Hof 's-Hertogenbosch, 21-09-2010, nr. 20-004240-08
ECLI:NL:GHSHE:2010:BN8360, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
21-09-2010
- Zaaknummer
20-004240-08
- LJN
BN8360
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2010:BN8360, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 21‑09‑2010
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2012:BY2264
Cassatie: ECLI:NL:HR:2012:BY2264, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 21‑09‑2010
Inhoudsindicatie
Verdachte wordt veroordeeld wegens het medeplegen van valsheid in geschrift. Verdachte, die stelt horloges en sieraden te hebben gekocht voor personen woonachtig in een land buiten de EU, is feitelijk zelf de koper van de horloges en sieraden zodat de aan verdachte leverende juwelier geen gebruik kon maken van het 0% BTW tarief. De ten behoeve van verdachte op naam van buitenlandse personen opgemaakte facturen zijn valselijk opgemaakt nu de goederen niet werden geleverd aan deze buitenlandse personen maar aan verdachte. Nu verdachte op geen enkele wijze onderzoek heeft gedaan naar het bestaan van de personen die op de facturen als geadresseerden werden vermeld, en ook geen onderzoek heeft gedaan naar de mogelijkheid om die personen telkens aan te merken als een natuurlijk persoon als bedoeld in artikel 23a van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting heeft verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de facturen aldus valselijk werden opgemaakt.
Partij(en)
Parketnummer : 20-004240-08
Uitspraak : 21 september 2010
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
van het gerechtshof 's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van
3 november 2008 in de strafzaak met parketnummer 02-996047-04 tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1964],
wonende te [woonplaats][plaats], [adres]
waarbij:
- -
de dagvaarding werd nietig verklaard voor zover deze betrekking had op in het vonnis nader aangeduide onderdelen van de tenlastelegging;
- -
verdachte ter zake van “medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd” werd veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis en een gevangenisstraf van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
- 1.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
- 2.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk niet te zijn gericht tegen de nietigverklaring van de dagvaarding ten aanzien van een onderdeel van de tenlastelegging, te weten: “een of meer (andere) (kopie) (verkoop-) factu(u)r(en) gericht aan een of meer [naam] perso(o)n(en) gedateerd binnen de genoemde periode”.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
- 3.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis, voor zover aan zijn oordeel zal onderworpen, zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte voor het hem primair ten laste gelegde feit zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.
De verdediging heeft bepleit:
- -
primair dat verdachte zal worden vrijgesproken van het hem primair en subsidiair ten laste gelegde;
- -
subsidiair dat aan verdachte geen straf zal worden opgelegd.
4. Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
5. Tenlastelegging
Aan verdachte is – voor zover thans nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
primair
[bedrijf] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2001 tot en met 23 februari 2005, te Breda en/of [plaats], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met hem, verdachte, en/of met een ander of anderen, (telkens) opzettelijk 84 stuks (OPV/02), althans een of meer, (kopie) (verkoop-)factu(u)r(en), blijkens de opdruk afkomstig van [bedrijf] gericht aan mevrouw [naam] te [adres] (o.a. D/228) en/of mevrouw [naam] te [adres] (o.a. D/241) en/of de heer [naam] te [adres] (o.a. D/293) en/of de heer [naam] te [adres] (o.a. D/294) en/of mevrouw [naam] te [adres] (o.a. D/296), betrekking hebbende op een verkooptransactie van juwelen en/of horloges en/of colliers, althans goederen,
- -
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, immers hebben [bedrijf] en hij, verdachte, en/of (een of meer van) hun mededader(s), toen daar (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -
- *
op dat/die (kopie) (verkoop-)factu(u)r(en) en/of (kopie) geschrift(en) vermeld en/of doen of laten vermelden dat er een of meer transactie(s) en/of levering(en) van goederen had(den) plaatsgevonden door [bedrijf] aan/voor mevrouw [naam} te [adres] en/of mevrouw [naam] te [adres] en/of de heer [naam] te [adres] en/of de heer [naam] te [adres] en/of mevrouw [naam] te [adres],
zulks terwijl in werkelijkheid die transactie(s) en/of levering(en) van goederen, zoals op die (kopie) (verkoop-) factu(u)r(en) vermeld,
- -
was/waren gericht aan een afnemer, die in werkelijkheid niet bestond danwel in werkelijkheid niet de afnemer was van de betreffende juwelen en/of horloges en/of colliers, althans goederen, en/of
- -
niet (of niet volledig) had/hadden plaatsgevonden en/of was/waren verricht voor/aan de eerder genoemde perso(o)nen en/of geadresseerde(n) en/of
- -
niet voor/aan de geadresseerde perso(o)n(en) was/waren verricht en/of geleverd door [bedrijf] en/of
- -
geen buitenlandse, maar (een) binnenlandse transactie(s) en/of levering(en) betroffen) aan een of meer Nederlandse afnemers in Nederland en/of
- *
op (een of meer van) die (kopie) (verkoop-)factu(u)r(en) en/of (kopie) geschrift(en) een of meer BTW-bedrag(en) vermeld en/of doen of laten vermelden terwijl het niet de bedoeling was, dat dit/deze BTW-bedrag(en) werd(en) betaald door de afnemer(s) en/of geadresseerde(n),
zulks (telkens) met het oogmerk dat/die factu(u)r(en) en/of geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
subsidiair
[bedrijf] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
- 01.
