De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
Rb. Noord-Holland, 27-10-2015, nr. 14/810255-12
ECLI:NL:RBNHO:2015:9231
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
27-10-2015
- Zaaknummer
14/810255-12
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2015:9231, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 27‑10‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 27‑10‑2015
Inhoudsindicatie
Overval met dodelijke afloop op restaurant in Callantsoog in 2009. Ontkennende verdachte. Bewijs onder meer gebaseerd op in de woning van verdachte en zijn vriendin afgeluisterde gesprekken (OVC) en op verklaring van anonieme bedreigde getuige. Gevangenisstraf van 12 jaar opgelegd. Bedragen van 15.000, respectievelijk 8.500 euro toegekend aan benadeelde partijen wegens shockschade.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 14/810255-12 (P)
Uitspraakdatum: 27 oktober 2015
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 oktober 2015 in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [GBA-adres] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zwaag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.F. van Kooij en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. H.C. Meijer, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 oktober 2009 te Callantsoog, gemeente Zijpe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met een vuurwapen
met dat opzet, op/in het lichaam van die [slachtoffer] geschoten, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
en/of
hij op of omstreeks 20 oktober 2009 te Callantsoog, gemeente Zijpe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [getuige 2] en/of [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld en/of een portemonnee (met daarin 100 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan restaurant [naam restaurant] en/of [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld en/of een portemonnee (met daarin 100 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan restaurant [naam restaurant] en/of [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] en/of [getuige 2] en/of een of meer andere aanwezigen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte en/of zijn mededader(s)
- (met gezichtsbedekking) restaurant [naam restaurant] is/zijn binnengekomen en/of
- een geweer, althans een vuurwapen, en/of een mes en/of een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond en/of heeft/hebben gericht op de aanwezige personen en/of
- [getuige 3] tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en/of
- heeft/hebben geroepen: “liggen, liggen” en/of “waar is het geld” en/of
- op/in het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geschoten
welk feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
2. Beroep op partiële nietigheid van de dagvaarding
De raadsman heeft het standpunt ingenomen dat het onderdeel van de tenlastelegging na het tweede ‘en/of’ nietig verklaard dient te worden omdat het niet voldoet aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), nu in dit gedeelte de vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse het feit begaan zou zijn, ontbreekt.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Naar het oordeel van de rechtbank ligt het voor de hand om de tenlastelegging zo te lezen dat de aanduiding van tijd en plaats na het eerste ‘en/of’ (“op of omstreeks 20 oktober 2009 te Callantsoog, gemeente Zijpe”) zowel het tweede als het derde alternatief/cumulatief ten laste gelegde bestrijkt. De dagvaarding voldoet daarom op dit punt aan de vereisten van artikel 261 Sv.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding ook overigens geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Inleiding
Op 20 oktober 2009 heeft een gewapende overval plaatsgevonden op restaurant [naam restaurant] in Callantsoog. Hierbij is een van de eigenaren van het restaurant, [slachtoffer] , met een vuurwapen in zijn hoofd geschoten, ten gevolge waarvan hij is overleden.
Verdachte ontkent iets met deze feiten te maken te hebben gehad.
De rechtbank staat daarom voor de vraag of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte betrokken is geweest bij de overval op restaurant [naam restaurant] en bij de dood van [slachtoffer] , en zo ja hoe zijn rol gekwalificeerd moet worden.
4. Bewijs
4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van – kort gezegd – de als eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde doodslag en het medeplegen van de als tweede en derde alternatief/cumulatief ten laste gelegde afpersing en diefstal met geweld.
4.2.
Standpunt van verdachte/de verdediging
Verdachte ontkent iedere betrokkenheid bij de hem ten laste gelegde feiten.
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat zozeer aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuige [getuige 5] kan worden getwijfeld dat deze niet voor het bewijs gebruikt kunnen worden. Voorts is de raadsman van mening dat aan de wijze van totstandkoming, dan wel aan de inhoud van het bevel van de rechter-commissaris om – kort gezegd – een getuige de status van anonieme bedreigde getuige toe te kennen zodanige gebreken kleven dat gebruikmaking van diens verklaringen zou indruisen tegen het recht van verdachte op een eerlijk proces zoals gewaarborgd in artikel 6 van het EVRM. De verklaringen van deze getuige mogen daarom niet voor het bewijs gebezigd worden. Bovendien kan de rechtbank als zittingsrechter zich geen, althans onvoldoende een oordeel vormen omtrent de betrouwbaarheid van de verklaringen van de anonieme bedreigde getuige, zodat de verklaringen ook om die reden van het bewijs dienen te worden uitgesloten, aldus de raadsman. Tot slot stelt de verdediging dat van de in de woning van verdachte en zijn vriendin afgeluisterde gesprekken niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat deze betrekking hebben op de ten laste gelegde feiten.
4.3.
Redengevende feiten en omstandigheden1.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Op 20 oktober 2009 rond 22.27 uur werd de 112-meldkamer van de politie Noord-Holland Noord gebeld door een vrouw, die meldde dat restaurant [naam restaurant] in Callantsoog zojuist was overvallen. De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat Callantsoog is gelegen in de gemeente Zijpe. De vrouw aan de telefoon zegt dat zij haar vader gaat zoeken waarna er een man aan de lijn komt die vertelt dat er drie overvallers waren met pistolen en een mes en dat ze door de achterdeur zijn verdwenen. Vervolgens is te horen dat de vrouw op de achtergrond roept dat er een ambulance gebeld moet worden. Er wordt gesproken over een hoofdwond.2.
De meldster bleek later te zijn [getuige 1] , dochter van [slachtoffer] , de (mede)eigenaar van restaurant [naam restaurant] . Zij heeft enkele uren na de overval een verklaring afgelegd, waaruit onder meer naar voren komt dat ze die avond met haar broertje van negen, [zoon van slachtoffer] , naar de zaak van haar vader, [naam restaurant] in Callantsoog, is gegaan. Omstreeks 20.00 uur kwam ze daar aan. Nadat de laatste gasten waren vertrokken, heeft zij haar vader geholpen met het tellen van het geld uit de portemonnee. Ze heeft honderd euro in de portemonnee teruggedaan, die vervolgens door [getuige 2] (de rechtbank begrijpt: [getuige 2] ) in de kluis achter de bar is opgeborgen. Haar vader is met het overige geld naar achter gegaan, naar zijn kantoor. Later, toen de overval gaande was, hebben de daders de 100 euro uit de kleine kluis achter de bar gekregen en ze vroegen toen aan [getuige 2] waar de rest was. Eén van de daders riep: “Waar is die andere”. [getuige 1] had het idee dat zij daarmee haar vader bedoelden. Nadat haar vader naar het kantoor was gegaan, zat [getuige 1] aan een tafel in het restaurant. Op een gegeven moment hoorde zij roepen “Liggen, liggen”. Ze zag toen twee jongens in de keuken staan, die via de achterdeur moesten zijn binnengekomen. Aan hun houding te oordelen, waren het jonge jongens, tussen de 18 en 22 jaar die hun gezicht hadden bedekt. [getuige 1] is op de grond gaan liggen, bovenop haar broertje om hem te beschermen. Een van de daders had in zijn rechterhand een lang mes en in zijn linkerhand een pistool. Deze dader hield [getuige 1] , [zoon van slachtoffer] en [getuige 2] onder schot. De andere dader stond in de keuken en hield de daar aanwezige personeelsleden onder controle. Zij spraken met een buitenlands accent. Op een gegeven moment hoorde [getuige 1] roepen “Loesoe, loesoe”, wat volgens haar straattaal is voor: ‘weg’. Dit moest geroepen zijn door een derde dader. Hierna zijn de twee daders die zij kon zien, weggegaan via de achteruitgang van de keuken. Kort daarna is [getuige 1] naar het kantoor gelopen, waar zij haar vader aantrof, zittend op een stoel. Op zijn hoofd had hij een verschrikkelijke wond.3.
In een latere verklaring heeft [getuige 1] aangevuld dat de dader die tijdens de overval vlak bij haar stond een Marokkaans accent had.4.
[getuige 2] was op 20 oktober 2009 als ober aan het werk in restaurant [naam restaurant] in Callantsoog. Hij heeft verklaard dat, nadat de laatste gasten om ongeveer 22.00 uur waren vertrokken, zijn baas [slachtoffer] en diens dochter [getuige 1] de kas gingen opmaken. Daarna is [slachtoffer] naar zijn kantoor gegaan. Dit kantoor is niet binnendoor te bereiken; om er te komen moet men de achteringang uit en verderop weer door een deur naar binnen. Rond 22.30 uur hoorde [getuige 2] plotsteling de achterdeur van het restaurant opengaan en direct zag hij drie jongens met een doek voor hun gezicht en wapens in hun hand binnenkomen. Hij zag een geweer met twee lopen, een pistool en een mes. De jongens riepen: “Op de grond, nu” en bedreigden de aanwezigen daarbij met hun wapens.
