NJB 2014/255:Mededinging. In de jaren negentig verplichtte makelaarsvereniging NVM haar leden om gebruik te maken van een bepaald kantoorautomatiserings- en objectuitwisselingssysteem. HPC wilde een ander systeem aan makelaars verkopen en daarom in de gelegenheid worden gesteld haar systeem te koppelen aan dat van NVM. NVM heeft de mogelijkheid daartoe steeds opengehouden, maar de daarvoor benodigde specificaties uiteindelijk pas beschikbaar gesteld toen HPC reeds failliet was. De curator houdt NVM aansprakelijk wegens mededingingsbeperkende gedragingen. HR: 1. Mededingingsbeperkend gevolg. Voor de toepasselijkheid van art. 6 lid 1 Mw is niet vereist dat de wil van overtreder gericht is op overtreding en evenmin dat het besluit van een overtredende ondernemersvereniging betrekking heeft op de markt waarop haar leden actief zijn. 2. Verjaring. Aanvang verjaringstermijn. Bekendheid met de schade. Het oordeel van het hof dat NVM onvoldoende heeft gesteld voor de conclusie dat HPC eind jaren negentig al (voldoende) bekend was met de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. 3. Misbruik van economische machtspositie. Het oordeel van het hof dat de mededinging door HPC door de handelwijze van NVM niet volledig uitgeschakeld kon worden, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Het daarop gebaseerde oordeel dat niet is voldaan aan een van de cumulatieve voorwaarden voor misbruik van machtspositie in geval van leveringsweigering, wordt dan ook tevergeefs bestreden