januari 2001 tot en met 23 februari 2005, te Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk 84 stuks (OPV/02), althans een of meer, (kopie) (verkoop-)factu(u)r(en), blijkens de opdruk afkomstig van [bedrijf] gericht aan mevrouw [naam] te [adres] (o.a D/228) en/of mevrouw [naam] te [adres] (o.a D/241) en/of de heer [naam] te [adres] (o.a D/293) en/of de heer [naam] te [adres] (o.a D/294) en/of mevrouw [naam] te [adres] (o.a D/296), betrekking hebbende op een verkooptransactie van juwelen en/of horloges en/of colliers, althans goederen,
- -
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, immers hebben [bedrijf] en/of (een of meer van) haar mededader(s), toen daar (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven -
- *
op dat/die (kopie) (verkoop-)factu(u)r(en) en/of (kopie) geschrift(en) vermeld en/of doen of laten vermelden dat er een of meer transactie(s) en/of levering(en) van goederen had(den) plaatsgevonden door [bedrijf] aan/voor mevrouw [naam] te [adres] en/of mevrouw [naam] te [adres] en/of de heer [naam] te [adres] en/of de heer [naam] te [adres] en/of mevrouw [naam] te [adres],
zulks terwijl in werkelijkheid die transactie(s) en/of levering(en) van goederen, zoals op die (kopie) (verkoop-) factu(u)r(en) vermeld,
- -
was/waren gericht aan een afnemer, die in werkelijkheid niet bestond danwel in werkelijkheid niet de afnemer was van de betreffende juwelen en/of horloges en/of colliers, althans goederen, en/of
- -
niet (of niet volledig) had/hadden plaatsgevonden en/of was/waren verricht voor/aan de eerder genoemde perso(o)nen en/of geadresseerde(n) en/of
- -
niet voor/aan de geadresseerde perso(o)n(en) was/waren verricht en/of geleverd door [bedrijf] en/of
- -
geen buitenlandse, maar (een) binnenlandse transactie(s) en/of levering(en) betroffen) aan een of meer Nederlandse afnemers in Nederland en/of
- *
op (een of meer van) die (kopie) (verkoop-)factu(u)r(en) en/of (kopie) geschrift(en) een of meer BTW-bedrag(en) vermeld en/of doen of laten vermelden terwijl het niet de bedoeling was, dat dit/deze BTW-bedrag(en) werd(en) betaald door de afnemer(s) en/of geadresseerde(n),
zulks (telkens) met het oogmerk dat/die factu(u)r(en) en/of geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf/welke misdrijven hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2001 tot en met 23 februari 2005 te Breda en/of [plaats], althans in Nederland, (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door (telkens) opzettelijk
- *
bij [bedrijf] en/of haar mededader(s) horloges en/of sieraden, althans een of meer goederen, te bestellen en/of te doen of laten bestellen en/of op te halen en/of te doen of laten ophalen en/of te betalen en/of te doen of laten betalen op naam van (een) andere perso(o)n(en) en/of geadresseerde(n), die woonachtig is/zijn in het buitenland, althans niet in Nederland en/of
- *
aan [bedrijf] en/of haar mededader(s) fotokopieën van een of meer paspoort(en) en/of identiteitsbewijs/-bewijzen te verstrekken van een of meer (buitenlandse) afnemer(s) (met als doel dat de gegevens van die fotokopie(ën) van die/dat paspoort(en) en/of die/dat identiteitsbewijs/-bewijzen zouden worden vermeld op een of meer (verkoop-)fact(u)ur(en) van [bedrijf], ten behoeve van de uitvoer van een of meer goederen buiten de Europese Unie en/of de toepassing van het
0%-BTW-tarief en/of
- *