De keukenmedewerkers, [medewerker] en [getuige 3] , gingen in de keuken op de grond liggen. [getuige 2] en [getuige 1] en [zoon van slachtoffer] zijn achter de bar op de grond gaan liggen. De dader met het geweer kwam op hen af en riep: “Waar is het geld, waar is het geld.” [getuige 2] antwoordde dat het geld in de kluis zat. De overvaller zei dat hij de kluis moest openmaken. Deze kluis bevond zich achter de bar. [getuige 2] heeft de kluis geopend en de overvaller heeft de in de kluis aanwezig portefeuille, met daarin 100 euro, gepakt. De overvaller zei toen: “Waar is de rest.” [getuige 2] antwoordde: “In de kluis achter.” De dader met het geweer liep daarop naar de keuken. Na enige tijd hoorde [getuige 2] de achterdeur opengaan en hoorde hij ‘iets’ roepen in een voor hem vreemde taal. Direct daarop zag hij twee overvallers wegrennen door de achterdeur en heeft hij 112 gebeld. [getuige 1] is naar haar vader in het kantoortje gelopen en [getuige 2] is haar even later gevolgd. In het kantoor zag hij [slachtoffer] achter zijn bureau zitten. Op de grond lag veel bloed en [getuige 1] hield een doek tegen het hoofd van [slachtoffer] . Kort daarop arriveerde de politie en even later ook de ambulance. Op een gegeven moment hoorde [getuige 2] dat [slachtoffer] dood was. De deur van de kluis in het kantoor stond open en de kluis was leeg. Dader 1, de man met het geweer, had volgens [getuige 2] een getinte huidskleur, was ongeveer 23 jaar oud en sprak Nederlands met een licht accent. Het wapen van dader 1 omschrijft [getuige 2] als een jachtgeweer met een dubbele loop. Dader 2 schat hij eveneens op 23 jaar. Zijn wapen was een zwart pistool. Zowel dader 1 als dader 2 droeg een doek voor zijn gezicht. Dader 3 had een heel groot vleesmes.5.
[getuige 3] was op de dag van de overval werkzaam in de keuken van [naam restaurant] . Nadat de laatste klant weg was en het personeel had gegeten, ging [getuige 3] met zijn collega [medewerker] de keuken schoonmaken. [slachtoffer] ging naar het kantoor achter de keuken. Kort daarop kwamen er drie jongen binnen, die schreeuwden: “Ga liggen, ga liggen.” De eerste jongen (dader 1) had een korte shotgun met twee lopen in zijn hand. Deze dader liep naar [getuige 3] toe, met de shotgun op diens gezicht gericht. [getuige 3] voelde dat hij van één van de overvallers een harde trap tegen de achterkant van zijn knieholten kreeg. Eén van de jongens vroeg: “Waar is die andere?”. [getuige 3] zei dat hij dat niet wist. Hierop kreeg hij, terwijl hij op zijn knieën zat, een trap tegen zijn hoofd en vervolgens nog een knietje boven zijn rechteroog. Dader 2 had een groot mes bij zich en schreeuwde dat zij op hun buik moesten gaan liggen. Dader 2 vroeg aan dader 3: “pass die gun/pistool” waarop dader 2 het pistool van dader 3 kreeg. Dader 2 had nu het mes in zijn rechterhand en het pistool in zijn linkerhand. Dader 1 en 2 zeiden telkens dat [getuige 3] en zijn collega moesten blijven liggen en hielden hun wapens op hen gericht. Dader 2 stond vlakbij [getuige 2] , [getuige 1] en [zoon van slachtoffer] , die bij de bar lagen. Dader1 liep weg naar achter en riep tegen dader 2: “Pak die tas”. Op het moment dat de overvallers binnenkwamen had dader 2 namelijk een sporttas bij zich. Dader 2 pakte deze tas en rende eveneens naar achteren. [getuige 3] beschrijft dader 1 als een Turk of Marokkaan; hij sprak met een buitenlands accent.6.
Mevrouw [aangeefster] heeft als mede-eigenaar van de VOF [naam restaurant] aangifte gedaan van de overval op 20 oktober 2009. Zij verklaart dat er geld weggenomen moet zijn, maar zij weet niet hoeveel precies. In de kluis in het kantoorgedeelte achter in het restaurant lag een wit plastic bakje met daarin de omzet. In de kleine kluis voor in de zaak lag alleen een portemonnee, waar altijd precies 100 euro in zit voor de volgende dag.7.
Het stoffelijk overschot van [slachtoffer] is op 21 oktober 2009 in beslag genomen en overgebracht naar het NFI, waar sectie is verricht.8.Bij sectie bleek links aan het voorhoofd een zeer grote huidperforatie met perforatie van het onderliggende schedelbot. Er was sprake van verbrijzeling van de schedel alsmede kneuzing en verscheuring van hersenweefsel. In met name de rechterhelft van de hersenen werden vele metalen kogeltjes gevonden (circa 70). Dit alles was het gevolg van inwerking van zeer hevig uitwendig perforerend mechanisch geweld zoals zondermeer kan optreden bij schotletsel door middel van een afgeschoten hagelpatroon. Gezien de bloeduitstorting en het vele bloed in de luchtwegen was dit bij leven opgelopen en het verklaart het intreden van de dood zonder meer op basis van uitval van hersenfuncties en weefselschade. Net onder het inschot waren twee balkvormige huidkneuzingen zichtbaar. Aanvullende literatuurstudie toont aan dat soortgelijk letsel ontstaat ten gevolge van het tegen het hoofd slaan van de binnenhuls van een hagelpatroon. De vergelijking was sprekend.9.
Bij onderzoek van de plaats delict is vastgesteld dat de ruimte waar het slachtoffer werd aangetroffen een kleine ruimte achterin het pand betrof. Om in deze ruimte te komen moet men via een deur aan de achterzijde van het pand naar binnen en dan linksaf een gang in. Aan het einde van deze gang bevindt zich de bewuste ruimte. In deze ruimte waren, gezien vanaf de deuropening richting het slachtoffer, bloedspatten zichtbaar op de achterwand, plafond en stellage. Op de grond in de hoek stond een kluis. De kluis was open en voor de kluis stond een plastic bakje met daarin een leeg gripzakje voor muntgeld.10.
Bij nader onderzoek werd op de plaats delict op de bovenste plank van een stellingkast een binnenhuls aangetroffen met daaraan vast verbonden de hagelprop uit een hagelpatroon.11.
De aangetroffen schotelprop is onderzocht door het NFI. Uit dit onderzoek blijkt dat de schotelprop afkomstig is van een hagelpatroon voorzien van staalhagel van het kaliber 12. Dergelijke hagelpatronen worden doorgaans verschoten met jachtgeweren en riotguns. De losse hagelkorrels zijn staalhagelkorrels van hagelgrootte 3 volgens het Amerikaanse en 4 volgens het Engelse systeem.12.
Uit een nader verhoor van [getuige 2] komt naar voren dat in september en oktober 2009 in [naam restaurant] een meisje werkte met de naam [vriendin van verdachte] . [getuige 2] bracht haar na het werk wel eens terug naar de Doggershoek.13.Uit onderzoek bleek dat dit betrof: [vriendin van verdachte] , geboren op [geboortedatum] .14.
In november 2009 heeft de heer [getuige 4] , hoofd beveiliging van de Rijksinrichting voor Jongeren De Doggershoek in Den Helder, contact gezocht met de politie in verband met de aldaar verblijvende [vriendin van verdachte] en haar vriend [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte). In een door de heer [getuige 4] aan de politie overhandigd verslag van de groepsleiding staat vermeld dat [vriendin van verdachte] in de dagen na de overval overstuur was en aangaf dat ze bang was dat ze zelf als verdachte aangemerkt zou worden.15.
Het telefoonnummer van [vriendin van verdachte] is afgeluisterd. Op 2 mei 2011 wordt [vriendin van verdachte] op het bij haar in gebruik zijnde nummer gebeld door haar zus [getuige 5] . In dit gesprek wordt onder meer het volgende gezegd16.:
Z=Zus A= [vriendin van verdachte]
Z: Maar de dingen die jij mij had verteld, zeg maar dat is de grote reden waarom jij niet van hem af kan komen, die geheime dingen, wat jij mij hebt verteld.
