Hof Den Haag, 20-03-2013, nr. 22-005628-12
ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ5340, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
20-03-2013
- Zaaknummer
22-005628-12
- LJN
BZ5340
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ5340, Uitspraak, Hof Den Haag, 20‑03‑2013; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:3055, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMID:2008:BG4785, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 20‑03‑2013
Inhoudsindicatie
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gekwalificeerde mishandeling van een medewerkster van de Thuiszorg, door haar in zijn woning koffie met daarin de stof Midazolam te drinken te geven. Zij is hierdoor in een diepe slaap gevallen en kan zich vanaf het moment dat zij op bed ging liggen tot het moment dat zij wakker werd, niets meer herinneren. Voorts heeft de verdachte zich gedurende een periode van ruim vijf weken schuldig gemaakt aan belaging van een 17-jarig meisje. Hij heeft haar, zij was steeds op de fiets, in de nachtelijke- en avonduren hinderlijk en intimiderend met de auto gevolgd. Ook heeft hij zich opgehouden in de straat waar zij woonde. Ten slotte heeft de verdachte op of aan een plaats die voor het openbaar verkeerd bestemd is, gemasturbeerd. Het hof veroordeelt de verdachte tot zestien maanden gevangenisstraf.
Partij(en)
Rolnummer: 22-005628-12
Parketnummer: 12-715447-07
Datum uitspraak: 20 maart 2013
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Middelburg van 19 november 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1955,
ter terechtzitting in hoger beroep van 6 maart 2013 opgegeven adres[adres],
thans gedetineerd in [Penitentiaire Inrichting].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 9 juli 2009, 17 december 2009, 17 mei 2010,
- 17.
februari 2011, 28 februari 2011, 1 maart 2011 en -na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden- het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 6 maart 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is aan de verdachte tevens een maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit hof heeft in hoger beroep bij arrest d.d. 15 maart 2011, met vernietiging van het vonnis van de rechtbank Middelburg van 19 november 2008 - de verdachte van het onder 3 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 primair, 2 en 4 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 19 maanden, met aftrek van voorarrest. Bovendien is aan de verdachte tevens een maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd.
Namens de verdachte is tegen dit arrest van dit hof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 20 november 2012 voormeld arrest van het hof vernietigd, doch uitsluitend voor wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 ten laste gelegde en de strafoplegging en de zaak teruggewezen naar dit gerechtshof, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Het hof zal met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad der Nederlanden opnieuw rechtdoen in hoger beroep.
Ingevolge de verwijzingsopdracht van de Hoge Raad dient het hof te oordelen over de bewezenverklaring van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde en de straf- en maatregeloplegging ter zake van de feiten 2 en 4, en van, ingeval van bewezenverklaring, feit 1.
Het onder 3 ten laste gelegde is derhalve, noch voor de bewezenverklaring, noch voor strafmaat, aan het oordeel van het hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
- 1.
hij op of omstreeks 27 september 2006 te [pleegplaats] opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, hebbende hij, verdachte, met dat opzet die [slachtoffer] eenmaal of meermalen een kop/beker koffie, met daarin (telkens) heimelijk een dosis, in elk geval een hoeveelheid van het slaapmiddel Dormicum, bevattende de stof Midazolam, in elk geval een hoeveelheid van een (krachtig) verdovend middel, doen drinken,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid is geraakt, althans in slaap is gevallen en hebbende hij, verdachte, aldus die [slachtoffer] de bewegingsvrijheid ontnomen en/of die [slachtoffer] belet zich (vrij) te bewegen waarheen zij wilde;
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring mocht leiden:
hij op of omstreeks 27 september 2006 te [pleegplaats], opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk mishandelend, een persoon,
[slachtoffer], opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal koffie, met daarin (telkens) een overdosis, in elk geval een hoeveelheid van het middel Midazolam, in elk geval een overdosis/hoeveelheid van een krachtig sedatief middel, zijnde een voor de gezondheid schadelijke stof heeft gegeven, tengevolge waarvan die [slachtoffer] gedrogeerd is geraakt, in elk geval schade voor de gezondheid heeft ondervonden en/of de gezondheid van die [slachtoffer] is benadeeld;
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal, behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
- 1.