aan [bedrijf] en/of haar mededader(s) de personalia (naam en/of adres en/of woonplaats) van een of meer (buitenlandse) afnemer(s) te verstrekken (met als doel dat deze gegevens en/of deze personalia zouden worden vermeld op een of meer (verkoop-)fact(u)ur(en) van [bedrijf], ten behoeve van de uitvoer van een of meer goederen buiten de Europese Unie en/of de toepassing van het 0%-BTW-tarief en/of
- *
aan [bedrijf] en/of haar mededader(s) een of meer typenummer(s) en/of goederenomschrijving(en) te verstrekken en/of te doen of laten verstrekken van de door hem, verdachte, bestelde horloges en/of sieraden en/of
- *
aan een of meer (onbekend gebleven) derde(n) (een of meer van) de eerdergenoemde (verkoop-) factu(u)r(en) van [bedrijf] te verstrekken en/of te doen of laten verstrekken (met als doel:
- -
deze te laten voorzien van een (valse/vervalste) douanestempelafdruk en/of (vervolgens)
- -
aan [bedrijf] en/of haar mededader(s) een of meer van die (verkoop-) factu(u)r(en) van [bedrijf], die voorzien is/zijn van een (valse/vervalste) douanestempelafdruk, te verstrekken en/of te doen of laten verstrekken en/of (vervolgens)
- -
bij het afhalen en/of het doen of laten afhalen van een of meer goed(eren) bij [bedrijf] exclusief BTW te betalen en/of te doen of laten betalen en/of (vervolgens)
- -
dat/die bestelde en/of afgehaalde en/of betaalde goed(eren) door te verkopen en/of te doen of laten doorverkopen aan een of meer afnemer(s) woonachtig in Nederland).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
6. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
[bedrijf] op tijdstippen in de periode van 01 januari 2001 tot en met 23 februari 2005 in Nederland, tezamen en in vereniging met hem, verdachte, opzettelijk
facturen, blijkens de opdruk afkomstig van [bedrijf] gericht aan mevrouw [naam] te [adres] en mevrouw [naam] te [adres] en
de heer [naam] te [adres] en de heer [naam] te [adres] en mevrouw [naam] te [adres], betrekking hebbende op een verkooptransactie van goederen,
- -
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers hebben [bedrijf] en hij, verdachte, toen daar valselijk en in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -
op die facturen vermeld en/of doen of laten vermelden dat er transacties en leveringen van goederen hadden plaatsgevonden door [bedrijf] aan/voor mevrouw [naam] te [adres] en mevrouw [naam] te [adres] en de heer [naam] te [adres] en de heer [naam] te [adres] en mevrouw [naam] te [adres], zulks terwijl in werkelijkheid die transacties en leveringen van goederen, zoals op die facturen vermeld,
- -
waren gericht aan een afnemer, die in werkelijkheid niet de afnemer was van de betreffende goederen, en
- -
niet voor/aan de geadresseerde personen waren verricht en geleverd door [bedrijf] en
- -
geen buitenlandse, maar binnenlandse transacties en leveringen betroffen aan een Nederlandse afnemer in Nederland
zulks met het oogmerk die facturen als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
7. De door het hof gebruikte bewijsmiddelen
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen worden in het geval van beroep in cassatie vermeld in de aanvulling als bedoeld in artikel 365a van het Wetboek van Strafvordering, welke aanvulling in dat geval aan het arrest wordt gehecht.
8. Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
- A.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
- B.