A: Ja.
Z: Wat wil je daarmee doen dan?
A: Ik ga hem ermee chanteren! Niet over de telefoon vertellen wat die heeft gedaan.
Z: Nee, ik zeg niets.
A: Maar ik ga hem ermee chanteren. Ik zeg als jij mij dwars zit, ga ik je ook dwars zitten. Laat jij met rust, ik laat je met rust, laat je me niet met rust zit ik je dwars. Ik liet hem schrikken, ik ging naar buiten de balkon op en begon te schreeuwen hij is hier, wat die heeft gedaan en zo ik heb hem (ntv) op straat.
[getuige 5] is naar aanleiding van dit gesprek op 26 mei 2011 gehoord door de politie. Zij heeft daarbij verklaard dat zij ongeveer twee maanden daarvoor met [vriendin van verdachte] in Den Helder liep en dat [vriendin van verdachte] toen vertelde dat haar vriend iets heel ergs had gedaan, dat hij namelijk een overval had gepleegd met zijn maten en dat één van hun die man door zijn hoofd had geschoten. [vriendin van verdachte] heeft het woord ‘Callantsoog’ niet genoemd, ze zei alleen dat het een Egyptisch restaurant was. [getuige 5] geloofde het verhaal in eerste instantie niet, maar later, door het genoemd telefoongesprek, begreep zij dat het geen lulverhaal was.17.
In de periode van 30 maart 2012 tot en met 11 mei 2012 is in de woning aan de [adres] , waar verdachte en [vriendin van verdachte] op dat moment verbleven, heimelijk de communicatie opgenomen. De opgenomen gesprekken zullen hierna worden aangeduid als de OVC-gesprekken. De deelnemers aan de gesprekken zullen steeds als volgt worden aangeduid: A = [vriendin van verdachte] en P = verdachte. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de weergave van de OVC-gesprekken de persoon is die als P wordt aangeduid.18.
Op 30 maart 2012 omstreeks 10.45 uur hebben twee verbalisanten op het adres [adres] aan verdachte de vordering tot gerechtelijk vooronderzoek (GVO) overhandigd. Uit de vordering valt op te maken dat hij verdacht werd van betrokkenheid bij de overval op [naam restaurant] in Callantsoog en bij de dood van [slachtoffer] . Tevens werd hem een brief overhandigd, afkomstig van de rechter-commissaris in strafzaken en inhoudende de mededeling dat in verband met het GVO op 2 april 2012 in het gerechtsgebouw in Alkmaar een getuige gehoord zou worden.19.
Daarna is te horen hoe verdachte hierover tot 11.03 uur telefonisch informatie inwint.
Vervolgens is om 11.05 uur een fluistergesprek te horen:A: ons geheimP: ja.Kort hierna, vanaf 11.13 uur, wordt het volgende gesprek in de woning afgeluisterd:
P: (onverstaanbaar) je weet toch, je moet je niet druk maken (onverstaanbaar) je moet je mond dicht houden.
P: (onverstaanbaar) advocaat gesproken.
(fluisteren, onverstaanbaar)
P: Ja toch, je moet je niet druk maken (onverstaanbaar) jij moet alleen je mond dicht houden.
A: Ja maar als ik weer.... zie je daarom ik ben alleen maar je fucking vriendin. Denk jij, daarom ik maak me altijd druk van... .helpen want als ik daar kom ik ben niets van jou. Ik heb geen broer of zo die ik kan mee nemen die mij kan helpen of zo. Dat snap jij niet. En ik weet jij bent in die shit snap je.
P: (onverstaanbaar) advocaat bellen.20.
Op 31 maart 2012 omstreeks 11.45 uur zijn opnieuw twee verbalisanten aan de deur geweest bij de woning aan de [adres] . De verbalisanten hebben [vriendin van verdachte] meegedeeld dat zij de getuige was die op 2 april gehoord zou worden, maar dat dit verhoor niet door kon gaan. Verdachte was hierbij aanwezig.21.
Onmiddellijk hierop volgend, vanaf 11.55 uur, hebben verdachte en [vriendin van verdachte] de volgende conversatie:
P: Ik ben (klinkt als “verkocht”), hoe komen ze daar bij [vriendin van verdachte] , hoe komen ze daar bij, hoe komen ze bij ons... .Shit.
A: Rustig
P: Ja, maar ze komen steeds dichterbij hoe komen ze daar bij [vriendin van verdachte]
A: (onverstaanbaar) niemand dat het weet
P: ik ben zo vaak opgepakt [vriendin van verdachte] , hoe zou iemand denken wie de moordenaar is.
A: ja, weet ik veel, je moet zeggen... en afging... (onverstaanbaar) je moet niet zeggen eigenlijk niet afging. Ging verkeerd. Poging.
Misschien is het ook iets dan zeg jij toch als die (onverstaanbaar) het is echt beroerd, sorry hoor maar vandaag is het allemaal fout gebeurd, kogel door je kop poging tot, (onverstaanbaar) ze schijnen scheldwoord (fonetisch) ze (onverstaanbaar) gepakt, anders ga ik zeggen (onverstaanbaar) ik vind het goed (onverstaanbaar) ik lag in bed die dag was gewoon in mijn huis.22.
Op 1 april 2012, om 00.20 uur, vindt een gesprek plaats tussen [vriendin van verdachte] , verdachte en een vrouw genaamd [getuige 6] (de rechtbank begrijpt: [getuige 6] ). De samenvatting van het gesprek houdt onder meer het volgende in:
A schreeuwt en roept: ik bel de politie. [getuige 6] schreeuwt ook dat ze de politie gaat bellen. A gaat al schreeuwend naar de tuin en schreeuwt: “Help, help, help (geluid van een wegrijdende scooter) moordenaar”. P gaat vermoedelijk weg.
A belt 112 en zegt dat haar ex haar een blauw oog heeft geslagen en dat ze op de [adres] woont en dat de politie moet komen. A geeft aan dat ‘hij” drugs bij zich heeft en snuift, dat hij [verdachte] heet, zegt dat hij op de brommer is weggereden.23.
Op 5 april 2012 ontspint zich de volgende conversatie tussen [vriendin van verdachte] en verdachte:
13.20
uur:
P: aub, wil je wat voor mij doen?
A: Fuck jou
P: bel jij ze
A: nee, ik heb geen (onverstaanbaar)
P: waarom dreig je daar dan mee?
A: Wat zeg je
P: waarom dreig je er dan mee?
A: wanneer heb ik hiermee gedreigd
P: net
A: net? Heb ik vandaag gezegd:” ik ga jou snitchen”. Je moet je oren schoonmaken, luisteren wat ik zei, dat heb ik niet gezegd, ik heb niks gezegd.
14:23 uur:
P: Bel jij aub naar politiebureau, bel en ...., kijk jij maar.. he, jij was belangrijk, maar (onverstaanbaar) bang te zijn over wat jij zegt over kluis en dit en dat. Eeh!! Toen was ik jong. Je moet weten, als wij eenmaal uit elkaar zijn, al moet ik zo lang gaan zitten, ik kom vrij opnieuw beginnen dan. Als wij zo uit elkaar gaan, opnieuw. Je hoeft niet bang te zijn, ik zou er een punt achter zetten, Ik zou jou nooit wat aandoen.24.
Diezelfde middag, vanaf 16.20 uur, wordt het volgende gehoord:
A: Ze zouden een dagvaarding of zoiets opsturen ze zijn gekomen om snel….(Onverstaanbaar) Toch??
A: ... (Onverstaanbaar) gaan.
P: Nee, nee, nee alsjeblieft dat is wel heel dom gedacht (onverstaanbaar), Jawel, anders duurt t niet zo lang
A: (Onverstaanbaar) daar wachten (onverstaanbaar) ik heb ook andere problemen er bij. Wat jij zei vorige keer: ”als je wordt opgeroepen moet we eerst afspreken wat we gaan zeggen”. Onverstaanbaar), ik zweer het je politie.., hier in mijn zak he, die man.25.
Op 7 april 2012 hebben verdachte en [vriendin van verdachte] het volgende gesprek met elkaar:
14:10 uur
A: Moet je zelf weten, is jouw ding, want jij hebt al een keuze gemaakt. Jij hebt niet voor mij gekozen, jij hebt voor je pik gekozen.
