NJ 2023/216
Niet onjuist oordeel dat Nederland rechtsmacht heeft over tenlastegelegde onttrekken van twee minderjarigen aan wettig gezag of opzicht en dat OM daarom ontvankelijk is in de vervolging.
HR 13-06-2023, ECLI:NL:HR:2023:855
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13 juni 2023
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, C. Caminada, T. Kooijmans
- Zaaknummer
22/01149
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS706800:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:855, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑06‑2023
ECLI:NL:PHR:2023:413, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑04‑2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 16‑11‑2022
- Wetingang
Essentie
Op grond van art. 2 Sr is, als een feit in Nederland en in het buitenland is gepleegd, vervolging in Nederland ook mogelijk van de gedragingen die in het buitenland zijn begaan. Het oordeel dat Nederland rechtsmacht heeft over het tenlastegelegde onttrekken van twee minderjarigen aan het wettig gezag of opzicht en dat het OM daarom ontvankelijk is in de vervolging, is toereikend gemotiveerd.
Samenvatting
Op grond van art. 2 Sr is de Nederlandse strafwet toepasselijk op iedereen die zich in Nederland aan een strafbaar feit schuldig maakt. Als er — naast plaatsen in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.