NJ 2021/140
Ongemaximeerde duur TBS; art. 248a Sr aangemerkt als ‘geweldsmisdrijf’.
HR 23-06-2020, ECLI:NL:HR:2020:1085
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
23 juni 2020
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, A.L.J. van Strien, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
18/03101
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS263956:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Sancties
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1085, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑06‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:451, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑05‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑11‑2019
- Wetingang
Essentie
Ongemaximeerde duur TBS; hof kon art. 248a Sr aanmerken als misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, ook al was geen sprake van fysieke nabijheid en lijfelijk contact; geen TBS mogelijk ter zake grooming.
Samenvatting
- 1.
De wetgever heeft met het vervallen van de woorden ‘met hem’ in art. 248a lid 1 (oud) Sr beoogd uitdrukkelijk ook strafbaar te stellen een kind van nog geen achttien jaren door de in dat artikellid genoemde middelen opzettelijk te bewegen tot ontuchtige handelingen op afstand ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.