P Nee, heb voor jou gekozen
14:14 uur
A: Nee je hebt voor je pik gekozen. Als had je voor mij gekozen had je, had je nooit... (ntv) voor mij. Als je voor mij had gekozen, had je nooit voor gelogen, Had je nooit de kans gegeven om ... .(ntv).. . .dingen. ..dankjewel... .absoluut.. absoluut (ntv)... van vreemdgaan En mijn privé dingen vertellen, ga ik doen, ik ga ook jouw privé dingen lopen vertellen, ik ga alles vertellen,...alles... .alles wat ik over jouw familie en van jou weet ga ik vertellen.
P: Nee, nee, dat heb ik niet gedaan.
A: Nee, nee, dat heb jij niet....dat is mijn privé dingen...
P: (Onverstaanbaar) vast gezeten!!!
A: Ja. waarom zeg je dat? Loop ik te zeggen dat jij diegene hebt vermoord, tegen anderen????
P: “houd alstublieft mee op” (fon.).
A: Nee, Doe ik toch ook niet, doe ik toch ook niet... .doe ik ook niet, het zijn jouw privédingen loop ik te zeggen “He hij heeft vastgezeten omdat ie overvallen en dat soort dingen allemaal deed vroeger”?? Nee...
P: Nee, heb ik ook niet gezegd.
A: Dat zeg ik tegen niemand...nee gaat niemand wat aan. Ik hou mijn mond over jou [bijnaam verdachte] .26.
Op 20 april 2012 heeft de politie op het adres [adres] een krantenartikel in de brievenbus gedaan, afkomstig van de internetsite van De Telegraaf en met als kop “Arrestatie in moordzaak Callantsoog”.27.
Op 26 april 2012 omstreeks 10.15 uur zijn twee medewerkers van het Bureau Observatie en Technische Ondersteuning van de politie Haaglanden naar de [adres] gegaan. Op aanbellen werd opengedaan door [vriendin van verdachte] . Een van de verbalisanten vertelde haar dat hij van de week een krantenknipsel van de overval in Callantsoog bij haar in de brievenbus had gedaan en vroeg haar of zij of [bijnaam verdachte] (verdachte) had gepraat en of het geweer goed was gedumpt. Vervolgens verscheen verdachte voor het raam op de eerste verdieping. De verbalisant vroeg ook hem of hij had gepraat en of het geweer goed gedumpt was.28.
Hierna wordt het volgende in de woning gevoerde gesprek afgeluisterd:
11.15
uur
P: er is een verdachte maandag opgepakt en vrijdag onverstaanbaar, voordat zij naar de rechtbank ging is er al iemand opgepakt. Onverstaanbaar die gast zou nog vast zitten ofzo.
[gesprekspartner] (de rechtbank begrijpt: [gesprekspartner] ): onverstaanbaar... iemand die je… onverstaanbaar
[bijnaam verdachte] : Dat is.. onverstaanbaar. Die gaat mij toch niet verraden dat ik het wapen heb weggegooid.
[gesprekspartner] : nee nee ik bedoel.. kan het zijn, ik speculeer, kan het zijn dat die persoon is iemand die je kent?
P: Die is opgepakt?
[gesprekspartner] : En je naam heeft genoemd
P: onverstaanbaar... wat ik weet is niemand die ik ken is opgepakt voor die zaak, in Amsterdam ook niet want ze hebben ook niet gezegd waar die gene is opgepakt.
Op 11 juni 2012 verzendt [vriendin van verdachte] een drietal sms-berichten naar de telefoon van verdachte, met de volgende teksten:29.
11.12.40
uur:
Haha je hebt mooi brommer hahah moordenaar [getuige 6] weet het ook hoe ik alles weet en je zusje weet ook veel je broertje ook dus [bijnaam verdachte] je zusje gaat zowiezo
11.12.56
uur:
Praten als politie haar pakt dus dat sukkel
11.16.12
uur:
Moordenaar jij en je matties je loopt ander te bedreigen met de dood raak haar aan ga je zien hoerenkind rot op man zwerver
[getuige 6] heeft op 4 juli 2012 verklaard dat zij ongeveer twee maanden een relatie met verdachte heeft gehad. Op 29 mei 2012 kwam verdachte in de woning van de moeder van [getuige 6] . Verdachte was aan komen rijden in een auto samen met [vriendin van verdachte] en twee andere jongens. [vriendin van verdachte] was met de twee jongens op straat blijven staan. [getuige 6] hoorde later van een van die jongens dat [vriendin van verdachte] richting verdachte had geroepen: “Ik weet wie je door zijn kop hebt geschoten.”30.
Uit onderzoek is gebleken dat de jongen van wie [getuige 6] dit gehoord had, [getuige 7] was geweest.31.[getuige 7] heeft bevestigd dat hij op enig moment [vriendin van verdachte] bij een ruzie met [getuige 6] heeft horen schreeuwen: “Je hebt die man door zijn kop geschoten.”32.
Ook [getuige 8] heeft verklaard dat hij [vriendin van verdachte] bij een ruzie met [getuige 6] , in het bijzijn van verdachte en van [getuige 7] , iets heeft horen schreeuwen in de trant van: “Je hebt hem gewoon door zijn kop geknald.”33.
De TCI-officier van justitie mr. M.A. Oudendijk heeft bij proces-verbaal van 5 juni 2014 gerelateerd dat een getuige zich tot de politie had gewend, die anoniem wilde verklaren over de betrokkenheid van [bijnaam verdachte] , samen met een ander, bij de overval op restaurant [naam restaurant] in Callantsoog en de dood van de eigenaar.
Op vordering van de officier van justitie heeft de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank de getuige de status van – kort gezegd – anonieme bedreigde getuige als bedoeld in artikel 226a van het Wetboek van Strafvordering verleend.
Op 17 februari 2015 is deze getuige gehoord door de rechter-commissaris. Op de vraag wat hij weet van de overval op restaurant [naam restaurant] op 20 oktober 2009 in Callantsoog, heeft de getuige verklaard dat hij van [bijnaam verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) heeft gehoord dat die overval door hem samen met [bijnaam] was gepleegd en dat het uit de hand gelopen was. [bijnaam verdachte] zei dat hij per ongeluk iemand had neergeschoten, aldus de anonieme bedreigde getuige. In het proces-verbaal van het verhoor is aangetekend dat de getuige de vraag gedetailleerder heeft beantwoord, maar dat de rest van zijn antwoord niet in het proces-verbaal is opgenomen in verband met de afscherming van de getuige. De politie heeft de getuige meerdere foto’s laten zien en hij heeft de persoon met de naam [bijnaam verdachte] aangewezen.34.
De rechtbank is op grond van vorenstaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat – kort gezegd –verdachte, samen met anderen, op 20 oktober 2009 de overval op restaurant [naam restaurant] heeft gepleegd en dat verdachte degene is geweest die de eigenaar van het restaurant, [slachtoffer] , door het hoofd heeft geschoten, waardoor deze is overleden, één en ander op de wijze als hierna onder het kopje ‘bewezenverklaring’ nader aangeduid.
4.4.
Bewijsoverweging
Algemene beschouwing met betrekking tot het bewijs
Het bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij de hem ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor aangeduid, berust in overwegende mate op drie pijlers, te weten de verklaring van de getuige [getuige 5] , de OVC-gesprekken en de verklaring van de anonieme bedreigde getuige. Deze pijlers ondersteunen elkaar onderling en verlenen gezamenlijk draagkracht aan de bewijsconstructie. Elk van deze pijlers zou op zichzelf onvoldoende zijn om een bewijsconstructie op te bouwen, maar in onderling verband verlenen zij naar het oordeel van de rechtbank aan de bewijsconstructie voldoende stevigheid om een bewezenverklaring te dragen. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee het bewijs dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan niet uitsluitend, maar ook niet in beslissende mate gegrond op de verklaring van de onderhavige anonieme getuige.
De rechtbank zal hierna de verschillende pijlers aan de hand van de gevoerde verweren nader beschouwen.
De verklaringen van de getuige [getuige 5]
De raadsman heeft het standpunt ingenomen dat zozeer aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuige [getuige 5] kan worden getwijfeld, dat deze niet voor het bewijs gebruikt kunnen worden.