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat hij van het hem ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat:
- I.
het enige bewijs de verklaring van verdachte van 13 oktober 2005 is, terwijl het verhoor van verdachte door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ondeugdelijk was, zodat het proces-verbaal van dit verhoor niet tot het bewijs gebezigd mag worden;
- II.
er geen sprake is van opzettelijke valsheid in geschrift, aangezien de horloges daadwerkelijk uitgevoerd zijn en bewezen is dat de facturen authentiek zijn, zodat er enkel een mogelijk verschil van mening bestaat op fiscaal-technische gronden, te weten of de facturen op naam van verdachte of de [bedrijf] hadden moeten worden gesteld, terwijl de vraag of partijen juist hebben gehandeld volgens de Wet omzetbelasting voor de belastingrechter zou moeten worden uitgevochten.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
- C.
Met betrekking tot het hiervoor onder B. sub I. gestelde
C.1
[verbalisant 1] en [verbalisant 2] zijn ter terechtzitting in hoger beroep als getuige gehoord. Daarbij is het hof niet gebleken van onregelmatigheden bij de weergave van de verklaring van verdachte in het proces-verbaal. Uit het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof voorts niet kunnen afleiden waarom het verhoor van verdachte als ondeugdelijk zou moeten worden aangemerkt. Het enkele feit dat door de verbalisanten niet is doorgevraagd nadat verdachte had verklaard dat de [naam] namen die op de facturen staan “fakenamen” zijn, maakt dat niet anders. Daarbij heeft het hof mede in aanmerking genomen dat verdachte tijdens het verhoor onder meer nader uiteengezet heeft hoe hij aan deze namen is gekomen.
Ook overigens is niet van feiten en omstandigheden gebleken op grond waarvan aan de betrouwbaarheid van de verklaring van verdachte zou moeten worden getwijfeld. Het hof bezigt deze verklaring derhalve tot het bewijs.
C.2
Ten overvloede overweegt het hof nog dat, gelet op de verklaringen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ter terechtzitting in hoger beroep alsmede de verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, naar het oordeel van het hof verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zich telkens in voldoende mate rekenschap hebben gegeven van de psychische toestand van verdachte en zij tevens op een zorgvuldige wijze met hem omgegaan zijn.
- D.
Met betrekking tot het hiervoor onder B. sub II. gestelde
D.1
De op 24 februari 2005 bij de FIOD-ECD afgelegde verklaring van [medeverdachte] houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
“Ik factureer de horloges, die bestemd waren voor [medeverdachte2], op naam van een [naam] persoon, altijd inclusief de omzetbelasting. Als ik dan later de afgestempelde facturen van [medeverdachte2] terugkreeg, dan maakte ik een creditnota voor de BTW. [medeverdachte2] betaalde echter als ik de horloges afleverde aan hem en aan [medeverdachte3] altijd een bedrag exclusief BTW.
Naast [medeverdachte2] en [medeverdachte3] heb ik nog een ander verkoopkanaal gehad. Ik heb dit verkoopkanaal niet meer. Dit was [verdachte] uit [plaats][woonplaats] Dit is eigenlijk een identiek verhaal als met [medeverdachte2] en [medeverdachte3]. Ik denk dat dit verkoopkanaal ongeveer anderhalf jaar heeft gelopen. Ik ben hier, denk ik, in augustus 2004 mee gestopt.
Ik verkocht aan [verdachte] op naam van [namen]. [getuige] is een van de namen waarop ik gefactureerd heb. Deze mevrouw [getuige] is ook nooit bij mij in de winkel geweest.
Verbalisanten:
Waarom bent u gestopt met het verkoopkanaal [verdachte]?
Gehoorde:
Via relaties is mij ter ore gekomen dat deze horloges in [plaats] terecht kwamen in plaats van het buitenland waar ik altijd van uit ben gegaan. Ik heb [verdachte] hier diverse keren op aangesproken en hij beloofde mij dat het niet meer zou gebeuren. Hij vertelde mij dat er af en toe wel eens een horloge bleef plakken. Toen ik merkte dat de horloges in Nederland bleven ben ik uiteindelijk met hem gestopt.