subsidiair:
hij op 27 september 2006 te [pleegplaats], opzettelijk mishandelend, een persoon, [slachtoffer], koffie, met daarin een hoeveelheid van het middel Midazolam, zijnde een voor de gezondheid schadelijke stof heeft gegeven, tengevolge waarvan die [slachtoffer] gedrogeerd is geraakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Het hof gaat op grond van de gebezigde bewijsmiddelen van het navolgende uit.
Uit de aangifte van [slachtoffer] blijkt dat zij, na het drinken van (twee kopjes) koffie bij de verdachte, onwel is geworden. Volgens aangeefster rook en smaakte de eerste kop koffie, welke zij in de ochtend van
27 september 2006, iets naar negenen, van de verdachte kreeg, naar mannenparfum. Zij voelde zich daarna duizelig. Zij is vervolgens, op voorstel van de verdachte, op bed gaan liggen, waar zij na ruim twee uur ontwaakte. Aangeefster herinnert zich niets meer vanaf het moment dat ze op bed ging liggen tot het moment dat ze ontwaakte.
Aangeefster heeft verklaard de koffie te hebben gedronken uit een zwart-witte mok. Diezelfde dag nog zijn twee zwart-witte mokken uit de vaatwasmachine van de verdachte gehaald. Uit onderzoek van het NFI blijkt dat in één van de twee uit de vaatwasmachine inbeslaggenomen mokken de stof Midazolam is aangetroffen. Deze stof is ook in het bloed van aangeefster aangetroffen. Uit gegevens van de apotheek waarvan de verdachte zijn medicijnen betrekt blijkt dat op 20 en 23 september 2004 het slaapmiddel Dormicum aan verdachte is verstrekt. In het dossier bevindt zich voorts de verklaring van getuige [getuige], apotheker van beroep, waaruit blijkt dat Midazolam wordt verkocht onder de productnaam Dormicum.
De verdachte heeft verklaard dat hij alleen in 2004 het slaapmiddel Dormicum heeft gebruikt en dat hij op aanraden van zijn huisarts een tablet in een kopje water oploste, zodat het sneller in het bloed zou worden opgenomen. Hij heeft voorts verklaard dat hij het middel na 2004 niet meer in huis heeft gehad. Volgens de verdachte heeft hij aangeefster niet opzettelijk een kop koffie met daarin een tablet Dormicum te drinken gegeven, maar was er sprake van een vergissing.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 6 november 2008 blijkens het proces-verbaal van die terechtzitting verklaard dat de twee zwart-witte mokken die door het Nederlands Forensisch Instituut zijn onderzocht, waar op één van de mokken de streepjescode nog op de onderkant was bevestigd, hoogstens een paar maanden voor het onderhavige feit aan hem cadeau zijn gegeven.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 6 maart 2013 verklaard dat de rechtbank zijn hiervoor bedoelde verklaring niet juist heeft weergegeven in het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep zijn evenwel geen feiten en omstandigheden gebleken of aannemelijk geworden die aanleiding zouden vormen voor twijfel aan de juistheid van die weergave van de verklaring van de verdachte, zoals opgenomen in dat zittingsproces-verbaal in eerste aanleg, gevoegd bij de bevinding dat er op een van de twee mokken nog een streepjescode zat, zodat het hof de verdachte aan deze verklaring houdt.
Nu de verdachte heeft verklaard dat het nieuwe mokken betrof, acht het hof de verklaring van de verdachte dat de in één van de mokken aangetroffen resten Dormicum afkomstig zijn van een daarin per ongeluk terechtgekomen tablet van de door de verdachte voor het laatst in 2004 gebruikte medicatie, ongeloofwaardig.