De rechtbank stelt op dit punt voorop dat de verklaring van [getuige 5] , zoals afgelegd op 26 mei 2011, voortbouwt op het afgeluisterde telefoongesprek tussen haar en [vriendin van verdachte] , waarin wordt gesproken over de ‘geheime dingen’ met betrekking tot verdachte waarover [vriendin van verdachte] had verteld. Bij haar verhoor van 26 mei 2011 heeft [getuige 5] verklaard wat dit geheim behelsde, namelijk dat de vriend van [vriendin van verdachte] (verdachte) met zijn maten een overval had gepleegd en dat daarbij een man door zijn hoofd geschoten was. [vriendin van verdachte] heeft weliswaar verklaard dat het geheim waarover zij met haar zus [getuige 5] sprak een andere inhoud had, maar zij erkent wel met zoveel woorden dat er een gesprek met [getuige 5] heeft plaatsgevonden over een geheim ten opzichte van verdachte. (proces-verbaal van bevindingen dossierpagina G 1 p. 234).De door [vriendin van verdachte] gestelde andere gespreksinhoud is volstrekt onaannemelijk, zodat de rechtbank aan dat deel van haar verklaring voorbijgaat.
De verklaring van de getuige vindt voorts ondersteuning in onder meer de volgende hierboven reeds aangehaalde feiten en omstandigheden:
- -
[vriendin van verdachte] schreeuwt in de tuin van hun huis tegen verdachte: ‘Moordenaar’;
- -
het sms-bericht waarin [vriendin van verdachte] verdachte moordenaar noemt;
- -
[vriendin van verdachte] roept op straat tegen verdachte dat zij weet wie hij door zijn kop geschoten heeft;
- -
een OVC-gesprek waarin [vriendin van verdachte] spreekt over het ‘snitchen’ (verraden aan de politie) van verdachte en een OVC-gesprek waarin [vriendin van verdachte] zegt dat ze alle privé- dingen van verdachte gaat vertellen en de (kennelijk retorische) vraag stelt: “loop ik te zeggen dat jij diegene hebt vermoord tegen anderen?”.
De raadsman heeft er nog op gewezen dat de verklaring die de getuige bij de rechter-commissaris heeft afgelegd niet in alle opzichten overeenstemt met haar verklaring bij de politie. Ontegenzeggelijk zijn er verschillen aan te wijzen tussen beide verklaringen. De rechtbank acht dit echter geen symptoom van onbetrouwbaarheid. Het zou integendeel, gelet op de beperkingen van het menselijk geheugen, bevreemding wekken als twee verklaringen van een getuige, afgelegd met een tussenpoos van ruim anderhalf jaar, tot in detail zouden overeenkomen.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de inhoud van de verklaring van de getuige [getuige 5] voldoende ondersteuning vindt in andere bewijsmiddelen om als betrouwbaar beoordeeld te worden. Het gegeven dat, zoals de raadsman heeft aangevoerd, uit de verbatim uitwerking van het verhoor blijkt dat de politie de informatie heeft aangereikt dat [vriendin van verdachte] werkte in een restaurant dat overvallen is waarbij de eigenaar is doodgeschoten, doet hier niet aan af. Uit de schriftelijke weergave van het verhoor kan worden afgeleid dat het de getuige moeite kost om haar verhaal te doen, maar niet blijkt van ontoelaatbare sturing door de verhoorders.
De rechtbank laat de verklaring van [getuige 5] dan ook meewerken tot het bewijs.
De OVC-gesprekken
De verdediging heeft gesteld dat niet vastgesteld kan worden dat de in de woning van verdachte afgeluisterde gesprekken betrekking hebben op de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank overweegt dat zulks in ieder geval niet opgaat voor die gesprekken die onmiddellijk volgen op direct aan de feiten gerelateerde gebeurtenissen, zoals het overhandigen aan verdachte van de vordering GVO, de mededeling door de politie dat [vriendin van verdachte] als getuige gehoord zal worden over de overval op [naam restaurant] en het bezoek door ‘undercover’ agenten naar aanleiding van een krantenartikel over de overval. Deze gesprekken staan ontegenzeggelijk in het teken van de gebeurtenissen van 20 oktober 2009 in Callantsoog. Dit maakt aannemelijk dat ook de gesprekken waarin de termen ‘moordenaar’, ‘kogel door je kop’ en ‘je hebt diegene vermoord’ worden gebezigd, bezien moeten worden in de context van de ten laste gelegde feiten.
Daar komt nog bij dat verdachte zich in de verhoren door de politie bij elk van de hem voorgehouden OVC-gesprekken heeft beroepen op zijn zwijgrecht. Ter zitting van
13 oktober 2015 heeft verdachte te kennen gegeven dat hij bij de politie gezwegen had omdat hij de politie niet vertrouwde. Vervolgens heeft hij, toen hem door de rechtbank gesprekken werden voorgehouden die duidelijk in de context van de ten laste gelegde feiten geplaatst moeten worden, slechts verklaard dat de gesprekken lang geleden hebben plaatsgevonden en dat hij niet meer weet waar zij over gingen. Verdachte heeft, met andere woorden, geen alternatief scenario gepresenteerd, dat de inhoud van de als belastend op te vatten gesprekken kan verklaren.
De rechtbank acht het voorts opmerkelijk dat in geen van de afgeluisterde gesprekken een expliciete ontkenning van betrokkenheid bij de feiten wordt geuit, terwijl er ook geen uitingen van boosheid of verontwaardiging te bespeuren vallen – zoals toch verwacht mag worden van iemand die zonder grond van onder meer een levensdelict zoals het onderhavige wordt beschuldigd.
De rechtbank acht om deze redenen de hierboven aangehaalde OVC-gesprekken redengevend voor het bewijs van de ten laste gelegde feiten.
De anonieme bedreigde getuige
De procedure
De raadsman heeft er een punt van gemaakt dat de anonieme bedreigde getuige eerder als informant van de CIE (thans: TCI) is opgetreden en met name van de omstandigheid dat dit gegeven eerst door het proces-verbaal van de TCI-officier van justitie, mr. Oudendijk, van 2 april 2015 aan het licht is gekomen. Dit gegeven is niet vermeld in de beschikking van de rechter-commissaris van 22 september 2014 waarbij aan de getuige de status van anonieme bedreigde getuige ex artikel 226a Sv is verleend. Hierdoor was de appelrechter die moest oordelen over het hoger beroep tegen de beschikking van de rechter-commissaris niet met dit gegeven bekend. In de visie van de verdediging kleven om deze redenen aan de wijze van totstandkoming dan wel aan de inhoud van het bevel van de rechter-commissaris zodanige gebreken dat gebruikmaking van de verklaringen van de anonieme bedreigde getuige zou indruisen tegen het recht van verdachte op een eerlijk proces zoals gewaarborgd in artikel 6 van het EVRM.
De rechtbank stelt voorop dat geen rechtsregel zich ertegen verzet dat een persoon die als informant informatie verstrekt aan de CIE of het TCI van de politie in een later stadium een verklaring aflegt als anonieme bedreigde getuige. Voorts staat het de politie, in casu de CIE/TCI, vrij om een informant die belangrijke informatie heeft verstrekt, te benaderen teneinde hem ertoe te bewegen om, al dan niet anoniem, een verklaring als getuige af te leggen, welke verklaring vervolgens als wettig bewijsmiddel gebruikt kan worden.
De rechtbank merkt voorts op dat de rechter-commissaris, blijkens zijn brief aan de raadsman van 8 april 2014, kort voor het zogeheten statusverhoor op 19 september 2014 (en dus vóór zijn beslissing van 22 september 2014) van de officier van justitie heeft vernomen dat de anonieme bedreigde getuige ook informant was. Aangenomen mag worden dat de rechter-commissaris dit gegeven heeft laten meewegen bij zijn beslissing.
De raadkamer van de rechtbank heeft in haar beslissing op het hoger beroep van de raadsman tegen de beschikking van de rechter-commissaris, als haar oordeel uitgesproken dat, alles afwegende, de rechter-commissaris bij het nemen van zijn beslissing niet alleen de wettelijke criteria in acht heeft genomen, maar ook de vereisten die voortvloeien uit de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Niet valt in te zien dat bekendheid met het gegeven dat de anonieme bedreigde getuige eerder als informant info aan de CIE heeft gegeven, voor de overwegingen en het oordeel van de raadkamer enig verschil gemaakt zou hebben.
De rechtbank is, de gehele gevolgde procedure in ogenschouw nemend, van oordeel dat aan de totstandkoming van de status van anonieme bedreigde getuige geen fundamentele gebreken kleven. Het verweer van de raadsman wordt mitsdien verworpen.
Betrouwbaarheid
De verdediging heeft daarnaast de betrouwbaarheid van de verklaring van de anonieme bedreigde getuige betwist en gesteld dat de resultaten van het verhoor van de anonieme bedreigde getuige om die reden niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. De raadsman heeft deze stelling voornamelijk opgehangen aan het vermeende liegen door de anonieme bedreigde getuige over het al dan niet krijgen van een beloning.