Verbalisanten:
Geldt hetgeen met betrekking tot de administratieve vastleggingen van de verkopen aan [verdachte], hetzelfde als bij de administratieve vastleggingen van de verkopen aan [medeverdachte2]?
Gehoorde:
Het is een identiek verhaal als bij [medeverdachte2]. [verdachte] betaalde ook exclusief BTW en ik boekte in mijn administratie inclusief BTW.”
D.2
De op 7 juli 2005 bij de FIOD-ECD afgelegde verklaring van [medeverdachte] houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
“[verdachte] is het soortgelijke verhaal als [medeverdachte2]. Ook door [verdachte] werden horloges hier besteld, betaald en afgehaald waarna vervolgens de factuur op naam van een Aziaat werd gesteld. [verdachte] is hier in de winkel gekomen, heeft artikelen gekocht en ik kreeg van [medeverdachte] (het hof begrijpt: [medeverdachte]) vervolgens de opdracht om de facturen op een andere naam te stellen. Ik heb in eerste instantie gefactureerd op naam van mevrouw [getuige]. Gezien de hoeveelheden die [verdachte] afnam, ging ik ervan uit dat [verdachte] de door hem gekochte horloges in het buitenland weer verkocht.
Verbalisanten:
Heeft u mevrouw [getuige] ooit hier in de zaak gezien?
Gehoorde:
Nee.
Verbalisanten:
Hoe werden de bestellingen van [verdachte] bijgehouden?
Gehoorde:
De bestellingen van [verdachte] werden ingevoerd in de computer. De afleveringen aan [verdachte] werden bijgehouden in een rood bestellingenboek. Toen het contact met [verdachte] is beëindigd is dit bestelboek weggegooid.
[verdachte] moest wel direct bij aflevering de goederen betalen. [verdachte] betaalde de facturen contant en ook exclusief BTW.
Verbalisanten:
Waarom is de relatie met [verdachte] verbroken?
Gehoorde:
Ik heb, vermoedelijk van [medeverdachte], gehoord dat de horloges die door [verdachte] werden gekocht in [plaats] opdoken en dus niet geëxporteerd zouden zijn.”
D.3
De op 13 oktober 2005 bij de FIOD-ECD afgelegde verklaring van verdachte houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
“Verbalisanten:
Uit de inbeslaggenomen administratie en verhoren van [medeverdachte] en medewerkers van [bedrijf] te Breda komt naar voren dat u van december 2002 tot en met september 2004 horloges en sieraden heeft gekocht bij juweliersbedrijf [bedrijf]. en deze aankopen heeft laten factureren op naam van [naam] personen. Wat kunt u hierover verklaren?
Gehoorde:
Wat u mij vertelt, dat klopt. De [naam] namen die op de facturen staan, dat zijn fakenamen. Ik heb me bij [medeverdachte] voorgesteld als handelaar in horloges. Van [medeverdachte] kreeg ik lijsten met daarop horloges waar [medeverdachte] vanaf wilde. Aan de hand van deze lijsten maakte ik mijn keuzes en gaf mijn bestellingen door. Deze bestellingen gaf ik over het algemeen telefonisch door aan zowel [medeverdachte] als zijn personeel. U noemt mij de namen van [namen]. Dit zijn inderdaad de personen waar ik ook contact mee heb gehad.
Mijn eerste bestellingen werden door [medeverdachte] rechtstreeks naar [adres] geleverd. Dit verliep via een koeriersbedrijf. Ik gaf aan [medeverdachte] de bestelling door en de gegevens van het bedrijf waar het naar toe moest en [medeverdachte] verzorgde verder de verzending van de horloges.
De contante betalingen voor deze verzendingen werden door mij aan [medeverdachte] gedaan. Op een later tijdstip is [medeverdachte] rechtstreeks aan mij gaan leveren. De betalingen voor de bestelde horloges verliepen allemaal contant.
Verbalisanten:
Wij houden u de volgende namen voor: [getuige], [naam], [naam], mevrouw [naam] en [naam] Zijn dit de namen waarop de door u gedane aankopen werden gefactureerd?
Gehoorde:
Ik zou het niet meer weten. Ik heb de kopieën paspoorten gekregen van iemand uit
[adres]. Dit was een man genaamd [naam]. Dit was iemand die onder andere in horloges handelde. Deze kopieën van paspoorten zijn mij in [plaats] overhandigd en deze heb ik vervolgens aan [medeverdachte] overhandigd.