Gelet op het bovenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte aan [slachtoffer] doelbewust een kop/beker koffie heeft gegeven, met daarin heimelijk, buiten haar medeweten, een (opgeloste) hoeveelheid van het slaapmiddel Dormicum, bevattende de werkzame stof Midazolam. Deze koffie met slaapmedicatie heeft hij het slachtoffer laten opdrinken met, zie hierna, het doel die [slachtoffer] in een (diepe) slaap te krijgen.
[slachtoffer] heeft verklaard dat ze duizelig werd na het drinken van de koffie en dat ze zeker twee uur in diepe slaap is geweest, dit terwijl zij die ochtend, na een normale nachtrust, naar de verdachte was gekomen om aldaar te komen schoonmaken. Zij kan zich niets meer herinneren vanaf het moment dat zij op bed is gaan liggen tot ze weer wakker werd.
Naar 's hofs oordeel kunnen de handelingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm en in onderling verband en samenhang bezien, worden aangemerkt als zijnde zo zeer gericht op het in een slapende toestand brengen van [slachtoffer] dat het niet anders kan dan dat de verdachte de opzet, in ieder geval in voorwaardelijke zin, heeft gehad om haar middels voornoemde stof te drogeren. De verdachte heeft door zijn handelwijze, als hierboven omschreven, en de geschetste en ook te verwachten gevolgen willens en wetens het risico genomen de gezondheid van [slachtoffer] te schaden. Aldus heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling in de zin van artikel 300, vierde lid jo. artikel 304, ahf. en onder drie, van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd door toediening van voor het leven of de gezondheid schadelijke stoffen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair, 2 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest en oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gekwalificeerde mishandeling van een medewerkster van de Thuiszorg, door haar in zijn woning koffie met daarin de stof Midazolam te drinken te geven. Zij is hierdoor in een diepe slaap gevallen en kan zich vanaf het moment dat zij op bed ging liggen tot het moment dat zij wakker werd, niets meer herinneren. Blijkens een aanvullende verklaring van het slachtoffer heeft dit feit een grote impact op haar gehad.
Voorts heeft de verdachte zich gedurende een periode van ruim vijf weken schuldig gemaakt aan belaging van een 17-jarig meisje. Hij heeft haar, zij was steeds op de fiets, in de nachtelijke- en avonduren hinderlijk en intimiderend met de auto gevolgd. Ook heeft hij zich opgehouden in de straat waar zij woonde. Het slachtoffer heeft de handelingen van de verdachte als uitermate bedreigend en ingrijpend ervaren en kunnen leiden tot langdurige psychische schade, hetgeen ook blijkt uit de slachtofferverklaring die ter terechtzitting in eerste aanleg is overgelegd.
Ten slotte heeft de verdachte op of aan een plaats die voor het openbaar verkeerd bestemd is, gemasturbeerd. Dergelijk aanstootgevend gedrag levert een forse verstoring van de openbare orde op.
Mede in aanmerking nemende de thans bewezenverklaarde feiten, is het hof - anders dan de advocaat-generaal - van oordeel dat geen termen aanwezig zijn aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen.
Voorts constateert het hof dat de behandeling van de zaak in hoger beroep niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, nu sedert het instellen van het hoger beroep op 28 november 2008 en het wijzen van het arrest in hoger beroep d.d. 15 maart 2011 meer dan twee jaren is verstreken.
Het hof zal deze termijnoverschrijding verdisconteren door de in beginsel door de ernst van de bewezenverklaarde feiten gerechtvaardigde onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden te matigen met twee maanden, zodat een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden resteert.
Het hof merkt tot slot op dat de voorlopige hechtenis met een apart geminuteerde beschikking d.d. 7 maart 2013, met ingang van 8 maart 2013, is opgeheven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte ter zake van de feiten 1 subsidiair, 2 en 4 tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. L.F. Gerretsen-Visser,
mr. F.A.M. Bakker en mr. I.P.A. van Engelen, in bijzijn van de griffier mr. M.C. Bongaerts.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 maart 2013.
Mr. I.P.A. van Engelen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.