De raadsman heeft zich er verder over beklaagd dat de wijze waarop het verhoor van de anonieme bedreigde getuige heeft plaatsgevonden – kort gezegd: buiten aanwezigheid van de verdediging en ondervraging middels schriftelijk opgegeven vragen – een onevenredige beperking en belemmering oplevert van de uitoefening van het ondervragingsrecht, daaronder begrepen de toetsing van de betrouwbaarheid van de getuige en/of diens verklaring. Gebruik van de verklaring voor het bewijs zou daarom indruisen tegen het recht van verdachte op een eerlijk proces, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het is juist dat de mogelijkheden voor de verdediging om het ondervragingsrecht uit te oefenen, en daarmee om de betrouwbaarheid van de getuige te toetsen, bij een anonieme bedreigde getuige als bedoeld in artikel 226a Sv beperkt worden. Dat is nu eenmaal inherent aan de door de wetgever met artikel 226a tot en met 226f Sv in het leven geroepen regeling.
Ter compensatie schrijft artikel 226e voor dat de rechter-commissaris de betrouwbaarheid van de getuige onderzoekt en daaromtrent in een proces-verbaal rekenschap aflegt. De rechter-commissaris heeft aan deze verplichting voldaan met zijn proces-verbaal van verrichtingen en bevindingen van 22 april 2015. In dit proces-verbaal heeft de rechter-commissaris met betrekking tot de betrouwbaarheid van de getuige onder meer het volgende gerelateerd:
De getuige verklaarde steeds direct en vrijuit en gaf op veel vragen antwoord met veel details. Tijdens het verhoor was de getuige rustig en ontspannen. De getuige heeft de rechter-commissaris inzicht gegeven in zijn/haar redenen van wetenschap. De getuige kwam hierin geloofwaardig op de rechter-commissaris over. De rechter-commissaris heeft geconstateerd dat veel details die de getuige heeft gegeven overeenkomen met onderzoeksbevindingen in het dossier. De rechter-commissaris kan omwille van het verbergen van de identiteit van de getuige niet aangeven om welke details het gaat.
De rechter-commissaris heeft geen omstandigheid geconstateerd op grond waarvan hij aan de betrouwbaarheid van de getuige zou dienen te twijfelen. De rechter-commissaris is niet gebleken dat de getuige er belang bij heeft in deze niet de waarheid te spreken, noch is gebleken dat de getuige enig belang heeft bij het afleggen van de onderhavige verklaring. De getuige heeft op de rechter-commissaris een betrouwbare en geloofwaardige indruk gemaakt en de getuige heeft op 17 februari en 9 april 2015 naar het oordeel van de rechter-commissaris een betrouwbare verklaring afgelegd.
Op 20 augustus 2015 is de anonieme bedreigde getuige nogmaals gehoord. Dit verhoor vormde voor de rechter-commissaris geen aanleiding wijziging aan te brengen in hetgeen op 22 april 2015 (in het proces-verbaal van verrichtingen en bevindingen van de rechter-commissaris is kennelijk abusievelijk opgenomen 15 april 2015) is opgemerkt omtrent de betrouwbaarheid van de getuige.
Nu, zoals de rechtbank ter zitting van 22 mei 2015 heeft geoordeeld, de gezondheid of het welzijn van de getuige aan het afleggen van een verklaring ter zitting in de weg staan, heeft de rechtbank niet de mogelijkheid de betrouwbaarheid van de anonieme getuige zelf ten volle te toetsen. De rechtbank ziet zich genoodzaakt op dit punt goeddeels te varen op het kompas van de rechter-commissaris. De rechtbank heeft op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting geen aanleiding om tot een ander oordeel over de betrouwbaarheid van de getuige te komen dan de rechter-commissaris.
Dat de getuige niet steeds consistent heeft verklaard over het al dan niet verkrijgen van (een deel van) de uitgeloofde beloning, doet naar het oordeel van de rechtbank geen afbreuk aan de geloofwaardigheid van de kern van de verklaring. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat aan de getuige in de eerste fase, die van informant, is meegedeeld dat hij geen aanspraak op een beloning kon maken omdat hij niet als getuige op naam verklaarde.Nadien bleek zulks onder omstandigheden ook bij een anonieme getuige mogelijk.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande de verklaring van de anonieme bedreigde getuige betrouwbaar en doet deze meewerken tot het bewijs.
De rechtbank stelt voorts vast dat de anonieme bedreigde getuige als zodanig is gehoord door de rechter-commissaris en dat het bewezen verklaarde feit een misdrijf betreft zoals omschreven in artikel 67, eerste lid Sv en dat gezien zijn aard een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert.
Verband tussen overval en overlijden slachtoffer
De raadsman is van mening dat niet bewezen kan worden dat het overlijden van het slachtoffer het gevolg is van geweld dat is gebruikt met het oogmerk op – kort gezegd – diefstal met geweld en/of afpersing.
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen naar voren komt dat sprake was van een situatie waarin drie personen met meerdere wapens het restaurant binnenkwamen, de aanwezigen bedreigden, geweld gebruikten tegen één van hen, om geld riepen, een portemonnee met geld wegnamen en riepen dat ze de rest van het geld ook wilden. Vervolgens heeft één van de overvallers zich begeven naar het kantoor waar de eigenaar van het restaurant zich bevond met de dagopbrengst. Daar is [slachtoffer] door het hoofd geschoten waarna de dagopbrengst is meegenomen. Gelet op deze omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank het gebruikte geweld zozeer verweven met de overval dat gezegd moet worden dat het feit van de diefstal met geweld en/of de afpersing de dood van het slachtoffer tot gevolg heeft gehad.
voorwaardelijk opzet
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen bewijs voorhanden dat verdachte willens en wetens heeft geschoten op het slachtoffer en daarmee het volle opzet had op het gevolg, de dood van [slachtoffer] .Ook het proces-verbaal sporenonderzoek van 5 november 2009 vormt hiertoe zeker geen bijdrage.Op grond van de verklaring van de anonieme bedreigde getuigegaat de rechtbank ervan uit dat het dodelijke schot een ongeluk is geweest. De rechtbank is daarbij van oordeel dat verdachte door met een geladen en gebruiksklaar vuurwapen de confrontatie met de eigenaar van het restaurant aan te gaan bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er een schot gelost zou worden, met dodelijke afloop. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzet, in voorwaardelijke vorm, heeft gehad op de dood van het slachtoffer.
4.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 20 oktober 2009 te Callantsoog, gemeente Zijpe, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met een vuurwapen met dat opzet, op/in het lichaam van die [slachtoffer] geschoten, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
en
hij op 20 oktober 2009 te Callantsoog, gemeente Zijpe, tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [getuige 2] en/of [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld en/of een portemonnee (met daarin 100 euro), toebehorende aan restaurant [naam restaurant] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld en/of een portemonnee (met daarin 100 euro), toebehorende aan restaurant [naam restaurant] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] en/of [getuige 2] en/of andere aanwezigen, gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte en/of zijn mededaders
- met gezichtsbedekking restaurant [naam restaurant] is/zijn binnengekomen en
- een geweer en/of een mes en/of een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond en/of heeft/hebben gericht op de aanwezige personen en
- [getuige 3] tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en
- heeft/hebben geroepen: “liggen, liggen” en/of “waar is het geld” en
- op/in het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geschoten
welk feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Doodslag
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit de dood ten gevolge heeft
en/of
diefstal, voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit de dood ten gevolge heeft.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren met aftrek van voorarrest.
7.2.
Standpunt van verdachte/de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om, in geval het tot strafoplegging komt, een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie gevorderd. Dit in verband met de omstandigheid dat in ieder geval een deel van de tenlastelegging niet bewezen kan worden, de jonge leeftijd van verdachte ten tijde van het feit en zijn geringe strafblad.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met twee anderen een gewapende overval gepleegd op restaurant [naam restaurant] in Callantsoog. Hierbij zijn werknemers van het restaurant en een dochter en het negenjarige zoontje van het latere slachtoffer, ernstig bedreigd. Een van de aanwezige personeelsleden is mishandeld. Omdat in de eetzaal van het restaurant slechts een portemonnee met een klein geldbedrag werd gevonden, is verdachte, op zoek naar meer buit, naar het achterin het pand gelegen kantoor gegaan. Daar heeft verdachte de eigenaar van het restaurant, [slachtoffer] , met een hagelgeweer door het hoofd geschoten, als gevolg waarvan hij is overleden.