Ik gaf mijn bestelling aan juweliersbedrijf [bedrijf]. door en daar werd bepaald welke naam op de factuur kwam.
Ik leverde de horloges aan [naam] en die nam ze mee naar [adres]. Niet alle horloges gingen naar [adres]. Ik hield ook een gedeelte voor mezelf achter die ik hier in Nederland verhandelde. Ik kan u niet zeggen of [medeverdachte] wist dat de horloges niet naar het buitenland gingen maar ik denk dat [medeverdachte] niet gek is. Hij heeft me wel eens gezegd dat ik er wel voor moest zorgen dat de horloges niet in winkels van bekende juweliers terecht komen.
Aan de bonnen kunt u zien dat er een behoorlijke regelmaat in zat.
Verbalisanten:
Waarom werden de door u gedane aankopen op naam van [naam] personen gefactureerd?
Gehoorde:
Ik wilde gewoon horloges hebben voor een bepaalde korting en om die korting te kunnen krijgen moest er iets gebeuren met de BTW. De horloges moesten uitgevoerd worden. Ik heb hier met [medeverdachte] over gesproken en dit was de uiteindelijke oplossing.
Verbalisanten:
Zijn deze [naam] personen ooit bij juweliersbedrijf [bedrijf]. in de winkel geweest?
Gehoorde:
Nee, en ik ken ze verder ook niet.
Van de horloges die op de facturen staan zijn wel eens enkele horloges achter gebleven die ik in [plaats] heb verkocht maar dat zijn maar enkele horloges geweest. Alle andere horloges zijn naar [adres] gegaan.”
D.4.
Het hof houdt de verdachte aan deze tijdens het opsporingsonderzoek afgelegde verklaring, zijnde bij het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep geen feiten of omstandigheden gesteld dan wel (overigens) aannemelijk geworden op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat daaraan minder geloof zou moeten worden gehecht dan aan de door hem ter terechtzitting in eerste aanleg en ter terechtzitting in hoger beroep betrokken stellingen.
D.5.
In gevolge artikel 24 lid 2 Wet op de Omzetbelasting 1968 ( hierna Wet OB) en artikel 23a, eerste lid, van de Uitvoeringsbeschikking Omzetbelasting 1968 (hierna: de Beschikking) kan een ondernemer in afwijking van de hoofdregel, het 0 % BTW tarief toe passen in geval hij goederen levert aan een natuurlijke persoon, die zijn normale verblijfplaats heeft in een land buiten de EU en die anders dan als ondernemer, deze goederen uiterlijk het einde van de derde maand na de maand van aankoop bij het verlaten van Nederland in zijn persoonlijke bagage meevoert naar een derde-land, hetzij rechtstreeks hetzij via één of meer andere lid-staten.
D.6.
Verdachte heeft verklaard dat de [naam] namen die op de facturen zijn vermeld ‘fakenamen’ zijn. De facturen zijn derhalve in strijd met de waarheid op namen van [naam] personen gesteld. Het hof gaat er mitsdien vanuit dat de horloges aan De [verdachte] zelf zijn geleverd. Nu verdachte zelf niet als een persoon kan worden aangemerkt die zijn normale verblijfplaats heeft buiten de EU, zoals bedoeld in het Beschikking, mocht de aan verdachte leverende juwelier in beginsel niet gebruik maken van het, van de hoofdregel afwijkende , 0% BTW tarief.
D.7.
De verdediging stelt dat hij de door hem verrichtte aankopen van horloges namens buitenlandse personen bij de in de bewezen verklaarde genoemde juwelier heeft gedaan, waarbij hij kopieën verstrekte van paspoorten van personen die hun normale verblijfplaats buiten de EU zouden hebben. Vervolgens werden de facturen op naam van die personen opgemaakt.
D.8.
Ofschoon het uitgangspunt van de wettelijke regeling is dat de particulier zelf de aankoop doet van de goederen, die hij in zijn persoonlijke bagage meevoert naar een derde-land, sluit de tekst van de Wet OB en de Beschikking niet uit dat de particulier daarbij vertegenwoordigd wordt, mits de particulier vervolgens de goederen conform de voorwaarden van de regeling in zijn persoonlijke bagage buiten de EU voert.
