Einde inhoudsopgave
Besluit verliesverrekening, toepassing artikel 20a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969
7.1 Factoren beoordeling inkrimping
Geldend
Geldend vanaf 09-03-2024
- Bronpublicatie:
27-02-2024, Stcrt. 2024, 6592 (uitgifte: 08-03-2024, regelingnummer: 2023-26252)
- Inwerkingtreding
09-03-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-02-2024, Stcrt. 2024, 6592 (uitgifte: 08-03-2024, regelingnummer: 2023-26252)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten
Vennootschapsbelasting / Verliesverrekening
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een dergelijke inkrimping kunnen verschillende factoren een rol spelen, zoals de personeelsbezetting, de omzet en de bezittingen. Welke factoren doorslaggevend zijn, hangt af van de desbetreffende bedrijfstak. Voor de factor bezittingen is sprake van een momentopname. De factor omzet heeft echter naar zijn aard betrekking op een bepaalde periode. Welke omzetperiode in het oudste verliesjaar, respectievelijk het jaar van belangwijziging, het beste inzicht biedt, is afhankelijk van de omstandigheden. Wijzigt bijvoorbeeld het belang midden in het jaar, dan is een vergelijking van de jaaromzet in beginsel minder bruikbaar. Is sprake van seizoensgebonden werkzaamheden, dan kan een vergelijking van bepaalde maanden of kwartalen tot een vertekend beeld leiden. Ook kan van belang zijn om wat voor soort inkrimping het gaat, geleidelijk of abrupt. Zo zal een abrupte inkrimping aan het eind van het jaar in de jaaromzet slechts zeer beperkt zichtbaar zijn, waardoor een vergelijking van de jaaromzet in beginsel weinig zinvol zal zijn voor de beoordeling van de aanwezigheid van een kwalificerende inkrimping.