De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte het dodelijke schot per ongeluk heeft gelost. Dit doet achter niet af aan het feit dat verdachte [slachtoffer] het meest fundamentele recht, het recht op leven, heeft ontnomen. Het leven van een onschuldig slachtoffer is opgeofferd aan de zucht naar geld van verdachte en zijn mededaders. Aan de nabestaanden, en met name aan de kinderen die hun vader voor altijd moeten missen, is groot en onherstelbaar leed toegebracht. Uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaringen van de beide dochters van [slachtoffer] blijkt wat een verwoestende invloed de gewelddadige dood van hun vader op hun leven heeft gehad en nog steeds heeft.
Daarnaast is door dit feit de rechtsorde ernstig geschokt. In de kop van Noord-Holland, maar ook daarbuiten heeft de fatale overval veel beroering en afschuw gewekt.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zijn verantwoordelijkheid niet heeft genomen en de nabestaanden nog steeds in het ongewisse laat over de precieze toedracht van de dood van [slachtoffer] .
Ten gunste van verdachte weegt mee zijn jeugdige leeftijd ten tijde van het plegen van het feit – hij was destijds negentien jaar.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 9 juli 2015, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder ter zake van geweldsdelicten is veroordeeld.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur zoals door de officier van justitie gevorderd moet worden opgelegd.
8. Vorderingen benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
[benadeelde partij 1]
Mr. M. Lousberg, advocaat te Amsterdam, heeft namens de benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde materiële schade bestaat uit een bedrag van € 1.719,00 voor kosten therapie, € 71,66 voor kosten medicijnen, € 674,08 voor reis- en telefoonkosten in verband met het overlijden van haar vader, € 27,94 voor portokosten, € 449,95 aan kosten voor kleding, € 117,60 voor kosten rechtbank/gemeente/BKR en € 100,00 voor reis- en telefoonkosten in verband met de strafzaak.
Wegens immateriële schade (affectieschade) wordt € 17.500,00 gevorderd.
Voorts wordt een bedrag gevorderd voor shockschade. Dit bedrag is ter zitting door de raadsvrouw van de benadeelde partij vermeerderd tot € 25.000,00.
Tot slot vordert de benadeelde partij € 196,00 voor de kosten van rechtsbijstand (eigen bijdrage).
De rechtbank merkt op dat het te betreuren valt dat de vordering, die om hoge bedragen gaat en deels juridisch niet heel eenvoudig is, nauwelijks 1 werkdag voor de zitting is ingediend zonder enig andere reden dan de door de raadsvrouw toegelichte processtrategie.Hierdoor heeft de raadsman van verdachte zich ondanks de hem ter zitting toegestane tijd voor bestudering en bespreking slechts in algemene termen over de vordering uitgelaten.
De rechtbank acht de vordering echter voldoende duidelijk om tot beoordeling daarvan over te gaan, zodat de benadeelde partij in zoverre in de vordering zal worden ontvangen.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten. In zoverre zal de vordering dan ook tot een bedrag van per saldo € 3.160,23 worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 oktober 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voorts zal de rechtbank de gevorderde kosten voor rechtsbijstand ten bedrage van € 196,00 toewijzen.
Ook vergoeding van de shockschade komt de rechtbank billijk voor. De benadeelde partij is in de horecazaak van haar vader geconfronteerd met drie gewapende overvallers en er is een wapen op haar gericht. Zij heeft hierdoor grote angst uitgestaan, temeer omdat zij haar negen jaar oude broertje moest beschermen. Vervolgens heeft zij haar vader zwaargewond in zijn kantoor aangetroffen. Ze heeft geprobeerd haar vader te helpen, maar hij is kort daarop ter plekke, in haar armen, overleden. De aard van het hersenletsel was van dien aard dat de met de eenzame hulpverlening gemoeide tijd voor haar onbeschrijflijk zwaar moet zijn geweest.
Op grond van deze omstandigheden acht de rechtbank een vergoeding voor immateriële schade tot een bedrag van € 15.000,00 naar billijkheid toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 oktober 2009 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering tot vergoeding van shockschade niet-ontvankelijk verklaren.
Wat betreft de post immateriële schade stelt de rechtbank voorop dat op grond van artikel 51f Sv degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij kan voegen in het strafproces.
Nabestaanden kunnen zich op eigen titel voegen voor zover het een vordering tot bepaalde vormen van vermogensschade betreft zoals bedoeld in artikel 6:108 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, hetgeen aan de orde is bij de onderhavige vordering van de nabestaande tot vergoeding van zogenaamde affectieschade, komt ingevolge het bepaalde in artikel 6:106 BW niet voor vergoeding in aanmerking.
Het door de raadsvrouw genoemde thans voorliggende wetsvoorstel “Schadevergoeding zorg en affectieschade” biedt op dit moment (nog) geen wettelijke basis voor toekenning van de gevorderde immateriële schade.
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht te anticiperen op de implementatie van de EU-Richtlijn van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten. De Richtlijn is op 15 november 2012 in werking getreden (2012/29/EU). In artikel 2 lid 1 sub a onder ii van de Richtlijn is bepaald dat de Nederlandse wetgever ervoor moet zorgen dat in de wet ook als “slachtoffer” moeten worden beschouwd familieleden van een persoon wiens overlijden rechtstreeks is veroorzaakt door een strafbaar feit en die schade hebben geleden als gevolg van het overlijden van die persoon. Die Richtlijn dient uiterlijk 16 november 2015 te zijn geïmplementeerd in het Nederlandse recht. Vaststaat dat dat op dit moment (nog) niet het geval is. Deze Richtlijn heeft daarom thans geen rechtstreekse werking en de nabestaanden kunnen er dus ook nog geen beroep op doen.
De rechtbank kan de benadeelde partij daarom niet ontvangen in haar vordering voor zover deze ziet op affectieschade.
Opgeteld wordt de vordering toegewezen tot een bedrag van € 18.356,23 (€ 3.160,23 + € 196,00 + € 15.000,00).
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De benadeelde partij kan de delen van de vordering die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: doodslag en een gewapende overval] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De maatregel wordt niet opgelegd ten aanzien van de kosten van rechtsbijstand, nu deze post niet gerekend wordt tot rechtstreekse schade in de zin van artikel 51 Sv.
[benadeelde partij 2]
Mr. A.P. Hendriks, advocaat te Amsterdam, heeft namens de benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde materiële schade bestaat uit een bedrag van € 100,00 voor reis- en telefoonkosten in verband met de strafzaak, € 450,00 voor reis- en telefoonkosten kort na het misdrijf, € 500,00 voor beveiliging van de woning, € 120,00 voor juridische kosten in verband met de nalatenschap en € 30,00 voor kosten van de uitvaart.
Wegens affectieschade wordt € 17.500,00 gevorderd.
Voorts wordt een bedrag van € 8.500,00 gevorderd voor shockschade.
De rechtbank merkt op dat het te betreuren valt dat de vordering, die om hoge bedragen gaat en deels juridisch niet heel eenvoudig is, nauwelijks 1 werkdag voor de zitting is ingediend zonder enig andere reden dan de door de raadsvrouw toegelichte processtrategie.Hierdoor heeft de raadsman van verdachte zich ondanks de hem ter zitting toegestane tijd voor bestudering en bespreking slechts in algemene termen over de vordering uitgelaten.
De rechtbank acht de vordering echter voldoende duidelijk om tot beoordeling daarvan over te gaan, zodat de benadeelde partij in zoverre in de vordering zal worden ontvangen.
De rechtbank is van oordeel dat de post ‘beveiliging van de woning’ geen schade betreft die rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten in de zin van artikel 361, lid 2 Sv. De benadeelde partij zal in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard worden.
De rechtbank is van oordeel dat de overige gestelde materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten. In zoverre zal de vordering dan ook tot een bedrag van per saldo € 700,00 worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 oktober 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Ook vergoeding van de shockschade komt de rechtbank billijk voor. De benadeelde partij is weliswaar niet bij de fatale overval zelf aanwezig geweest, maar is wel direct nadien ter plaatse gekomen en heeft gezien hoe in het kantoor waar haar vader om het leven is gekomen de vloer, de muren en het plafond met bloed en weefsel besmeurd waren. Daarnaast is zij in het mortuarium geconfronteerd met het verminkte lichaam van haar vader en heeft zij net als haar zuster het plotselinge verlies van haar vader te verwerken gekregen.