D.8.1
Verdachte verklaarde ter terechtzitting van het hof ten verweer dat hij horloges verkocht aan [namen] en dat hij van onder andere [namen] kopieën ontving van de paspoorten van de [namen] / kopers. Aan de hand daarvan werden de facturen opgemaakt. Mevr. [getuige] was in periode van 2001 tot 2004 stewardess en vloog regelmatig van [adres] naar Nederland en was één van de personen aan wie verdachte horloges zou hebben geleverd.
D.8.2
Op 5 juli 2010 werd de getuige [getuige] gehoord door [rechter], rechter in de Speciale Bestuurlijke Regio [adres], in de [plaats].
Het verhoor werd middels live videoverbinding met Nederland bijgewoond door de raadsman van verdachte en de advocaat-generaal.
D.8.2.1
De getuige [getuige] verklaarde dat zij in de periode van 2001 tot 2004 in horloges heeft gehandeld met verdachte. De werkwijze was dat zij vanuit [adres] telefonisch bij verdachte horloges bestelde voor haar klanten in [adres]. In Nederland ontving [getuige] van verdachte de bestelde horloges en kwitanties (het hof verstaat hieronder facturen) welke zij vervolgens overhandigde aan [namen] die van Europa naar [adres] vlogen. De facturen waren op naam van diverse [namen] gesteld, waaronder de naam van getuige [getuige] zelf. De gidsen voerden dan de horloges in hun persoonlijke bagage via voornamelijk [plaats] uit naar [adres]. Na aankomst in [adres] overhandigden de gidsen de horloges en de door de douane afgestempelde facturen aan [getuige] waarna zij de afgestempelde facturen per post naar de verdachte stuurde en de horloges leverde aan haar [namen].
D.8.2.2
Voorts is de getuige onder andere geconfronteerd met een drietal op haar naam gestelde facturen van horloges (documenten D/228 (pag.100458), D/268 (pag. 100502) en D/309 (pag. 100544). De getuige verklaarde de rekeningen niet te herkennen. Bovendien verklaarde zij dat het adres op de rekeningen niet haar adres was. Tenslotte verklaarde de getuige zelf nooit met horloges van [plaats] naar [adres] te zijn gevlogen.
D.8.2.3
Het hof is, gelet op de inhoud van de verklaring van getuige [getuige], van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat getuige [getuige], noch de door haar bedoelde [namen], kunnen worden aangemerkt als natuurlijke personen, als bedoeld in artikel 23a van de Beschikking.
D.3
Het hof is, gelet op de frequentie waarin telkens een zelfde naam op de onderscheiden aangetroffen facturen werd vermeld en gelet op de periode waarin diezelfde namen telkens op de facturen werden vermeld, ook overigens van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat het natuurlijke personen betroffen, die anders dan als ondernemer de goederen bij het verlaten van Nederland in hun persoonlijke bagage mee hebben gevoerd, één en ander zoals bedoeld in artikel 23a van de Beschikking.
D.9.
Gelet op de bovenbedoelde verklaringen is het hof van oordeel dat de facturen valselijk zijn opgemaakt. Immers, de facturen houden in dat de transacties voor en leveringen aan [getuige], [naam], [namen] zijn verricht.
Uit de bovenbedoelde verklaringen leidt het hof evenwel af dat de goederen werden geleverd aan verdachte en dat verdachte [getuige], [naam], [namen] noch [naam] vertegenwoordigde. Derhalve hadden de facturen op naam van verdachte moeten worden gesteld.
Voorts leidt het hof uit voormelde verklaringen af dat verdachte minstgenomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de facturen aldus valselijk werden opgemaakt, nu verdachte op geen enkele wijze onderzoek heeft gedaan naar de mogelijkheid om die personen telkens aan te merken als een natuurlijk persoon als bedoeld in artikel 23a van de Beschikking.
D.10.
Verdachte verklaarde voorts dat in de beginperiode de horloges door een koeriersbedrijf naar [adres] werden vervoerd.
