a)
een plaats waar leiding wordt gegeven;
- b)
een filiaal;
- c)
een kantoor;
- d)
een fabriek;
- e)
een werkplaats;
- f)
een mijn, een steengroeve of een andere plaats van exploratie of winning van natuurlijke rijkdommen;
- g)
een plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructie- of montagewerkzaamheden of daarmee verband houdende werkzaamheden van toezichthoudende aard, indien dat bouwwerk of die werkzaamheden worden voortgezet gedurende een tijdvak van meer dan 183 dagen;
- h)
het verlenen van diensten, met inbegrip van diensten van adviserende aard, door een onderneming door middel van een werknemer of ander personeel, indien werkzaamheden van deze aard (voor hetzelfde of een daarmee samenhangend project) worden verricht gedurende een tijdvak of tijdvakken die in een tijdvak van twaalf maanden een totaal van 183 dagen te boven gaan.
3.
De uitdrukking ‘vaste inrichting’ wordt geacht niet te omvatten:
- a)
het gebruik maken van inrichtingen, uitsluitend voor opslag of uitstalling van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar;
- b)
het aanhouden van een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar, uitsluitend voor opslag of uitstalling;
- c)
het aanhouden van een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar, uitsluitend voor bewerking of verwerking door een andere onderneming;
- d)
het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor de onderneming goederen of koopwaar aan te kopen of inlichtingen in te winnen;
- e)
het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting uitsluitend voor reclamedoeleinden, voor het geven van inlichtingen, voor wetenschappelijk onderzoek of voor soortgelijke werkzaamheden voor de onderneming die van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheden hebben;
4.
Een persoon die in een van de Staten namens een onderneming van de andere Staat werkzaam is — niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger waarop het zesde lid van toepassing is — wordt als een in de eerstbedoelde Staat aanwezige vaste inrichting beschouwd, indien:
- a)
hij een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten te sluiten en dit recht in de eerstbedoelde Staat gewoonlijk uitoefent, tenzij zijn werkzaamheden beperkt blijven tot de aankoop van goederen of koopwaar voor de onderneming; of
- b)
hij in de eerstbedoelde Staat een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar aanhoudt waaruit hij regelmatig goederen of koopwaar aflevert namens de onderneming.
5.
Een verzekeringsonderneming van een van de Staten wordt, behoudens voor zover het herverzekering betreft, geacht een vaste inrichting in de andere Staat te bezitten, indien zij op het grondgebied van die Staat premies int of aldaar aanwezige risico's verzekert door middel van een werknemer of een vertegenwoordiger die geen onafhankelijke vertegenwoordiger in de zin van het zesde lid is.
6.
Een onderneming van een van de Staten wordt niet geacht een vaste inrichting in de andere Staat te bezitten alleen op grond van de omstandigheid dat zij in die andere Staat zaken doet door bemiddeling van een makelaar, commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, wanneer deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.
7.
De omstandigheid dat een lichaam dat inwoner is van een van de Staten, een lichaam beheerst of door een lichaam wordt beheerst dat inwoner is van de andere Staat of dat in die andere Staat zaken doet (hetzij door middel van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze), stempelt een van beide lichamen niet tot een vaste inrichting van het andere.