Op grond van deze omstandigheden acht de rechtbank de gevorderde vergoeding voor immateriële schade tot een bedrag van € 8.500,00 naar billijkheid toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 oktober 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Wat betreft de post immateriële schade stelt de rechtbank voorop dat op grond van artikel 51f Sv degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij kan voegen in het strafproces.
Nabestaanden kunnen zich op eigen titel voegen voor zover het een vordering tot bepaalde vormen van vermogensschade betreft zoals bedoeld in artikel 6:108 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, hetgeen aan de orde is bij de onderhavige vordering van de nabestaande tot vergoeding van zogenaamde affectieschade, komt ingevolge het bepaalde in artikel 6:106 BW niet voor vergoeding in aanmerking.
Het door de raadsvrouw genoemde thans voorliggende wetsvoorstel “schadevergoeding zorg en affectieschade” biedt op dit moment (nog) geen wettelijke basis voor toekenning van de gevorderde immateriële schade.
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht te anticiperen op de implementatie van de EU-Richtlijn van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten. De Richtlijn is op 15 november 2012 in werking getreden (2012/29/EU). In artikel 2 lid 1 sub a onder ii van de Richtlijn is bepaald dat de Nederlandse wetgever ervoor moet zorgen dat in de wet ook als “slachtoffer” moeten worden beschouwd familieleden van een persoon wiens overlijden rechtstreeks is veroorzaakt door een strafbaar feit en die schade hebben geleden als gevolg van het overlijden van die persoon. Die Richtlijn dient uiterlijk 16 november 2015 te zijn geïmplementeerd in het Nederlandse recht. Vaststaat dat dat op dit moment (nog) niet het geval is. Deze Richtlijn heeft daarom thans geen rechtstreekse werking en de nabestaanden kunnen er dus ook nog geen beroep op doen.
De rechtbank kan de benadeelde partij daarom niet ontvangen in haar vordering voor zover deze ziet op affectieschade.
Opgeteld wordt de vordering toegewezen tot een bedrag van € 9.200,00 (€ 700,00 + € 8.500,00).
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De benadeelde partij kan de delen van de vordering die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: doodslag en een gewapende overval] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
[benadeelde partij 3]
De benadeelde partij heeft door tussenkomst van [wettelijk vertegenwoordiger] als zijn wettelijk vertegenwoordiger een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou zijn geleden.
In de vordering worden weliswaar enkele concrete schadeposten genoemd, maar in de begeleidende brief waarnaar ter onderbouwing van de vordering wordt verwezen, staan weer andere bedragen vermeld. Ter zitting was geen vertegenwoordiger van de benadeelde partij aanwezig om de vordering nader toe te lichten. De rechtbank is van oordeel dat de vordering zoals deze thans is ingericht, niet kan worden behandeld als vordering van één van de benadeelde partijen omdat niet duidelijk is dat het formulier een opgave van de schade betreft die op grond van de wet voor vergoeding in aanmerking komt. De vordering zal daarom verder buiten behandeling worden gelaten.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] geleden schade tot een bedrag van € 18.356,23 (achttienduizend driehonderdzesenvijftig euro en drieëntwintig cent), bestaande uit € 3.356,23 voor de materiële en € 15.000,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 oktober 2009 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 18.160,23 (achttienduizend honderdzestig euro en drieëntwintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 oktober 2009 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 126 (honderdzesentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 2] geleden schade tot een bedrag van € 9.200,00 (negenduizend tweehonderd euro), bestaande uit € 700,00 voor de materiële en € 8.500,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 oktober 2009 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 9.200,00 (negenduizend tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 oktober 2009 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 81 (eenentachtig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. I.M. Nusselder en mr. N. Boots, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier A. Helder,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 oktober 2015.
Mr. Nusselder is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 27‑10‑2015
Het proces-verbaal van bevindingen ‘geluidsopname melding regionale meldkamer’ van 4 juni 2010, dossierpagina E 47 t/m 51.
Het proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 20091021 0020 2320 van 21 oktober 2009, inhoudende de verklaring van [getuige 1] , dossierpagina G 1 1 e.v.
Het proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 20091105 1340 2320 4323 van 5 november 2009, inhoudende de verklaring van [getuige 1] , aanvulling proces-verbaal, p. 12.
Het proces-verbaal van verhoor getuige van 21 oktober 2009, inhoudende de verklaring van [getuige 2] , dossierpagina G 1 28 t/m 31.
Het proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 20091112455 van 21 oktober 2009, inhoudende de verklaring van [getuige 3] , dossierpagina G 1 7 t/m/ 10.
Het proces-verbaal van verhoor aangever van 4 november 2009, inhoudende de verklaring van [aangeefster] , dossierpagina C 1 en 2.
Het proces-verbaal van bevindingen met nummer 2009 112453 van 1 oktober 2009, dossierpagina F 115 en het proces-verbaal van transport met nummer 2009 112453 van 21 oktober 2009, dossierpagina F 94.
Een deskundigenbericht, te weten een rapport, gedateerd 25 januari 2010, opgemaakt door F.W.R. van der Goot, arts en patholoog van het Nederlands Forensisch Instituut, dossierpagina F 218.
Het proces-verbaal sporenonderzoek van 5 november 2009, dossierpagina F 117 met als bijlage een fotomap (met name de foto's 34, 35, 36 en 41).
Het proces-verbaal van bevindingen met nummer 221009 1400 2024 van 23 oktober 2009, dossierpagina F 99
Een deskundigenbericht, te weten een rapport, gedateerd 2 februari 2010, opgemaakt door P. Pieper, deskundige wapens en munitie van het Nederlands Forensisch Instituut, dossierpagina F 112.
Het proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 20110611 10:00 1758 van 10 juni 2011, inhoudende de verklaring van [getuige 2] , dossierpagina G 1 55.
Het proces-verbaal zaaksdossier met nummer 2009112453 van 30 april 2015, dossierpagina A 20
Het proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 200911190150004323 van 19 november 2009, inhoudende de verklaring van [getuige 4] , dossierpagina G 1 120, met als bijlage een geschrift, ongedateerd, met als opschrift ‘verslag [vriendin van verdachte] ’.
Het proces-verbaal zaaksdossier met nummer 2009112453 van 30 april 2015, dossierpagina A 41 in samenhang met een geschrift, zijnde een verslag tapgesprek, dossierpagina G 1 193.
Het proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 20110526 van 26 mei 2011, inhoudende de verklaring van [getuige 5] , dossierpagina G 1 183/184.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 oktober 2015.
Het proces-verbaal van bevindingen met nummer 20120330 12:55 51551 van 30 maart 2012 dossierpagina E 104, met als bijlagen een vordering GVO met betrekking tot verdachte en een brief gedateerd 29 maart 2012, gericht aan verdachte en afkomstig van het kabinet van de rechter-commissaris.
Het proces-verbaal van bevindingen uitwerking OVC van 2 april 2012, dossierpagina D 2 10.
Het proces-verbaal van bevindingen van 31 maart 2012, dossierpagina E 109/110.
Het proces-verbaal van bevindingen uitwerking OVC van 7 juni 2012, dossierpagina D 2 20.
Het proces-verbaal van bevindingen uitwerking OVC van 4 april 2012, dossierpagina D 2 49.
Het proces-verbaal van bevindingen uitwerking OVC van 11 april 2012, dossierpagina D 2 94.
Het proces-verbaal van bevindingen uitwerking OVC van 11 april 2012, dossierpagina D 2 95.
Het proces-verbaal van bevindingen uitwerking OVC van 12 april 2012, dossierpagina D 2 112.
Het proces-verbaal van bevindingen van 30 augustus 2012, dossierpagina E 111 met bijlage
Het proces-verbaal van observeren met nummer HGL/00638/2012, dossierpagina E 113/114.
Het proces-verbaal van bevindingen met nummer 20121306 1600 1627 van 13 juni 2012, dossierpagina E 130/131 met bijlagen.
Het proces-verbaal van bevindingen met nummer 20120704 van 5 juli 2012, dossierpagina G 2, 319/320.
Het proces-verbaal van bevindingen van 31 juli 2012, dossierpagina G 2, 321/322.
Het proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 20120803 1600 van 3 augustus 2012, inhoudende de verklaring van [getuige 7] , dossierpagina G 2, 349.
Het proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 20120803 1600 van 8 augustus 2012, inhoudende de verklaring van [getuige 8] , dossierpagina G 2, 341.
Het proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de op 17 februari 2015 afgelegde verklaring van een getuige wiens identiteit verborgen wordt gehouden.