Nu de goederen door middel van een koeriersbedrijf naar [adres] zijn vervoerd, kan niet gezegd worden dat een buiten de EU verblijvende natuurlijke persoon de goederen in zijn persoonlijke bagage buiten de EU heeft gebracht. De daarop betrekking hebbende facturen zijn derhalve valselijk en in strijd met de waarheid telkens op naam van een [naam] natuurlijke persoon gesteld.
D.11.
Uit de onder D.3 weergegeven verklaring van verdachte leidt het hof voorts af dat:
- -
verdachte wist dat de [naam] namen op de facturen “fakenamen” waren;
- -
verdachte en[medeverdachte]ervoor hebben gekozen om de aankopen van verdachte te factureren op naam van [naam] personen, omdat verdachte de goederen wilde kopen met een bepaalde korting en dat daarvoor “iets” moest gebeuren met de BTW;
- -
verdachte kopieën van paspoorten van personen die hij niet kende heeft gekregen van iemand uit [adres], genaamd [naam], en verdachte die kopieën heeft overhandigd aan [medeverdachte];
- -
verdachte wist dat bij juweliersbedrijf [bedrijf]. werd bepaald welke naam op de factuur kwam.
Gelet daarop is het hof van oordeel dat verdachte tezamen en in vereniging met [bedrijf] willens en wetens valse facturen heeft opgemaakt.
- E.
Het hof verwerpt het verweer in al zijn onderdelen.
9. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 225, eerste lid, juncto artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1°, juncto artikel 57, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
10. Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
11. Op te leggen straf
F.1.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat aan verdachte geen straf zal worden opgelegd. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat het una via beginsel is geschonden, omdat door de Belastingdienst te [plaats], met een beroep op de veroordeling door de rechtbank Breda, ter zake van de omzetbelasting een vergrijpboete is opgelegd.
Dienaangaande overweegt het hof als volgt.
F.2.1
Artikel 69a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen luidde tot 1 juli 2009 als volgt:
“Het recht tot strafvervolging op voet van artikel 69 met betrekking tot een vergrijp als bedoeld in artikel 67d of 67e vervalt, indien de inspecteur aan een belastingplichtige ter zake reeds een boete heeft opgelegd.”
Gelet op artikel IV van de Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht (Stb. 2009, 64) is voormelde bepaling in de onderhavige zaak nog steeds van toepassing.
F.2.2.
Het una via-beginsel zoals dat was neergelegd in artikel 69a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is naar het oordeel van het hof in de onderhavige zaak niet geschonden, reeds omdat verdachte niet is vervolgd wegens overtreding van artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer.
F.3.
De eerste rechter heeft aan verdachte een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren opgelegd.
F.4.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het hof aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis, zal opleggen.
F.5.1.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
F.5.2.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op
- -
de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- -
de omstandigheid dat door het bewezen verklaarde het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer mag worden gesteld in de echtheid van facturen als de onderhavige is verstoord;
- -
de omstandigheid dat verdachte zich gedurende langere tijd, te weten: twee jaar, met enige regelmaat met het bewezen verklaarde feit heeft beziggehouden en betrokken is geweest bij de vervalsing van tientallen facturen;
- -
het feit dat door het opmaken van valse facturen onjuiste aangiften omzetbelasting konden worden ingediend door [medeverdachte]waardoor aan de Nederlandse Staat een fiscaal nadeel van ruim € 160.000,00 is toegebracht;
F.5.3.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- -
de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d.
- 26.
januari 2010, waaruit blijkt dat hij niet eerder door de strafrechter is veroordeeld;
- -
de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
F.6.1.
Het hof heeft voor wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met de onderhavige worden opgelegd. Aan de hand daarvan zoekt het hof met betrekking tot de op te leggen taakstraf aansluiting bij de door de advocaat-generaal gevorderde straf doch gelet op de onder F.5.2. en F.5.3. genoemde omstandigheden is daarnaast een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor na te melden duur met zich brengt passend en geboden.
F.6.2.
Met oplegging van daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 47, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 8 (acht) maanden, niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. H. Harmsen, voorzitter,
mr. K. van der Meijde en mr. P.A.G.M. Cools,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Blokx-van Roosmalen, griffier,
en op 21 september 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.